ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0097 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 08201

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0097
Datum uitspraak: 01-03-2010
Datum publicatie: 01-03-2010
Zaaknummer(s): 08201
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, sportarts, dat hij klager ten onrechte heeft goedgekeurd voor de functie van brandwacht. Deze functie was reeds bij aanvang niet passend voor klager. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat ook indien er vanuit wordt gegaan dat het (alleen) ging om een keuring voor de opleiding, uit de stukken diende te blijken wat tijdens de opleiding aan belastbaarheidseisen gold en of klager daaraan voldeed. Dat is niet het geval. De keuring was te weinig toegesneden op de specifieke situatie van klager. Verweerder is sportarts maar heeft zich begeven op het gebied van de arbeidsgeneeskunde. Beslissing: gegrond, waarschuwing.    

Uitspraak: 1 maart 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 december 2008 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mr. G.J. Knotter te Utrecht

tegen:

C

sportarts

werkzaam te D

wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. V.C.A.A.V. Daniels te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         het schrijven van klager d.d. 13 januari 2010 met bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 18 januari 2010 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager werd in 1992 arbeidsongeschikt. In 2004 vond een periodieke herbeoordeling plaats in het kader van de WAO, waarbij de arbeidsongeschiktheid werd bepaald op 65-80%. Het UWV wilde onderzoeken of het mogelijk was om klager te re-integreren en schakelde daarvoor bureau E in. Dit bureau heeft met klager gesproken over de mogelijkheid om een opleiding tot brandwacht te volgen met baangarantie. Vervolgens heeft E een ander bureau, F services’, ingeschakeld. Verweerder, op dat moment als sportarts verbonden aan het Sportmedisch Centrum, kreeg van ‘F” de opdracht  om klager te keuren. Verweerder keurde klager goed op 28 juni 2005, waarna klager is begonnen met de opleiding tot brandwacht. Klager slaagde voor deze opleiding en ging, na een proefplaatsing van vier maanden, op 1 juni 2006 als brandwacht aan de slag. Klager viel op 26 juni 2007 blijvend uit voor deze functie.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij klager ten onrechte heeft goedgekeurd voor de functie van brandwacht. Dit blijkt uit de bevindingen van de bedrijfsarts in de probleemanalyse WIA d.d. 2 oktober 2007, waarin staat: betrokkene is ten onrechte door het UWV arbeidsgeschikt bevonden voor de functie van brandwacht. De functie (industrieel) brandwacht was reeds bij aanvang niet passend voor klager vanwege zijn beperkingen aan het bewegingsapparaat. De anamnese van verweerder schoot tekort en de beoordeling van de ernst en de invalidiserende werking van de rug- en knieklachten bij fysieke belasting was onvoldoende. Verweerder heeft een beperkte flexiemogelijkheid van de rechterknie geconstateerd, maar daar geen conclusies aan verbonden. Deze knie was echter het grote obstakel bij voltooiing van de opleiding en de uitvoering van de werkzaamheden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder kreeg een mondeling verzoek van ‘F’ zonder dat er specifieke belastbaarheideisen waren geformuleerd. Het doel van de keuring was om vast te stellen of klager de opleiding tot brandwacht met een redelijke kans op succes en zonder noemenswaardige kans op aanvullende gezondheidsschade kon volgen. Verweerder heeft een groot sportmedisch onderzoek verricht, bestaande uit een anamnese, lichamelijk onderzoek, waarbij met name de cardiale en pulmonale situatie werd beoordeeld, alsmede het bewegingsapparaat in relatie tot de te verwachten belasting van de opleiding tot brandwacht. Vervolgens werd aanvullende diagnostiek verricht, bestaande uit een biometrie, bloeddrukmeting, pols, een visustest, een longfunctietest en een ECG in rust en bij inspanning. De keuringsopdracht gold alleen voor de duur van de opleiding en verweerder ging uit van de volgende eisen: algemene fitheid, afwezigheid van cardiale afwijkingen, beperkingen van cardiale risicofactoren, algeheel goed functioneren van het bewegingsapparaat en het signaleren van risicofactoren voor het disfunctioneren hiervan. Verweerder heeft geen informatie ontvangen over eerdere beoordelingen van klager op grond van de WAO en de uit anamnese en onderzoek verkregen gegevens vormden geen aanleiding om deze op te vragen, temeer daar de klachten tijdens de keuring niet langer aanwezig waren en klager niet recentelijk bij een huisarts of specialist was geweest. Klager gaf aan dat hij was afgekeurd in verband met rugklachten en daarvan zou geen sprake meer zijn. Verweerder heeft bij klager een lichte scoliose vastgesteld, maar deze stond niet in de weg aan het volgen van de opleiding tot brandwacht. Verweerder heeft tevens geconstateerd dat de rechterknie een beperkte flexiemogelijkheid had, zonder dat dit functionele problemen met zich meebracht. Klager viel pas uit in juni 2007, twee jaar nadat verweerder klager had gezien en uit de rapportages blijkt niet dat klager de beperkingen al had op het moment dat verweerder hem keurde.

5. De overwegingen van het college

Verweerder zegt dat hij klager alleen gekeurd heeft voor de opleiding tot brandwacht en niet voor de functie zelf. Dat blijkt echter niet uit het keuringsverslag. Daarin staat immers als reden voor de medische keuring: ‘brandwacht’. Bovendien is de conclusie van verweerder onder het keuringsverslag: ‘geen medische bezwaren tegen werk als brandwacht’. Echter, ook indien er - met verweerder - vanuit wordt gegaan dat het (alleen) ging om een keuring voor de opleiding tot brandwacht, dan diende uit het keuringsrapport/medisch dossier te blijken a) wat de tijdens de opleiding aan klager te stellen belastbaarheidseisen waren en b) of hij daaraan voldeed. Verweerder stelt weliswaar dat hij het bewegingsapparaat heeft gekeurd in relatie tot de te verwachten belasting van de opleiding tot brandwacht, maar dat valt uit het keuringsverslag en/of het medisch dossier niet op te maken. Het ging volgens klager om een praktijkgerichte opleiding van drie tot vier dagen per week. Een van de opleidingseisen was dat klager met een fles perslucht van ongeveer 17 kg op zijn rug flinke afstanden moest kunnen lopen. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke activiteit belastend is voor rug en knieën, zeker in het geval van klager die, naar verweerder wist, al 12 jaar last had van rugklachten, op 11 jarige leeftijd een bovenbeenfractuur had gehad, waarbij later een reconstructie heeft plaatsgevonden, een aantal keren aan zijn rechterknie was geopereerd en bij wie sprake was van een beenlengteverschil. Het keuringsrapport en/of medisch dossier vermeldt niets hierover in relatie tot de opleidingseisen, zoals het dragen van de fles perslucht, het veelvuldig trappen lopen en hurken en andere lichamelijke activiteiten die een brandwacht in opleiding moet verrichten.

Het college stelt vast dat de door verweerder verrichte keuring te weinig was toegesneden op de specifieke situatie van klager en diens verminderde belastbaarheid in relatie tot de aan klager tijdens de opleiding tot brandwacht te stellen eisen. Verweerder heeft zich onvoldoende verdiept in de langdurige arbeidsongeschiktheid van klager. De anamnese was niet volledig. Verweerder is sportarts maar heeft zich, door de keuringsopdracht aan te nemen en klager te keuren, in feite begeven op het gebied van de arbeidsgeneeskunde, zonder daarvoor voldoende gekwalificeerd te zijn.

Samenvattend komt het college tot de conclusie dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten. De klacht is gegrond en de oplegging van na te melden maatregel wordt daarvoor passend geacht.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gegrond;

-         legt verweerder de maatregel van waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. dr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter,

mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist en drs. J.D.M. Schelfhout, mr.drs. C.M.F. van Roessel en dr. A.L.M. Mulder als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris         voorzitter