ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0297 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/107

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0297
Datum uitspraak: 18-05-2010
Datum publicatie: 18-05-2010
Zaaknummer(s): 2009/107
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de dermatoloog dat hij een geneeskundige behandeling heeft verricht waartoe hij niet bevoegd was. De klacht heeft voorts betrekking op de informatieplicht. De dermatoloog heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college heeft geoordeeld dat de dermatoloog bevoegd en onder ander gezien zijn ervaring en het aantal uitgevoerde behandelingen bekwaam was de desbetreffende handelingen – het inspuiten van een relatief nieuw middel New Fill- uit te voeren. De klacht met betrekking tot de informatieplicht achtte het college ongegrond.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 januari 2009 binnengekomen en in later stadium naar het college in Amsterdam doorgezonden klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

dermatoloog,

wonende en werkzaam te D,

v e r w e e r d e r.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het antwoord;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 23 maart 2010 behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Klaagster werd bijgestaan door mr. A.J.Van, advocaat te Amsterdam en verweerder door mr. J.J.W. Remme, advocaat te Utrecht.

Voorts waren aanwezig E, plastisch chirurg, wonende te F, als getuige-deskundige opgeroepen door het college en G, plastisch chirurg, meegebracht door verweerder.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan.

Klaagster is op consult geweest bij verweerder op 19 april 2001 waarbij de wens van klaagster tot het opvullen van het gebied onder beide ogen is besproken en ook correctie van een klein bultje onder het rechteroog bij klaagster, overgehouden van een eerdere blepharoplastiek in 1995.

Verweerder heeft vervolgens op 22 mei 2001 in de H te I bij klaagster een laserooglift van de bovenoogleden uitgevoerd en ook een inspuiting gedaan met New-Fill in het gebied onder de ogen.

New-Fill is een middel om volumevermeerdering onder de opperhuid te verkrijgen.

Kort na de behandeling van 22 mei 2001 zijn bij klaagster zichtbare bultjes onder de ogen ontstaan. Klaagster is hiervoor vervolgens door verweerder twee maal behandeld met Kenacort. Toen dat niets opleverde heeft verweerder klaagster in contact gebracht met J, een collega van verweerder. Deze heeft tijdens een consult op 19 oktober 2001 klaagster geadviseerd om het gebied rond de bultjes op te vullen met

lichaamseigen vet. Op 26 oktober 2001 heeft verweerder die behandeling uitgevoerd. Toen na een aantal weken de behandeling niet het gewenste effect bleek te hebben is klaagster verwezen naar K. Via incisies zijn het ingebrachte vet en het New-Fill in het gebied onder de ogen weggehaald.

Klaagster heeft bij een andere plastisch chirurg tot in 2009 behandelingen ter correctie ondergaan.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.                  als dermatoloog niet bevoegd was om de laserooglift en de behandeling met New-Fill evenmin als de behandelingen die werden geïnitieerd na de ontstane problemen door de behandeling met het middel New-Fill uit te voeren,

2.                  klaagster voorafgaand aan de behandeling niet voldoende heeft voorgelicht over de risico's die verbonden waren aan het inspuiten van New-Fill. Met name is in de behandelovereenkomst wel genoemd het ontstaan van "voelbare" bultjes maar niet het ontstaan van "zichtbare" bultjes. Ook heeft verweerder aan klaagster ten onrechte verteld dat eventuele gevolgen ongedaan zouden kunnen worden gemaakt door middel van het naderhand inspuiten met Kenacort. Klaagster heeft op basis van die concrete informatie besloten tot het laten inspuiten met New Fill,

3.                  door het inspuiten met New-Fill voor heeft gezorgd dat er zichtbare bultjes onder de ogen van klaagster zijn ontstaan.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft ter terechtzitting onder andere verklaard dat destijds Kenacort een bekend middel was dat in dergelijke situaties werd gebruikt; verweerder heeft zich echter niet gerealiseerd dat New-Fill het genoemde effect zou hebben en niet verwacht dat Kenacort geen effect zou hebben op de bij klaagster ontstane bultjes. Verweerder was vanaf 1986 geregistreerd dermatoloog en vanaf 1993 cosmetisch arts. Verweerder had sinds 1998 40 à 50 blepharoplastiek behandelingen per jaar uitgevoerd en heeft gedurende twee dagen een opleiding gedaan in het gebruik van New-Fill.

5. De overwegingen van het college.

Het college heeft zich in zijn oordeel over de mate van bekwaamheid en kennis van verweerder ten tijde van de behandelingen laten voorlichten door de ter terechtzitting opgeroepen deskundige E.

Hij heeft verklaard dat ten tijde van de onderhavige behandelingen nog onvoldoende kennis bestond over de effecten en gevolgen van het gebruik van fillers waaronder New-Fill. Dit middel was toen al een aantal jaren op de markt en werd door de specialisten gebruikt maar van bekendheid met deze bijwerkingen was toen geen sprake. Bekwaam werd men door opleiding, door ervaring op te doen en door vaardigheden te ontwikkelen, door de getuige-deskundige genoemd de "learning curve".

Een arts kan voor bekwaam worden gehouden als zich in de loop der jaren bij door hem behandelde personen geen buitensporige geregistreerde complicaties hebben voorgedaan. De bultjes onder de ogen van klaagster zijn ontstaan door de inspuiting met New-Fill; het door verweerder gebruikte Kenacort als middel ter correctie hiervan, kon geen effect hebben, omdat de bultjes die waren ontstaan naar alle waarschijnlijkheid niet granuloma maar noduli waren en noduli niet reageren op Kenacort. Weliswaar is risico verbonden aan inspuiting met Kenacort in het gebied onder de ogen omdat daar de huid dunner is dan op andere plaatsen in het gezicht, de kennis omtrent de effecten van toediening van New-Fill was toentertijd nog in mindere mate ontwikkeld. Een en ander aldus, samengevat, de deskundige E.

Het college oordeelt over de klachtonderdelen als volgt.

Ad 1.

Klaagster heeft in dit klachtonderdeel opgemerkt dat verweerder niet bevoegd was om de behandelingen uit te voeren. Het college is van oordeel dat verweerder als BIG-geregistreerd arts (dermatoloog) hiertoe wél bevoegd was. Voor zover klaagster bedoelt te zeggen dat verweerder niet bekwaam was om de desbetreffende handelingen te verrichten, overweegt het college als volgt.

Verweerder heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij zich vóór de periode van de onderhavige behandelingen al een aantal jaren bezig hield met  blepharoplastiek en dat hij een opleiding had gevolgd in het gebruik van New-Fill.

Op grond van de verklaring van de deskundige ter terechtzitting  en voorts van de verklaringen door en namens verweerder ter terechtzitting is het college van oordeel dat in de periode van de behandelingen geen sprake is geweest van onvoldoende bekwaamheid van verweerder, gezien de ervaring die hij had opgedaan, het aantal uitgevoerde behandelingen en de, zij het korte, opleiding die hij had genoten, in relatie tot de snelle ontwikkelingen op het gebied van de cosmetische chirurgie en het gebruik van nieuw op de markt gebrachte producten. Ook al was risico verbonden aan het inspuiten van het toen relatief nieuwe middel New-Fill in het gebied onder de ogen, verweerder was gezien de toen geldende afspraken, kennis en vaardigheden, voldoende bekwaam om de gewraakte behandelingen uit te voeren.

Het college acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad 2.

Op grond van de stukken en gelet op wat ter terechtzitting naar voren is gekomen wordt overwogen dat verweerder klaagster in voldoende mate heeft geïnformeerd over de mogelijkheden van toepassing van het middel Kenacort in het geval dat de ingespoten New-Fill niet het gewenste effect zou hebben. Hierbij wordt in aanmerking genomen de toen aanwezige nog beperkte kennis van en ervaring met van verweerder met de effecten van beide middelen. Aannemelijk is dat klaagster van de informatie is voorzien, die destijds gangbaar was, en eveneens dat haar wensen en behoeften met haar

zijn besproken. Vast is komen te staan dat verweerder toen niet op de hoogte kon zijn van het feit dat Kenacort geen effect zou hebben op noduli ontstaan bij inspuiten met New-Fill omdat de kennis daarover toen nog niet bestond.

Het college acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad 3.

Vast staat dat bij klaagster onder de ogen na en door het inspuiten met-New Fill zichtbare bultjes zijn ontstaan, die niet zijn weggegaan door de behandeling met Kenacort. Begrijpelijk is dat klaagster doordat het gewenste effect niet bereikt werd teleurgesteld is, temeer daar het lange tijd heeft geduurd, met alle financiële gevolgen van dien, voordat de gevolgen geheel waren verdwenen. Zoals hiervoor reeds is overwogen kan verweerder er tuchtrechtelijk geen verwijt van worden gemaakt dat de ontstane bultjes niet met Kenacort ongedaan konden worden gemaakt. Het college acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.  

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 23 maart 2010 door:

mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

D.E. de Jong en dr. W.F.R.M. Koch, leden-arts,

mr. J.Ch. Blaisse, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 18 mei 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

w.g. mr. J.Ch. Blaisse, secretaris.