ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09110

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0117
Datum uitspraak: 10-03-2010
Datum publicatie: 10-03-2010
Zaaknummer(s): 09110
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij bij haar zoon niet de benodigde behandelingen heeft uitgevoerd, geen röntgenfoto’s heeft gemaakt, patiënt niet naar een mondhygiëniste heeft verwezen dan wel op tijd heeft doorgestuurd naar het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde. Verweerder heeft gemotiveerd verweerder gevoerd. Volgens het college kan niet worden gezegd dat verweerder in de zorg te kort is geschoten door de cariës aan het melkgebit niet te behandelen en te volstaan met controles en adviezen over poetsen en spoelen. Toen bleek dat zich cariës in blijvende kiezen had ontwikkeld, heeft verweerder patiënt daarvoor behandeld. Het college wijst de klacht af.  

Uitspraak: 10 maart 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 18 juni 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde mr. A.B. Noordhof te Roermond

tegen:

C

tandarts

werkzaam en wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. L.Beij te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         een brief van de gemachtigde van klaagster d.d. 25 september 2009 met bijlagen

-         de dupliek

-         de brief d.d. 15 januari 2010 van de gemachtigde van klaagster met een CD-rom met OPG’s van de zoon van klaagster.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 29 januari 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht. De gemachtigden hebben daarbij gebruik gemaakt van pleitnotities, die zijn overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

De klacht betreft de zoon van klaagster, hierna patiënt te noemen, geboren in 2000. Op 13 februari 2002 is patiënt ingeschreven in de praktijk van verweerder. Patiënt is bekend met een N.facialis parese Li. Klaagster is in de jaren 2002 en 2003 driemaal voor periodiek preventief onderzoek bij verweerder geweest. Een collega van verweerder constateerde op 24 augustus 2004 “mondhygiëne moeizaam”. In mei 2007 adviseerde verweerder een elektrische tandenborstel te gebruiken en 2x per week te spoelen met een fluoride preparaat. Verweerder constateerde dat de elementen 75 en 65 in de gaten gehouden moesten worden. Op 3 april 2008 heeft verweerder in de elementen 26 en 36 een vulling van glasionomeercement gemaakt. De behandeling verliep moeizaam. Op 8 mei 2005 stelde verweerder aan klaagster controle om de 3 maanden voor. Op 4 juni 2008 was patiënt zonder bericht afwezig. Op 6 februari 2009 meldde patiënt zich met caries profunde en pijn aan element 26. Op 17 februari 2009 heeft verweerder een brief aan het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde (CBT) te E geschreven met het verzoek patiënt met spoed onder de hoede te nemen. Patiënt is niet meer bij verweerder geweest. Op 27 mei 2009 heeft patiënt onder algehele anesthesie in het ziekenhuis een uitgebreide behandeling ondergaan.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Het college verstaat de klacht aldus dat klaagster verweerder verwijt dat hij niet de benodigde behandelingen heeft uitgevoerd althans röntgenfoto´s heeft gemaakt, waardoor de problemen aan het gebit van patiënt eerder duidelijk waren geworden, en patiënt ook niet naar een mondhygiëniste heeft verwezen dan wel op tijd heeft doorgestuurd naar het CBT.

Klaagster voert daartoe ­ kort en zakelijk weergegeven – het navolgende aan.

Tijdens de bezoeken aan verweerder heeft klaagster herhaalde malen aangegeven dat zij vond dat de tanden van patiënt er niet goed uitzagen. Klaagster heeft gevraagd wat zij er aan kon doen en of er met het tandenpoetsen - drie keer per dag -  iets verkeerd gedaan werd. Verweerder heeft toen een spoelmiddel meegegeven. Verweerder vond patiënt onvoldoende coöperatief, maar in E werd aangegeven dat patiënt niet meer nodig heeft dan een beetje geduld en begeleiding. Patiënt heeft veel meegemaakt vanaf zijn geboorte. Dat kun je wel aan hem merken, bijvoorbeeld doordat hij soms zenuwachtig en wat drukker wordt. Klaagster heeft tegen verweerder gezegd dat patiënt verstandelijk niets mankeert. Patiënt is vanaf dit jaar in verband met zijn motorische achterstand naar een aparte school gegaan. Als verweerder het gevoel had dat het gedrag van patiënt een rol speelde bij de behandeling, dan had hij eerder aan moeten geven dat hij hem niet kon behandelen. Klaagster kan zich niet herinneren dat verweerder geprobeerd heeft om foto’s van het  gebit te maken. Dat het gebit er niet goed uitzag is niet iets van de laatste vier maanden. De afspraak van december 2008 heeft klaagster moeten verzetten omdat patiënt een operatie aan zijn voet had gehad. Verder is er geen afspraak gemist. De behandeling van 27 mei 2009 was rigoureus; er zijn diverse gebitselementen getrokken. Het spreekt voor zich dat dit een zeer ingrijpende en onplezierige behandeling is geweest, die voor een jong kind traumatisch is. Klaagster heeft dit met lede ogen moeten aanschouwen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder behandelt regelmatig kinderen. Naar zijn overtuiging is behandeling van kinderen niet noodzakelijk als daartoe geen directe behandelindicatie bestaat. Verweerder maakt geen röntgenfoto’s als het gebit met het blote oog goed te controleren is. Verweerder verwijst kinderen niet naar de mondhygiëniste als een dergelijke behandeling geen toegevoegde waarde heeft en hij te maken heeft zeer gemotiveerde ouders, zoals klaagster. Verweerder heeft er voor gekozen om klaagster een passend advies te geven over het poetsen van de tanden van patiënt en het spoelen. Op 3 april 2008 heeft verweerder geconstateerd dat ondanks de getroffen maatregelen sprake was van cariës in de elementen 26 en 36. Op voormelde datum en 8 mei 2008 zijn er vullingen in die elementen gemaakt. De behandelingen verliepen moeizaam door overmatig speeksel en beweeglijkheid van patiënt. Verweerder heeft foto’s trachten te maken, hetgeen mislukte doordat patiënt te beweeglijk was. Vanwege de matige mondhygiëne heeft verweerder de ouders van patiënt geadviseerd vier keer per jaar voor periodiek preventief onderzoek te komen. Patiënt is steeds opgeroepen, maar daar is niet altijd gehoor aan gegeven. Verweerder heeft klaagster gevraagd naar de reden van de afwezigheid en gehamerd op het nakomen van de controleafspraken. Hij heeft niets opgeschreven over de reden van niet verschijnen. Verweerder heeft zelf het initiatief genomen om patiënt naar het CBT te verwijzen. Hij heeft klaagster uitgenodigd in de praktijk om dit uit te leggen. Toen zij niet kwam en verweerder telefonisch geen contact kreeg, heeft hij na de controle op 6 februari 2009 een verwijsbrief gemaakt. Verweerder heeft de indicatie voor de behandeling niet kunnen toetsen omdat klaagster de behandelovereenkomst had opgezegd. Hij is niet betrokken geweest bij het behandelplan van het CBT. Verweerder wenst op te merken dat de behandeling onder volledige narcose is verricht, zodat van een traumatische ervaring bij patiënt geen sprake kan zijn geweest.

5. De overwegingen van het college

Duidelijk is geworden dat verweerder de cariës aan het melkgebit niet heeft behandeld en heeft volstaan met controles en adviezen over poetsen en spoelen. Volgens het college kan niet worden gezegd dat verweerder daarmede in de zorg te kort is geschoten. Toen op 3 april 2008 bleek dat zich cariës in blijvende kiezen had ontwikkeld, heeft verweerder patiënt direct en op 8 mei 2008 daarvoor behandeld. Partijen verschillen van mening over de vraag of verweerder toen getracht heeft foto’s te maken. Verweerder heeft aangegeven dat de poging is mislukt vanwege te grote beweeglijkheid van patiënt. Dat de beweeglijkheid van patiënt bij de behandeling een belangrijke factor was, is naar het oordeel van het college evident. Voorts staat vast dat verweerder klaagster heeft geadviseerd met patiënt vier keer per jaar op controle te komen. Op de na het consult van 8 mei 2008 gemaakte afspraak voor 4 juni 2008 is patiënt niet verschenen. Na de controle op 4 september 2008 zijn klaagster en patiënt niet op de afspraak van december 2008 verschenen, kennelijk in verband met een voetoperatie van patiënt. Onweersproken is dat verweerder na september 2008 een verwijzing naar het CBT wilde bespreken en daartoe pogingen heeft ondernomen. Toen verweerder op 6 februari 2009 werd geconfronteerd met een caries profunda en pijn aan element 26 en een behandeling onder narcose geïndiceerd achtte, heeft verweerder op 17 februari 2009 een brief aan het CBT gestuurd met het verzoek patiënt met spoed te zien.

Het vorenstaande brengt mede dat de klacht op alle onderdelen ongegrond wordt bevonden. Dit laat onverlet dat het college zich kan voorstellen dat de aanblik van patiënt na de behandeling op 27 mei 2009 een heftige emotionele reactie bij klaagster teweeg heeft gebracht.   

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet, als lid-jurist, R.F. Lamp, dr. R.H. Groot en J.G.J.M. Niessen, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2010 in aanwezigheid van de secretaris.