ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0307 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/159

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0307
Datum uitspraak: 25-05-2010
Datum publicatie: 25-05-2010
Zaaknummer(s): 2009/159
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij tekortgeschoten is in de zorg die klager van hem mocht verwachten door onder meer hem onheus te bejegenen. De bedrijfsarts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college overwoog dat de bedrijfsarts verwijtbaar onjuist had gehandeld door zich te veel door zijn irritatie te laten meeslepen en uitdrukkingen te bezigen als "u bent gek/of "u bent een idioot", en voorts geen oog te hebben voor de onderliggende problematiek van klager. Het college achtte dit handelen jegens klager laakbaar en heeft de bedrijfsarts de maatregel van een berisping opgelegd.  

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 18 mei 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

gemachtigde: mr. J.P. Smeets, verbonden aan DAS rechtsbijstand,

tegen

C,

bedrijfsarts,

wonende te B,

thans werkzaam te B,

v e r w e e r d e r.

gemachtigde: mr W. Hes, advocaat te Amsterdam.

1.         Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het aanvullende klaagschrift;

-                     het antwoord met de bijlagen;

-                     de repliek met de bijlagen;

-                     de dupliek met de bijlagen;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting op 30 maart 2010 behandeld.

Partijen waren aanwezig. Klager bijgestaan door mr. J.P. Smeets, verbonden aan DAS rechtsbijstand en verweerder door mr. W. Hes, advocaat te Amsterdam.

Voorts was aanwezig, mevrouw. D, meegebracht door klager.

2.         De feiten

2.1       Klager is tot medio 2008 werkzaam geweest bij E. Verweerder is als bedrijfsarts werkzaam.

2.2       Op 1 oktober 2007 heeft klager zich ziek gemeld bij KMS. Op 3 oktober 2007 hebben klager en verweerder telefonisch contact gehad in verband met de ziekmelding. Klager is toen uitgenodigd voor een consult de volgende dag.

2.3       Op 4 oktober 2007 is klager, tezamen met een vriendin (D voornoemd), op consult bij verweerder geweest. Dit consult duurde ongeveer vijf kwartier á anderhalf uur en verliep (uiterst) moeizaam. Verweerder heeft tijdens dit consult tegen klager gezegd dat hij hem gestoord vond (of woorden van gelijke aard of strekking). In een brief van 5 oktober 2007 van verweerder aan het hoofd P&O vermeldt hij dat er zijns inziens, vanuit bedrijfsgeneeskundig oogpunt, sprake is van een arbeidsconflict en dat er geen sprake is van medische klachten (of ziekte). Verweerder adviseerde om een time-out in te lassen, hetgeen samenviel met de geplande vakantie van klager nadien.

2.4       Tijdens die vakantie heeft zich bij klager een psychose geopenbaard. Bij klager was al eerder, in 2001, sprake geweest van een psychose waarvoor hij (onderhouds)medicatie (Orap 2 mg) verkreeg. Vanaf maart/april 2007 was klager onder begeleiding van een psychiater bezig de medicatie af te bouwen.

2.5       Op 28 november 2007 is klager (met voornoemde vriendin) wederom op consult geweest bij verweerder. Klager werd toen volledig arbeidsongeschikt verklaard wegens ziekte.

2.6       Op 13 december 2007 stond een consult gepland, maar daar is klager niet verschenen. Op 11 december 2007 had verweerder met de behandelend psychiater een telefonisch overleg. Dit is niet in het medisch dossier genoteerd.

2.7       Op 20 december 2007 had verweerder wederom telefonisch contact met de behandelend psychiater. Verweerder vernam toen van het psychiatrisch verleden van klager.

2.8       In maart 2008 heeft de vriendin van klager een telefonisch gesprek gevoerd met verweerder, die haar belde althans aan de lijn kreeg. In diezelfde maand is klager opgenomen in F. In maart 2008 heeft verweerder ook weer telefonisch gesproken met de behandelend psychiater. In april 2008 heeft verweerder telefonisch met klager gesproken.

2.9       Op 22 mei 2008 heeft tussen de vriendin van klager en verweerder, die zelf telefonisch contact had gezocht, wederom een telefonisch gesprek plaatsgevonden.

2.10     Op 10 juni 2008 vond ook weer een telefonisch gesprek plaats en op diezelfde dag heeft ook verweerder nog met de behandelend psychiater van klager gesproken. Deze gegevens staan niet in het medisch dossier vermeld.

2.11     Op 12 juni 2008 is klager (met de vriendin) bij verweerder op consult geweest. De conclusie was dat klager voor 50% arbeidsgeschikt was.

2.12     Op 10 juli 2008 was er wederom een consult en toen is klager voor 100% arbeidsgeschikt verklaard.

3.         Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder hem heeft beledigd en geïntimideerd en verkeerd gediagnosticeerd. En voorts dat verweerder zich heeft laten gebruiken door de ex-werkgever van klager.

4.         Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.


5.         De overwegingen van het college.

5.1       De stelling c.q. klacht van klager dat verweerder hem onheus heeft bejegend ziet over de gehele periode van de feitenverslaglegging (zie 2.2 – 2.10), maar in het bijzonder op het consult van 4 oktober 2007, waarvan de vriendin van klager ook een schriftelijk verslag heeft gemaakt (als productie bij het klaagschrift gevoegd). Uit deze verslaglegging en uit hetgeen klager heeft aangevoerd, is genoegzaam komen vast te staan dat het gesprek niet plezierig dan wel stroef verliep en dat verweerder zich onheus heeft gedragen jegens verweerder door te zeggen dat hij gek is, of dat hij gestoord is of woorden van gelijke strekking. Dat had verweerder uiteraard niet mogen zeggen. Verweerder erkent dit ook en stelt dat hij hiervoor direct zijn excuses heeft aangeboden. Hierover lopen de meningen uiteen, want zowel klager als de vriendin van klager zeggen dat dit niet zo is. Het college kan niet uitmaken wie hierin gelijk heeft.

In het medisch dossier vermeldt verweerder erg weinig over dit gesprek dat toch zeker vijf kwartier heeft geduurd. Uit het gedetailleerde verslag van de vriendin, waarbij het college aanneemt dat dit verslag redelijk adequaat is nu verweerder dit verslag niet gemotiveerd heeft betwist, blijkt dat er voor klager kennelijk geen sprake is geweest van een veilige omgeving om met verweerder, als zijn bedrijfsarts, te praten. Juist in het kader van een mogelijk arbeidsconflict waardoor een werknemer zich ziek meldt, heeft een bedrijfsarts er voor te zorgen dat de sfeer zodanig is dat de werknemer vrijelijk kan spreken. Noch uit het verslag van de vriendin, noch uit het medisch dossier blijkt dat verweerder een adequate anamnese heeft afgenomen. De enkele vermelding in het medisch dossier dat hoofdpijn de reden was voor ziekmelding is, gezien de duur en het verloop van het consult, niet te begrijpen. Het is voor het college niet te volgen dat verweerder klager toen niet ziek heeft gevonden en dat verweerder concludeerde dat er (enkel) sprake was van een arbeidsconflict (zonder onderliggende ziekte). Dat verweerder zich door zijn irritatie in het consult heeft laten meeslepen en uitdrukkingen heeft gebezigd als “u bent gek” en/of “u bent een idioot”, is niet alleen beneden de professionele standaard, maar had wellicht ook een signaal voor hem kunnen zijn om bij klager dóór te vragen. Het feit dat verweerder niet wist van het psychiatrisch verleden van klager is hiervoor geen excuus; verweerder had ook kunnen vragen naar de geestelijke gezondheid van klager in het verleden.

5.2       Over aard en inhoud van de telefonische gesprekken die verweerder met klager en later de vriendin van klager heeft gevoerd, kan het college geen oordeel geven omdat de lezingen over die telefoongesprekken uiteen lopen. Het college kan in zo’n geval niet uitmaken wie van beide partijen “gelijk” heeft, althans de juiste versie weergeeft.

5.3       Het college zet ambtshalve vraagtekens bij de telefonische contacten die verweerder, uit pragmatische overwegingen zoals hij ter zitting toelichtte, met de behandelend psychiater en met de vriendin van klager heeft gevoerd. Nog daargelaten dat niet van al die telefonische contacten verslag is gedaan in het medisch dossier, behoren de contacten met de behandelend artsen toch in het algemeen beter schriftelijk te gebeuren, na schriftelijke machtiging van de patiënt.

5.4       Dat verweerder zich bij zijn behandeling van klager heeft laten leiden door belangen van de werkgever van klager, kan het college niet onderschrijven ook al heeft klager dat misschien zo ervaren. Voor deze beschuldiging (of klachtonderdeel) zijn de naar voren gebrachte (veronder)stellingen van klager onvoldoende.

5.5      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 onder b van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg  jegens klager had behoren te betrachten.

5.6       Verweerder heeft jegens klager verwijtbaar onjuist gehandeld door tijdens het consult van 4 oktober 2007 hem onheus te bejegenen en geen oog te hebben voor de onderliggende problematiek van klager. In die zin is zijn handelen jegens klager laakbaar en daarvoor is de oplegging van na te melden maatregel is passend en geboden.

6.         De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege berispt verweerder.

Aldus gewezen op 30 maart 2010 door:

mr. R.A. Dozy,voorzitter,

N.A. Mensing van Charante, P.G.J. Koch en G. Tiessens, leden-arts,

mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist,

mr. M. Bleeker-Hemmes als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 25 mei 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. mr. R.A. Dozy, voorzitter

w.g. mr. M. Bleeker-Hemmes, secretaris