ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0072 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/033T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0072
Datum uitspraak: 19-01-2010
Datum publicatie: 15-02-2010
Zaaknummer(s): 2009/033T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt twee tandartsen onzorgvuldig jegens hem te hebben gehandeld door op verzoek van zijn rechtsbijstandverzekering een verklaring af te geven die onwaarheden bevat. Beide tandartsen hebben de klacht betwist.   De klachten werden gezamenlijk ter terechtzitting behandeld. In de zaak 09/032T oordeelde het college dat daar de tandarts niet zelf klager had gezien maar diens collega, hij de verklaring niet had mogen opstellen. De tandarts werd de maatregel van een waarschuwing opgelegd. In de zaak 09/033T wees het college de klacht af daar de tandarts niet tuchtrechtelijk kon worden verweten dat zij klager wèl had onderzocht maar niet de verklaring zelf had opgesteld. 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 27 januari 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B, gemeente C,

k l a g e r,

tegen

D,

tandarts,

wonende te E,

werkzaam te B, gemeente C,

v e r w e e r s t e r.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het aanvullend klaagschrift;

-                     het antwoord;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 24 november 2009 behandeld tezamen met de door klager ingediende klacht tegen F, tandarts, bij het college geregistreerd onder nummer 09/032T.

Klager was aanwezig. Verweerster was afwezig zonder bericht van verhindering.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager was ingeschreven in de tandartsengroepspraktijk G te B. Verweerster is evenals F werkzaam in deze groepspraktijk. Klager werd in de regel behandeld door F.

Op 28 juli 2008 is klager op de praktijk gekomen voor een reguliere behandeling. Hij werd aldaar gezien en behandeld door verweerster. Tijdens deze behandeling heeft klager verweerster verzocht zijn voortanden te inspecteren om te bezien of er mogelijk schade was na een auto ongeval op 20 mei 2008. Verweerster heeft aan dat verzoek voldaan.

Op enig moment daarna heeft klager zich telefonisch gewend tot de praktijk met het verzoek aan verweerster om een verklaring op te stellen over de toestand van zijn voortanden naar aanleiding van het doorgemaakte ongeval.

H heeft informatie opgevraagd over de toestand van de voortanden. F heeft de volgende verklaring, gedateerd 16 oktober 2008, opgesteld:

Betreft : A

Bovengenoemde patiënt presenteerde zich op 28 juli j.l . op een reguliere behandelafspraak voor het maken van een aantal vullingen. Tijdens deze afspraak vertelde hij betrokken te zijn geweest bij een ongeval een week eerder. Hij vroeg mij zijn voortanden te inspecteren. Deze waren klachtenvrij en ook na uitgebreide inspectie en testen kwam er niks bijzonders aan het licht. Er is geen behandeling ingesteld en er zal ook geen nieuwe afspraak hiervoor gemaakt worden. Ik zal de elementen blijven vervolgen maar de prognose is gunstig daar er op dit moment nog steeds geen klachten zijn.(…) …

F ”

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster geen eigen verklaring op schrift heeft gesteld over haar diagnose op 28 juli 2008 omtrent de toestand van de boventanden van klager na het doorgemaakte auto ongeval en dit heeft overgelaten aan F. De inhoud van de verklaring klopt niet. F heeft klager op die dag

niet behandeld. Hij heeft derhalve ook niet kunnen constateren dat er geen schade was aan zijn tanden. Verweerster heeft immers gezegd dat zij het wel kon repareren maar dat composiet niet vasthoudt. Klager heeft dat geïnterpreteerd als: er is schade, maar reparatie heeft geen zin. Klager heeft een barst in zijn tanden. Dat heeft ook de opvolgende tandarts verklaard.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Het college stelt voorop dat het te betreuren is dat verweerster ter zitting niet is verschenen om haar verweer toe te lichten. Het college moet dus de klacht beoordelen op basis van de stukken in de procedure en hetgeen klager daaromtrent ter zitting heeft verklaard.

Het feit dat verweerster niet zélf heeft voldaan aan het verzoek van de H een schriftelijke verklaring te geven omtrent de toestand van de voortanden van klager, betekent nog niet dat verweerster door dat niet te doen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster heeft dat in deze omstandigheden - F was in de regel de vaste tandarts van klager, er is sprake van een groepspraktijk -, wel mogen overlaten aan haar collega F. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond, wat niet wegneemt dat het wel beter was geweest als verweerster de inhoud van de door haar collega opgestelde verklaring had gecontroleerd. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Partijen verschillen over de vraag welke diagnose verweerster heeft gesteld met betrekking tot de voortanden. Klager heeft gesteld dat er een barst in zijn voortanden zit en dat hij van verweerster had begrepen dat er wel schade was maar dat reparatie geen zin had. Verweerster heeft gesteld dat zij heeft geconstateerd dat er sprake was van gebitsslijtage. Onder deze omstandigheden kan het college niet uitmaken of de stellingen van klager juist zijn, omdat aan het woord van de één niet meer geloof kan worden gehecht dan aan het woord van de ander. Derhalve kan niet worden vastgesteld of de inhoud van de verklaring overeenkomt met de bevindingen van verweerster. Dit onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in beide onderdelen ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 24 november 2009 door:

mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

F.S. Kroon, H.C. van Renswoude en H.C. Teune, leden-tandarts,

mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,

mr. M. Bleeker-Hemmes als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 19 januari 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

J.S.W. Holtrop, voorzitter

M. Bleeker-Hemmes, secretaris