ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0257 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/058T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0257
Datum uitspraak: 04-05-2010
Datum publicatie: 04-05-2010
Zaaknummer(s): 2009/058T
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klaagster verweet de tandarts dat hij inadequaat had gereageerd op de pijnklachten aan element 25. De klacht had voorts betrekking op de bejegening. De tandarts heeft de klacht betwist. Het college heeft de klacht afgewezen omdat de tandarts in redelijkheid had kunnen handelen zoals zij had gedaan. Klaagster had toen zij bij hem kwam geen koorts en zij gebruikte geen pijnstilling. Hij heeft haar gezegd dat zij bij verergering van de pijn de praktijk kon bellen.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 18 februari 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B

k l a a g s t e r,

tegen

C,

tandarts,

wonende te D,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het antwoord met de bijlagen;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     de door tandarts E aan het college verstrekte inlichtingen, binnengekomen op 9 november 2009.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 9 maart 2010 behandeld. Verweerder was aanwezig. Klaagster was afwezig met bericht van verhindering. Voorafgaand aan de terechtzitting heeft klaagster het college laten weten dat zij er geen bezwaar tegen had als de klacht buiten haar aanwezigheid ter terechtzitting zou worden behandeld.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

a) Op 12 februari 2009 belde klaagster naar de groepspraktijk van haar tandarts in verband met hevige pijnklachten. Zij kon diezelfde dag nog komen. Omdat haar werkzaamheden dat niet toelieten, werd toen spoedafspraak gemaakt voor de volgende dag.

b) In de loop van de ochtend van vrijdag 13 februari 2009 werd klaagster gezien door verweerder. Verweerder is een collega van de eigen tandarts van klaagster, die niet aanwezig was, en zag klaagster tussen zijn reeds langer geplande patiënten en enkele andere spoedpatiënten door. Verweerder stelde vast dat klaagsters pijnklacht element 25 betrof. Hij verrichtte daarop de volgende onderzoeken en tests: klinische inspectie, palpatie, percussie, koudetest, röntgen, mobiliteit, pocketmeting. Op de röntgenfoto’s was in element 25 cariës profunda (een groot gat) te zien. Verweerders diagnose was irreversibele pulpitis in element 25. Op grond daarvan deelde hij klaagster mede dat waarschijnlijk een wortelkanaalbehandeling nodig zou zijn. Vervolgens zei hij dat hij daar op dat moment geen tijd voor had maar dat haar eigen tandarts de benodigde behandeling zou kunnen verrichten op de reeds door klaagster gemaakte reguliere afspraak van twee weken later. Verweerder voegde er aan toe dat klaagster zo nodig pijnstillers kon gebruiken.

c) Op zaterdag 14 februari 2009 werd klaagster door de weekendtandarts, E, gezien. Deze stelde –na intra-oraal en röntgenologisch onderzoek- dezelfde diagnose als verweerder een dag eerder. Na overleg met klaagster startte hij een endo-behandeling in element 25. De weekendtandarts adviseerde klaagster te wachten met het vervolg van de wortelkanaalbehandeling en het nadien voorzien van een duurzame restauratie.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder op 13 februari 2009 inadequaat heeft gereageerd op klaagsters pijnklacht in 25.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Kernvraag is of verweerder klaagster op 13 februari 2009, bezien in het licht van alle omstandigheden van het geval, heeft mogen laten vertrekken zonder enige behandeling aan element 25 te verrichten en mocht volstaan met een verwijzing naar de al vaststaande afspraak. Het college overweegt als volgt.

Verweerder zag een patiënte met een pijnklacht in element 25. Het daarop door hem verrichte tandheelkundig onderzoek voldeed naar het oordeel van het college aan de daaraan te stellen eisen. De op basis daarvan door verweerder gestelde diagnose, irreversibele pulpitis bij cariës profunda, acht het college juist. Klaagsters pijnklacht kon met de pulpitis worden verklaard. Gelet op de aard van de geconstateerde cariës is aannemelijk dat deze is ontstaan in de maanden voorafgaand aan het spoedconsult van 13 februari 2009. Het college noemt in dit verband dat klaagster haar tandarts het laatst had bezocht op 11 februari 2008.

De als gevolg van een pulpitis beleefde pijn kan van moment tot moment en van persoon tot persoon verschillen. Dat in het geval van een pulpitis zoals die bij klaagster werd gediagnosticeerd behandeling noodzakelijk is, staat echter vast. De vraag of zo een behandeling onmiddellijk moet worden ingezet dan wel enig uitstel kan dulden, is vooral afhankelijk van de klachtbeleving van de betreffende patiënt.

Met betrekking tot de klachtbeleving van klaagster is van belang dat verweerder wist dat zij op 12 februari 2009 verschillende aanbiedingen om diezelfde dag op spoedconsult te komen, had afgeslagen. In zijn antwoord op het klaagschrift heeft hij gesteld dat klaagster naar zijn weten op 13 februari 2009 geen koorts had en geen pijnstillers had geslikt. In haar repliek heeft klaagster dit niet betwist. Hetzelfde geldt voor verweerders stelling bij antwoord dat hij klaagster voor het verlaten van de spreekkamer heeft gezegd dat zij bij verergering van de pijn de praktijk kon bellen. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij destijds de indruk had dat klaagster de spreekkamer met tevredenheid over zijn advies en zonder bezorgdheid verliet.

Het college is van oordeel dat verweerder onder deze omstandigheden op 13 februari 2009 in redelijkheid heeft kunnen handelen zoals hij heeft gedaan. Klaagster heeft trouwens ook zijn advies gevolgd door de weekenddienst te bellen toen de pijnklachten toenamen.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 9 maart 2010 door:

mr. F.G. Bauduin, voorzitter,

E.C. Koel, E.M.J. Muller en F.S. Kroon, leden-tandarts,

mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,

mr. P. Tanja, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 4 mei 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. F.G. Bauduin, voorzitter

w.g. P. Tanja, secretaris