ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0611 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/374T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0611
Datum uitspraak: 26-10-2010
Datum publicatie: 26-10-2010
Zaaknummer(s): 2009/374T
Onderwerp: Onjuiste declaratie
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 2 december 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

tandarts,

wonende te D,

werkzaam te E,

v e r w e e r s t e r.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het antwoord met de bijlagen;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.  

De klacht is ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2010 behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Verweerster werd bijgestaan door mr. J.K. den Haan, advocaat te Amsterdam.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerster is sedert november 2005 werkzaam als tandarts op freelance en parttime basis bij het F in G. De praktijk behoort in eigendom toe aan H, tandarts.

Verweerster was – ten tijde van de datum waarop de klacht betrekking heeft – de behandelend tandarts van de vijf minderjarige kinderen van klager.

Op 29 juni 2009 heeft verweerster de half jaarlijkse controle bij alle vijf de kinderen uitgevoerd. Na de controle – waarvan tussen partijen niet is komen vast te staan welke handelingen daaronder moeten worden begrepen – hebben alle kinderen een zogenaamde orthogebitkid, dan wel een gebitkit ortho meegekregen.

Verweerster heeft het meegeven van deze kid(t)s bij klager en diens ziektekostenverzekeraar gedeclareerd onder code M31.

Deze code staat voor :

Vaststellen en noteren van de hoeveelheid plaque aan de hand van kleuring; vergoeding Euro 17.30.

In de status van de kinderen is op de betreffende datum niets terug te vinden van een notitie omtrent aangetroffen hoeveelheden plaque.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a.      niet is aangesloten bij een klachtencommissie, en

b.      niet uitgevoerde verrichtingen in rekening heeft gebracht onder code M 31.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klachtonderdelen en de  daaraan ten grondslag gelegde stellingen voor wat betreft klachtonderdeel b bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Klachtonderdeel a.

Dit klachtonderdeel is terecht voorgedragen.

Het ligt op de weg van verweerster om aangesloten te zijn bij een organisatie die zich bezig houdt met de behandeling van klachten. De omstandigheid, als door verweerster aangevoerd, dat zij geen praktijkeigenaar was, ontsloeg haar niet van haar eigen verantwoordelijkheid zorg te dragen voor het bestaan van een deugdelijke klachtenregeling. Inmiddels staat vast dat verweerster zich – zij het gedurende de schriftelijke stukkenwisseling van de klacht bij dit college - heeft aangesloten bij de klachtencommissie tandheelkunde van de ANT. Op zich neemt dat feit de gegrondheid van de klacht niet weg, maar het college kan het laten bij die enkele vaststelling, behoudens hetgeen daarover hieronder b zal worden overwogen.

Klachtonderdeel b.

Naar het oordeel van het college kan op grond van hetgeen verweerster daaromtrent ter zitting desgevraagd heeft verklaard worden geconstateerd, dat zij in onvoldoende mate op de hoogte was en is op welke wijze bepaalde handelingen dienen te worden gedeclareerd. Zij kent de tariefstelling onvoldoende, oefent onvoldoende controle uit welke handelingen worden genoteerd en welke handelingen vervolgens worden gedeclareerd. Zij heeft geen enkel zicht op de uit te brengen declaraties aan de patiënt of de zorgverzekering en laat dit geheel over aan de eigenaar van de praktijk.

Klager heeft op goede gronden naar voren gebracht dat verweerster vijf maal de handeling M 31 in rekening heeft gebracht zonder dat valt vast te stellen of de handelingen die daaronder vallen ook feitelijk zijn verricht. Vaststaat in elk geval dat het afgeven van de gebitkid(t)s niet mag worden gedeclareerd onder de noemer M 31. Indien al hulpmiddelen worden afgegeven, dan mag daarvoor naar het oordeel van het college niet meer dan de kostprijs in rekening worden gebracht.

Verweerster is zich onvoldoende bewust geweest van het feit dat zij zelfstandig verantwoordelijk is voor het declareren van die handelingen die ook feitelijk zijn verricht. Zij dient daarop zelf toe te zien en mag dit niet overlaten aan, zoals in dit geval, de eigenaar van de praktijk. Ook het feit dat zij zich onvoldoende had laten voorlichten over de vraag of zij een klachtenregeling diende te hebben, wijst er volgens het College op dat verweerster zich onvoldoende verdiept in deze aspecten van de praktijkvoering.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg had behoren te betrachten.

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerster.

Aldus gewezen op 31 augustus 2010 door:

mr. F.G. Bauduin, voorzitter,

E.C. Koel, E.M.J. Muller en H.C. Teune, leden-tandarts,

mr E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist,

mr S.S. van Gijn, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 26 oktober 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. F.G. Bauduin, voorzitter

w.g. S.S. van Gijn, secretaris

Voor mededelingen omtrent hoger beroep zie aangehecht blad.