ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0637 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2010/043

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0637
Datum uitspraak: 02-11-2010
Datum publicatie: 04-11-2010
Zaaknummer(s): 2010/043
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klager verweet de huisarts nalatigheid omdat hij bij klagers negentienjarige dochter een zwangerschap van drie à vier maanden niet zou hebben geconstateerd na lichamelijk onderzoek. De huisarts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college oordeelde dat de huisarts op grond van de NHG standaard Amenorroe geen genoegen had mogen nemen met de mededeling van de dochter dat geen seksueel contact had gehad. Hij had niet alleen moeten informeren naar haar menstruatiepatroon en anticonceptiegebruik maar hij had tevens moeten voorstellen een zwangerschapstest moeten doen. Het tweede klachtonderdeel dat de huisarts niet de dossiers van anderen aan klagers echtgenote had mogen meegeven, achtte het college eveneens gegrond. Het college legt de huisarts de maatregel van een waarschuwing op.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 maart 2010 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift;

-                     het aanvullend klaagschrift;

-                     het verweerschrift met bijlagen;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     de op 20 augustus 2010 ingekomen brief van klager.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 september 2010.

Klager en verweerder waren aanwezig. Klager werd vergezeld door zijn echtgenote,  verweerder werd bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg-de Boer, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Klagers dochter D, geboren april 1990 en hierna patiënte genoemd, is vanaf haar geboorte patiënte van verweerder geweest. Tot aan de zomer 2009 verkeerde patiënte in goede gezondheid. Op 1 juli 2009 zag verweerder patiënte en haar moeder, klagers echtgenote, op zijn spreekuur vanwege ernstige problemen thuis. Terwijl moeder met verweerder sprak, zat patiënte zwijgend en met haar hoofd zo ver mogelijk afgewend naast haar. Op zijn uitnodiging zag verweerder patiënte de volgende dag alleen, zij sprak toen wel. Verweerder verwees haar naar de crisisdienst voor beoordeling. Nog dezelfde 2 juli 2009 werd patiënte opgenomen op de PAAZ. Een dag later werd zij daar op eigen verzoek ontslagen, zonder medicatie. In de ontslagbrief is genoteerd: “Classificatie volgens DSM-IV As 1: relatieproblemen tussen kinderen dd regressief beeld met mutisme uit forse angstreactie bij traumatisatie, dan wel uit borderline-persoonlijkheidstrekken of negatieve symptomatologie bij mogelijk schizofreniforme ontwikkeling.” Op 7 juli 2009 zag verweerder patiënte weer op zijn spreekuur en werd met de crisisdienst telefonisch contact opgenomen, die het vervolgtraject van de behandeling zou gaan regelen.

Op 18 november 2009 zag verweerder patiënte voor het eerst weer terug, dit maal omdat zij sinds juni 2009 niet had gemenstrueerd. “Verder gaat het goed met patiënte en haar familie”, aldus verweerder in zijn journaal. Desgevraagd zei patiënte dat zij sinds juni 2009 geen seksueel contact had gehad, waarna verweerder zwangerschap als oorzaak van de secundaire amenorroe uitsloot. Omdat patiënte op voorschrift van een psychiater al enkele maanden het a-typische antipsychoticum Abilify (Aripiprazol) bleek te gebruiken, raadpleegde verweerder het Farmacotherapeutisch Kompas, waarin amenorroe niet als bijwerking van Aripiprazol wordt genoemd. Verweerder gaf aan dat een periode van heftige stress gedurende enige tijd tot amenorroe kan leiden en stelde patiënte gerust.

Vanwege voortdurende amenorroe bezocht patiënte verweerders spreekuur van 1 februari 2010. Lichamelijk onderzoek wees uit dat patiëntes baarmoeder gegroeid was tot aan de ribbenboog. Patiënte werd dezelfde dag naar een gynaecoloog verwezen; zij bleek dertig weken zwanger te zijn.

Klager, zijn echtgenote, patiënte en haar zuster, allen meerderjarig, besloten een andere huisarts te nemen. De echtgenote heeft aan de balie in verweerders praktijk de medische gegevens meegekregen van alle gezinsleden, in open enveloppen, zonder machtigingen.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht bestaat uit twee onderdelen:

1) Verweerder had op 18 november 2009 niet mogen missen dat patiënte drie a vier maanden zwanger was;

2) Verweerder had de medische gegevens van klager en zijn gezinsleden niet zo maar aan de echtgenote mee mogen geven.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder betwist de gegrondheid van de klachtonderdelen. Voorzover nodig wordt hierop hierna ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Allereerst merkt het college op dat het onwenselijk is dat verweerder na 7 juli 2009  vanuit de psychiatrie niet op de hoogte is gehouden van patiëntes (medicamenteuze) behandeling. Zonder dergelijke informatie immers kan een huisarts zijn regierol niet goed vervullen.

Deze constatering neemt niet weg dat verweerder op 18 november 2009 onvoldoende heeft gedaan om zwangerschap als oorzaak van de amenorroe uit te sluiten. Op grond van de vigerende NHG Standaard Amenorroe (NHG Standaard M58) had verweerder geen genoegen mogen nemen met patiëntes mededeling dat zij sinds juni 2009 geen seksueel contact had gehad. Niet alleen had hij ook moeten informeren naar haar menstruatiepatroon en anticonceptiegebruik, maar hij had tevens moeten voorstellen een zwangerschapstest te doen. Dit temeer nu hij wist dat patiënte in juni 2009 een relatie had met een man en patiënte sinds enkele maanden Abilify (Aripiprazol) oraal was gaan gebruiken. De indicaties voor Aripiprazol zijn: Schizofrenie en matig ernstige tot ernstige manische episoden bij bipolaire I stoornis. Dit had verweerder moeten doen twijfelen of patiënte hem de waarheid had verteld toen ze zei dat ze sinds juni geen seksueel contact had gehad.

Verweerder heeft aangevoerd dat patiënte op 18 november 2009 op hem goed aanspreekbaar en normaal reagerend overkwam en dat hij haar kennelijke vertrouwen in hem niet wilde schaden door een zwangerschapstest voor te stellen. Hij wilde haar, met andere woorden, niet de indruk geven dat hij haar niet geloofde. Naar het oordeel van het college valt deze wens te prijzen. Maar het college is ook van oordeel dat het een huisarts mogelijk moet zijn op vriendelijke maar indringende wijze aan te geven dat hij voor alle zekerheid toch even een zwangerschapstest wil doen, zonder dat de patiënte in kwestie zich daardoor wantrouwend bejegend voelt. Maar al had patiënte zich gewantrouwd gevoeld, ook dan had het middel (een test), het doel (zwangerschap uitsluiten) gerechtvaardigd. Een zwangerschapstest is immers een zeer eenvoudige test en tevens de betrouwbaarste en minst invasieve methode om het al dan niet bestaan van zoiets belangrijks en ingrijpends als een zwangerschap vast te stellen.

Naar aanleiding van het tweede klachtonderdeel heeft verweerder ter zitting aangegeven dat hij inziet dat hij de dossiers van anderen dan klagers echtgenote niet aan haar had mogen meegeven zonder daartoe door betrokkenen gemachtigd te zijn, en dat ook met verleende machtigingen die enveloppen gesloten hadden dienen te zijn.

Slotsom is dat beide klachtonderdelen gegrond zijn. Het college acht een zakelijke terechtwijzing van verweerder op zijn plaats en legt daarom na te noemen maatregel op.

6. De beslissing.

Het college waarschuwt verweerder.

Het college bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG geheel in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan Medisch Contact en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus gewezen op 7 september 2010 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter,

R. Vogelenzang, M. Rol en J. Edwards van Muijen, leden-arts,

mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,

mr. B.P.W. Busch, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 2 november 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g.  T.L. de Vries, voorzitter

w.g. B.P.W. Busch, secretaris