ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0010 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 0939

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0010
Datum uitspraak: 05-10-2010
Datum publicatie: 05-01-2010
Zaaknummer(s): 0939
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: volgt binnenkort

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 20 januari 2009 bij het tuchtcollege Zwolle ingekomen klacht, die door het college Eindhoven ontvangen is op 5 maart 2009 van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde mw. C te B

tegen:

D

verzekeringsarts

werkzaam te E

verweerder

gemachtigde mw. mr. A.C. Arora-Nubé te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

Er is geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af te wijzen als kennelijk ongegrond.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 3 april 2008 heeft verweerder klager en diens echtgenote gesproken in verband met een professionele herbeoordeling van diens recht op een WAO-uitkering. Aansluitend hieraan heeft verweerder met toestemming van klager overleg gehad met de behandelaar.

Verweerder en de behandelaar concludeerden dat er een impasse was in de behandeling. Verweerder heeft op 3 april 2008 aangeven het arbeidsongeschiktheidpercentage te handhaven en voor medio juli 2008 een volgend herbeoordelinggesprek te plannen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Tijdens een herbeoordelinggesprek heeft verweerder zich ten opzichte van klager misdragen doordat hij klager

- onheus en onbeschoft heeft bejegend

- heeft beschadigd door onzorgvuldig handelen

- opzettelijk onevenredig onder druk heeft gezet

- de belastbaarheid van klager opzettelijk heeft overschreden

- jegens klager zeer onprofessioneel en onzorgvuldig heeft gehandeld.

Verweerder voldoet voorts als verzekeringsarts niet aan de eisen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder verweert zich gemotiveerd. Het college zal hierna, voor zover nodig, op dit verweer ingaan.

5. De overwegingen van het college

De bejegening en de gang van zaken tijdens het herbeoordelinggesprek waaronder de o pzettelijke ernstige overschrijding van de belastbaarheid door te spreken over managers

De lezingen van klager en zijn echtgenote enerzijds en verweerder anderzijds over de gang van zaken tijdens het herbeoordelingproces lopen zeer uiteen.

In gevallen waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Daarbij is van belang dat de lezing van klager niet wordt gestaafd door het medisch dossier.

Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Het bovenstaande houdt in dat de klachten in zoverre ongegrond worden bevonden. Het college tekent hierbij nog aan dat een enkele (en vervolgens herstelde) vergissing zoals door klager gesteld nog geen grond oplevert voor een tuchtrechtelijke veroordeling.

Het niet handelen volgens professionele eisen

Voor zover de feiten zijn komen vast te staan, is van enig handelen in strijd met de voor verweerder als verzekeringsarts geldende professionele normen niet gebleken.

Op grond van het bovenstaande is het college van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 23 november 2009 door mr. H.P.H. van Griensven, als voorzitter,

J.L.M. van Helmond en C.M.F. van Roessel, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I. Ruitenberg, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                                                           voorzitter