ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0008 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 0954b

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0008
Datum uitspraak: 05-01-2010
Datum publicatie: 05-01-2010
Zaaknummer(s): 0954b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 26 maart 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

huisarts

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvullingen daarop

- het verweerschrift met bijlagen

- een brief van 4 juni 2009 van dokter E

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 23 november 2009 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager heeft in de avond en nacht van 5 op 6 februari 2009 hevige rugpijn gekregen waardoor hij zijn bed niet uit kon. Hij heeft voor de eerste keer op 5 februari 2009 om omstreeks 20.00 uur hierover naar de huisartsenpost gebeld. De telefoniste heeft aan de hand van een triage pijnstilling geadviseerd. Klager deelde mee geen pijnstillers in huis te hebben. Een verzoek om een visite werd niet gehonoreerd, waarna het telefoongesprek door klager is beëindigd. Op 6 februari om 06.34 uur heeft klager voor de tweede keer gebeld met de klacht van hevige rugpijn en het verzoek om een visite. Klager is meegedeeld dat geen visite werd gedaan. Hem is aangeraden ’s ochtends de eigen huisarts te consulteren. Klager verbrak hierop de verbinding.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager had die nacht hevige rugpijn. Hij kon zijn bed niet uitkomen door de pijn. Hij wilde dat een dokter langs zou komen. Tot tweemaal toe is hem dat geweigerd door de receptioniste. De dienstdoende arts is nalatig geweest bij het doornemen van de telefonische gesprekken met de receptioniste. Er is hem onvoldoende zorg verleend.

4. Het standpunt van verweerder

Uit de rapportage van het eerste telefoongesprek blijkt dat er is uitgevraagd over de lage rugpijn, dat geen bijzondere en complicerende kenmerken aanwezig waren en dat klager is aangeraden pijnstilling te nemen. Klager zegt geen pijnstilling in huis te hebben en verbreekt de verbinding als hij te horen krijgt dat er geen visite zal worden gedaan. De rapportage van dit telefoongesprek was voor verweerder essentieel om het tweede telefoongesprek te autoriseren. Over dit tweede telefoongesprek had de doktersassistente met hem moeten overleggen, maar het gesprek was al geëindigd. Omdat niets naar voren was gekomen waaruit kon blijken dat de conclusies van het eerste telefoongesprek niet meer zouden gelden en er nog geen pijnstilling was genomen, heeft verweerder verder geen actie meer ondernomen.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het College heeft verweerder geen medische fout gemaakt toen hij, nadat hij van het tweede telefoongesprek op de hoogte was, niet meer heeft geprobeerd klager alsnog op te bellen of te laten opbellen. Verweerder heeft zich vergewist van de inhoud van het eerste telefoongesprek. Met de advisering van pijnstilling is in het tweede telefoongesprek conform de medische standaard gehandeld. Ook bestond er toen, naar objectieve maatstaven, geen reden voor een visite. Bij het autoriseren van het telefonisch contact had verweerder zich weliswaar moeten realiseren dat hij volgens de vigerende protocollaire afspraken met klager in contact had moeten treden omdat voor de tweede keer door klager was gebeld, maar nu bij het gegeven advies medisch juist is gehandeld en klager de verbinding heeft verbroken, ziet het college in dit nalaten nog geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Hieraan doet niet af dat verweerder, ter geruststelling van klager, er beter aan had gedaan te proberen alsnog klager zelf aan de telefoon te krijgen of hem te laten terugbellen.

De klacht zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter,

mr. W.E.M. Duynstee, als lid-jurist, J.L.M. van Helmond, C.M.F. van Roessel,

A.F.A. van de Reepe, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I. Ruitenberg als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2010 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris voorzitter