ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0418 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/205T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0418
Datum uitspraak: 06-07-2010
Datum publicatie: 07-07-2010
Zaaknummer(s): 2009/205T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 juni 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

tandarts,

wonende en werkzaam te D,

v e r w e e r d e r.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift;

-                     het aanvullende klaagschrift;

-                     het antwoord met de bijlagen;

-                     de repliek met de bijlagen;

-                     de brief van 27 oktober 2009 van klager, binnengekomen op 29 oktober 2009;

-                     de dupliek met de bijlage;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     de brief van 17 december 2009 van tandartspraktijk E, binnengekomen op 21 december 2009, met de bijlagen;

-                     de brief van F van 21 december 2009;

-                     de brief van 24 december 2009 van klager, binnengekomen op 29 december 2009;

-                     de brief van 13 januari 2010 van verweerder, binnengekomen op 14 januari 2010, met de bijlagen;

-                     de brief van 17 januari 2010 van klager, binnengekomen op 21 januari 2010;

-                     de brief van 8 april 2010 van G, binnengekomen op 13 april 2010, met de bijlagen;

-                     de brief van 17 april 2010 van klager, binnengekomen op 22 april 2010;

-                     de brief van 22 april 2010 van klager, binnengekomen op 27 april 2010.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 11 mei 2010 behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Voorts was aanwezig mevrouw H mondhygiëniste/tandarts in opleiding in de praktijk van verweerder.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager is vanaf 1992 tot begin 2008, met uitzondering van de periode 1 juni 2000 tot en met 1 oktober 2001, onder behandeling geweest in de praktijk van verweerder.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.                  klager inadequaat tandheelkundig heeft behandeld;

2.                  onzorgvuldig heeft gehandeld bij de tandheelkundige werkzaamheden;

3.                  onjuist heeft gehandeld bij de behandeling van de klachten van klager.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

5.1       Het klachtonderdeel dat verweerder tandheelkundig onzorgvuldig c.q. inadequaat heeft gehandeld ziet op het tandheelkundig handelen van verweerder met betrekking tot de randaansluiting van kronen, met name de 16 en 23 en de verrichte wortelkanaalbehandeling aan de 45 en 46.

Voor wat betreft de elementen 16 en 46 moet worden gesteld dat deze kronen niet door verweerder zijn geplaatst en aannemelijk is dat deze dateren van vóór november 1992.

Verweerder erkent dat bij element 23 de randaansluiting van de kroon niet optimaal is. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Met betrekking tot element 16 heeft F bij schrijven van 18 september 2008 (na verwijzing door de opvolgend tandarts G) aangegeven dat na klinisch en röntgenonderzoek is geconstateerd:

“16 periapicale radiolucentie en geoblitereerde kanalen waardoor endodontische behandeling niet haalbaar.” Dit betreft een element waarvan de kroon niet door verweerder is vervaardigd en waarvan de noodzaak van endodontische behandeling door verweerder wel is onderkend maar door klager niet werd gewenst. De terughoudende conserverende behandeling ten behoeve van de tandhalsproblematiek is niet ongebruikelijk.

Het komt het college voor dat de lifestyle factoren van de patiënt een grotere invloed hebben gehad op de kwaliteit van de restauraties en de mondgezondheid dan vermeend onzorgvuldig handelen door verweerder. Dit blijkt onder meer uit de notities in de behandelstatus van 3 december 2001, 19 mei 2004, 16 november 2007 en 20 december 2007 met betrekking tot mondhygiëne, voedingsgedrag en (gewenste) aanvullende röntgendiagnostiek.

Met betrekking tot de endodontische behandelingen van de elementen 45 en 46, op respectievelijk 25 september 2007 en 8 augustus 2007 stelt het college vast dat noch uit het dossier, noch uit de correspondentie van de opvolgende behandelaars (tandartspraktijk E) dan wel uit hetgeen ter zitting aan argumenten is gewisseld, kan worden geconcludeerd dat verweerder te kort geschoten zou zijn in zijn zorg voor patiënt.

Conclusie is dan ook dat verweerder in deze niet tuchtrechterlijk verwijtbaar gehandeld heeft.

5.2       Het tweede klachtonderdeel, het onzorgvuldig handelen in het algemeen, is onvoldoende concreet om op grond daarvan aan te kunnen nemen dat sprake is van onzorgvuldig handelen, mede gelet op de jarenlange arts/patiënt relatie tussen partijen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3              Vervolgens komt het klachtonderdeel aan de orde dat verweerder onjuist heeft gehandeld bij de behandeling van de klachten.

Op grond van de Wet klachtenrecht cliënten zorgsector (WKCZ) zijn zorgaanbieders, waaronder tandartsen, verplicht een klachtenregeling in het leven te roepen. Zij moeten daarbij de in artikel 2 WKCZ opgenomen regels in acht nemen. Verder moet de zorgaanbieder de klachtenregeling op passende wijze onder de aandacht van zijn cliënten brengen en op aanvraag moet daarnaast de hele tekst van de klachtenregeling beschikbaar worden gesteld.

Verweerder was aangesloten bij de I. Deze organisatie heeft geen officieel klachtenreglement en voldeed niet aan de vereisten zoals genoemd in de WKCZ. Verweerder is voor de behandeling van klachten per 1 mei 2009 aangesloten bij de J. Verweerder beschikte derhalve in de periode waarop de onderhavige klachten betrekking hebben niet over een klachtenregeling die aan de wettelijke vereisten voldeed, waardoor hij niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5.4       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg  jegens de patiënt had behoren te betrachten

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.

Aldus gewezen op 11 mei 2010 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter,

E.C. Koel, H.C. van Renswoude en F.S. Kroon, leden-tandarts,

mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist,

mr. S.S. van Gijn, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 6 juli 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries, voorzitter

w.g. S.S. van Gijn, secretaris