ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0092 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 08185

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0092
Datum uitspraak: 24-02-2010
Datum publicatie: 24-02-2010
Zaaknummer(s): 08185
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: 08185 Klager verwijt verweerder, orthopeed, dat hij hem op onjuiste wijze aan zijn kruisbanden heeft geopereerd. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat verweerder klager heeft geopereerd volgens de toen geldende standaard. Dat klager restklachten bleef houden, is onvoldoende om aan te nemen dat verweerder een fout heeft gemaakt. De klacht wordt afgewezen.    

Uitspraak: 24 februari 2010

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 november 2008 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde C te B

tegen:

D

orthopeed

werkzaam te E

wonende te F

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         een brief van verweerder d.d. 20 juli 2009 met röntgenfoto’s en cd.

Ondanks herhaald verzoek heeft verweerder geen dupliek ingediend.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 13 januari 2010 behandeld.  Aanwezig waren verweerder en de gemachtigde van klager.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 10 december 2002 heeft verweerder klager aan zijn knie geopereerd. Bij klager werd een arthroscopische voorste kruisbandplastiek verricht door middel van een bone-tendon-bone patellapeestechniek. Bij de operatie werd ook een flapscheur van de laterale meniscus geconstateerd, waarvoor een partiële laterale menisectomie werd verricht. Er bleek sprake van patello-femorale chondropathie, graad 1-2. Bij de operatie werd al geconstateerd dat er tevens sprake was van een mediaal bandletsel, waarvoor herevaluatie na een maand.

Toen bij controle na deze operatie bleek dat de mediale band toch te zwak was, heeft verweerder op 25 februari 2003 een vervolgoperatie gedaan waarbij een mediale bandrepair werd verricht. Vervolgens constateerde verweerder toch nog enige restinstabiliteit op basis van wat speling van de mediale band. Daarom heeft verweerder klager in 2004 voor een second opinion doorverwezen naar een collega. Diens voorstel tot een inventariserende arthroscopie heeft, door omstandigheden, nooit een vervolg gehad.

Vanaf september 2003 heeft klager als bouwvakker in de bouw gewerkt tot april 2006.

Op 4 november 2005 is klager van een steiger gevallen en in februari 2006 heeft hij een auto-ongeluk gehad.

In 2006 heeft klager zich gewend tot weer een andere arts, een algemeen chirurg, die op 26 oktober 2006 een kijkoperatie heeft gedaan en daarbij als bijzonderheden vaststelde “reruptuur voorste kruisband, voorbereiden rereconstructie”. Deze chirurg heeft op 25 januari 2007 een voorste kruisbandrereconstructie gedaan met behulp van een semitendinosis gracilisplastiek, met verwijdering van osteosynthesemateriaal.  Daarna was klager klachtvrij.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager is van mening dat verweerder hem niet volgens de regelen van de kunst heeft geopereerd. Na de operatie is klager nog enkele keren bij verweerder geweest, omdat klager pijn aan de knie bleef houden. Daarom stelde verweerder een second opinion voor. Verweerder zei dat de operatie was mislukt. Hij heeft meermalen toegegeven dat hij gefaald heeft. Een Belgische arts verklaarde op 28 mei 2003 dat klagers knie “naar de klote” was. De chirurg die klager uiteindelijk succesvol heeft geopereerd heeft tegen klager gezegd dat verweerder er een “puinhoop” van had gemaakt. Volgens hem had verweerder middeleeuwse methodes toegepast. Ook is klager van mening dat een schroef verkeerd geplaatst is.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft klager twee keer geopereerd, eenmaal voor de voorste kruisband en eenmaal voor de mediale band. Verweerder is van mening dat de eerste operatie - met richtapparatuur - goed is uitgevoerd, volgens de toen (en overigens nog steeds) gangbare techniek, die in die tijd zelfs de gouden standaard was. Echter kunnen in 10 tot 15 % van de gevallen nog restklachten blijven bestaan.

De tweede operatie (het mediale bandherstel) is kennelijk voldoende geweest, omdat de dynamische stabilisatoren aan de mediale zijde verdwenen zijn en de knie nu 100% functioneert.

De voorste kruisband is gereruptureerd, mogelijk heeft de val van de steiger in november 2005 de situatie verder verslechterd.

Verweerder is van mening dat hij goed heeft gehandeld.

5. De overwegingen van het college

Het college is van oordeel dat verweerder klager de eerste keer inderdaad heeft geopereerd volgens de voor dit geval toen geldende standaard. Op grond van de door het college bestudeerde foto’s concludeert het college dat de plaatsing van de schroeven correct is geweest. Er is, kortom, geen enkele aanwijzing dat verweerder terzake fouten heeft gemaakt. Dat geldt, op grond van het door verweerder naar voren gebrachte verweer, dat het college juist acht en overneemt, eveneens voor de tweede operatie door verweerder.

Dat klager, helaas, restklachten bleef houden is onvoldoende om aan te nemen dat verweerder een fout heeft gemaakt; ook in geval van een goed uitgevoerde operatie kunnen in een aantal

gevallen (10 tot 15%) klachten zoals de onderhavige resteren; dit levert echter op zich geen bewijs op van een fout van de operateur.

Van de door klager gestelde uitlatingen van collega’s over verweerder is niets komen vast te staan; ieder schriftelijk bewijs en iedere motivering van de uitlatingen ontbreekt.

Alles bijeengenomen concludeert het college tot afwijzing van de klacht.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. H.P.H. van Griensven , als voorzitter, prof.mr. F.C.B. van Wijmen , als lid-jurist, G.B.W.M. Wensing, M. Bonnet en M.Ch. Doorakkers , als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. J.C. Out als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                                                           voorzitter