ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0108 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09141

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0108
Datum uitspraak: 24-02-2010
Datum publicatie: 24-02-2010
Zaaknummer(s): 09141
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

Uitspraak: 24 februari 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 augustus 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mr. drs. A.H.J. de Kort te Sint-Michielsgestel

tegen:

C

orthopedisch chirurg

wonende te D

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek.

Er is geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen.

De zaak is op 13 januari 2010 in raadkamer besproken.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 10 november 2003 verwees de huisarts van klager hem naar verweerder wegens vier weken bestaande klachten aan de linkerpols; er was ook sprake van tintelende vingers, een en ander ondanks rust en zwachtel. Er was geen trauma bekend. De huisarts dacht aan een surmenagebeeld.

Mede omdat er geen afwijkingen op de foto zichtbaar waren, er geen tekenen waren van dystrofie en er geen recent trauma werd aangegeven, leek verweerder, ook gelet op het beroep van klager (loodgieter) de diagnose flexoren tendinopathie op basis van surmenage gerechtvaardigd. Verweerder besloot tot tijdelijke (absolute) immobilisatie (vier weken) door middel van gips.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager kreeg na de (absolute) gipsimmobilisatie toenemende pijn. Na verwijdering van het gips is klager bij de fysiotherapeut geweest die hem doorstuurde naar een collega van verweerder. Deze kwam tot de conclusie: chronische tendinitis flexor carpi ulnaris met waarschijnlijk ulnaropathie, met mogelijk een dystrofiecomponent. Tijdelijk geeft hij een spalk. Hij meldt dat verweerder de pols te vlug in het gips heeft gezet en dat dit vervelende gevolgen kan hebben. Hij verwijst klager naar de neuroloog. Deze stelt lichte trofische stoornissen vast aan de hand. Via een anesthesioloog wordt klager verwezen naar een revalidatiecentrum, waar een soort CRPS-beeld in de linkerhand wordt vastgesteld. Vanwege dystrofie wordt klager behandeld door een (andere) neuroloog, die ook zegt dat verweerder te snel heeft geïmmobiliseerd.

De klacht luidt dat verweerder is tekortgeschoten door het volledig immobiliseren van het polsgewricht, waardoor de klachten zijn verergerd

Verweerder heeft onzorgvuldig medisch dossier gevoerd; hij schrijft aan de huisarts dat het over de rechterpols gaat en in het dossier is moeilijk vast te stellen of er linker- of rechterpols geschreven staat.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is van mening dat hij lege artis heeft gehandeld. Voor het overige zal hierna, voor zoveel nodig, op het verweer worden ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Het college is van oordeel dat het beleid van verweerder om gedurende vier weken absoluut te immobiliseren niet verwijtbaar is, mede gelet op de door verweerder aangedragen omstandigheden. De door klager aangedragen literatuur wijst een dergelijke immobilisatie niet af. Ten tijde van het onderzoek door verweerder waren er nog geen aanwijzingen voor dystrofie, maar zelfs indien dat anders was geweest zou het beleid nog niet verwijtbaar zijn geweest. Het bestaan van persisterende pijn in gips zou bij een CRPS kunnen passen. In het dossier wordt de diagnose CRPS overigens met de nodige voorzichtigheid door anderen gesteld. Overigens zijn in de stukken geen objectieve gegevens aanwezig met betrekking tot de door klager genoemde negatieve uitlatingen van collega’s van verweerder over het beleid van verweerder. In zoverre is de klacht kennelijk ongegrond.

Verweerder had in het – overigens toch al summiere – dossier zorgvuldiger moeten zijn in de aanduiding van de pols (links in plaats van rechts) maar het zou te ver voeren om verweerder terzake tuchtrechtelijk een verwijt te maken. Dit onderdeel van de klacht zal worden afgewezen omdat het van onvoldoende gewicht is.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. H.P.H. van Griensven, als voorzitter, G.B.W.M. Wensing en

M. Bonnet, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. J.C. Out, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2010 in aanwezigheid van de secretaris.