ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0104 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 0949b
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0104 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-02-2010 |
Datum publicatie: | 24-03-2010 |
Zaaknummer(s): | 0949b |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: |
Uitspraak: 24 februari 2010
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 februari 2009 binnengekomen klacht van:
A
verblijvende te B
klager
tegen:
G
psychiater
werkzaam te F
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en de aanvullingen daarop
- het verweerschrift
- de repliek
- de dupliek.
Er is geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen. De raadkamer heeft plaatsgevonden op
13 januari 2010.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Verweerder is (tot april 2007) werkzaam geweest in een forensisch psychiatrische kliniek te E., waar hij bemoeienissen had met de daar verblijvende klager.
Klager kreeg vele jaren geleden TBS met dwangverpleging, na een levensdelict. Klager werd in de kliniek regelmatig door verweerder gezien.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Verweerder durft te beweren dat klager schizofreen is, terwijl hij nog nooit een gesprek met klager heeft gevoerd, terwijl in de kliniek waar klager eerder verbleef wekelijks gesprekken met een psychiater plaatsvonden. Om klager in de longstay te krijgen heeft verweerder een rapport uit 1980 gebruikt.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder beschikt niet meer over het medisch dossier; hij moet daarom uit zijn herinnering putten.
Klager kreeg TBS omdat hij volgens de onderzoekers lijdende was aan een chronisch psychotische stoornis. Hij werd destijds vanuit een andere kliniek overgebracht met als doel een eventuele reclassering na een tweede behandelpoging. Klager bleef echter onbehandelbaar, mede ten gevolge van medicatieweigering. Vanuit risicotaxatie was ook sprake van psychopathie. Verweerder zag klager regelmatig met als doel psychoëducatie en vooral in verband met klagers niet aflatende onderhandelingen rond medicatie en vrijheden. Klager kreeg een state of the art klinisch psychiatrische behandeling door middel van sociotherapie, psychofarmacatherapie, individuele psychiatrische en psychologische counseling, groepspsychoëducatie en diverse non-verbale therapievormen.
5. De overwegingen van het college
Naar het oordeel van het college is de gegrondheid van de klachten niet komen vast te staan. Klager heeft het verweer van verweerder dat, gelet op het feit dat verweerder niet kon beschikken over het dossier, redelijk gespecificeerd is, onvoldoende bestreden. Het had op de weg van klager gelegen om, gestaafd door stukken uit zijn dossier, de niet onaannemelijk voorkomende stellingen van verweerder te weerleggen.
Niet is komen vast te staan of aannemelijk geworden dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de hem betamende zorg of anderszins heeft gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.
Het college acht de klacht daarom kennelijk ongegrond.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus gewezen door mr. H.P.H. van Griensven, als voorzitter, G.B.W.M. Wensing en
M.Ch. Doorakkers, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. J.C. Out, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2010 in aanwezigheid van de secretaris.