ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0924 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.241

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0924
Datum uitspraak: 30-11-2010
Datum publicatie: 28-02-2011
Zaaknummer(s): C2009.241
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager wil de Staat aansprakelijk stellen voor gezondheidsklachten die hij ondervindt. Rechtsbijstandverzekeraar laat een advies opstellen door de arts, en concludeert dat geen grond aanwezig is voor een vordering op de Staat. Klager is van oordeel dat de arts een valse en zeer onvolledige verklaring heeft opgesteld, en hem dusdoende van rechtshulp door zijn rechtsbijstandverzekeraar heeft afgehouden. Nu de arts in een gezagsverhouding staat tot de rechtsbijstandverzekeraar, is het medisch advies bevooroordeeld. Klacht is afgewezen door het Regionaal Tuchtcollege. Beroep tegen dit oordeel is verworpen door het Centraal Tuchtcollege.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2009.241 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., arts, wonende te D., verweerder in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. J.P.M. Simons, advocaat te Rotterdam.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klager - heeft op 10 oktober 2008 bij het Regionaal      Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna te noemen de arts - een klacht   ingediend. Bij beslissing van 16 juni 2009, verstuurd op 11 augustus 2009, onder             nummer 08/297 heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing     tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep      ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare  terechtzitting van het            Centraal Tuchtcollege van 30 november 2010, waar namens de arts is verschenen zijn       gemachtigde, mr. J.J. Simons. Klager is niet verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende     overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder is onder meer als medisch adviseur van de Stichting E. werkzaam.

Klager, bij E. verzekerd voor rechtshulp in het kader van rechtsbijstand, heeft bij mailbericht van 29 september 2006, zich tot E. gewend met het volgende verzoek met een motivering die gedeeltelijk hier wordt aangehaald:

“ Hierbij verzoek ik u mij rechtshulp te geven wegens ernstig invaliderende  ziekte door ernstige luchtvervuiling langs autowegen 1989-1992 (ook vanaf 1984 t/m 1986). Ook woon ik al vanaf 1-3-1988 binnen de 150-200 meter zone van de N3 (volgens het RIVM de gevarenzone), zijnde de gevaarlijke stoffenroute van F. naar G..

Ik lijd aan de ziekte Myalgische Encephalomyelitis en Multiple Chemical Sensitivity vanaf 7-2-1990. Ernstige aantasting van mijn immuunsysteem: bijna alle organen aangetast, 174 allergieën, longproblemen. Enz. Alle essentiële stoffen in lichaam zijn verlaagd of afwezig. Uiteindelijk is dit dodelijk, zoals in G. is gebleken. Het is een langzame AIDS-ziekte (ook imuunziekte), alleen is bij AIDS een virus de boosdoener en bij ME/MCS een algehele aantasting van het immuunsysteem.”

Verweerder, gevraagd om zijn advies, heeft met machtiging van klager de door hem genoemde huisarts en alternatieve artsen voor inlichtingen benaderd, van wie hij bericht heeft gekregen. Verder beschikte verweerder over de verzekerings-geneeskundige rapportage van het H.. Aan de hand van een en ander heeft verweerder E. in een interne en aan klager ter kennis gebrachte notitie op

22 april 2008 als volgt bericht:

“Na enig aandringen mocht ik dan toch onlangs het volledige dossier van de huisarts ontvangen. Ik heb dit dossier bestudeerd in het licht van uw vraagstelling en de claim van cliënt dat een groot deel van zijn klachten moet worden toegewezen aan, kort gezegd, de luchtvervuiling waarvoor hij de Staat aansprakelijk wil stellen.

Ik tref in het dossier uitgebreide medische consumptie aan. De huisarts werd dus zeer regelmatig bezocht met allerlei klachten van zeer uiteenlopende aard met toch vooral klachten van het maag-darmstelsel, het bewegingsapparaat, de huid en nog een aantal andere klachten zonder dat één en ander heeft geleid tot het stellen van een specifieke diagnose. Ook in het oudere, nog handgeschreven, dossier tref ik vele klachten aan zonder dat daar ooit, voor zover leesbaar, een duidelijke diagnose aan kon worden verbonden. Betrokkene  noemt zelf een aantal aandoeningen die in de geneeskunde danwel niet zijn erkend danwel geheel van subjectieve aard zijn waarvoor geen ontstaansmechanisme bekend is. De verklaring van betrokkenen dat dit allemaal komt door fijnstof en looddeeltjes in de lucht, is dus geheel en al zijn eigen attributie en vindt in de bekende literatuur van de geneeskunde geen steun. Bovendien vind ik deze klachten toch eigenlijk niet terug in het huisartsendossier.

Ik vrees derhalve u te moeten meedelen dat de stelling van cliënt op geen enkele wijze langs medisch wetenschappelijke weg zullen kunnen worden onderbouwd en dat ik daarmee de kans op succes van een verhaalsactie als nihil inschat.

Ik lees overigens in het dossier dat betrokkenen een dertigtal filtersigaretten per dag rookt en kan u verzekeren dat de hoeveelheid toxische stoffen die betrokkene zichzelf daarmee heeft toegebracht een veelvoud is van die welke via de normale omgeving op hem afkomen.”

E. heeft vervolgens met een beroep op de polisvoorwaarden van de rechtsbijstand-verzekering, kort weergegeven, het verzoek van klager om bijstand van een advocaat afgewezen.

  3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder een valse en zeer onvolledige verklaring heeft opgesteld. Klager is van oordeel dat het medisch advies bevooroordeeld is opgesteld, afkomstig is van een arts met wie E. een gezagsverhouding heeft. Klager vindt het bijzonder kwalijk dat de arts het korte tijd roken, tot 21 juni 1981, heeft geprobeerd te misbruiken om zijn recht op rechtshulp te verhinderen.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Verweerder heeft bij antwoord een uiteenzetting gegeven over de gebruikelijke procedure indien een verzekerde om rechtsbijstand vraagt: Eerst wordt juridisch getoetst aan de polisvoorwaarden. Indien een dergelijk beroep wordt gehonoreerd wordt een dossier pas inhoudelijk in behandeling genomen. Vervolgens wordt eerst bezien of een redelijke kans op succes bestaat en daarna of aantoonbare schade is ontstaan, waarvoor een aansprakelijke partij kan worden aangewezen. Daarbij kan om een medisch oordeel worden gevraagd over een mogelijk causaal verband tussen de gestelde oorzaken en de vastgestelde gezondheidsproblemen.

Verweerder heeft gesteld zich niet in staat te achten op medische gronden het causaal verband tussen de door klager genoemde omgevingsfactoren en zijn lichamelijke klachten aannemelijk te achten.

Het college heeft geen aanwijzing dat verweerder tuchtrechtelijk te kort is geschoten. In de eerste plaats bestaan geen bedenkingen tegen de door verweerder geschetste procedure. De medisch adviseur is er voor om waar nodig te adviseren opdat de (rechtsbijstands)verzekeraar zijn uit de polisvoorwaarden voortvloeiende verplichtingen kan beoordelen. Hiervan uitgaande heeft verweerder zijn taak juist opgevat door aan de hand van door hem gevraagde en verkregen inlichtingen en andere schriftelijke informatie over klager zijn hiervoor onder de feiten vermelde advies te geven. Uit niets blijkt dat verweerder zijn onderzoek te beperkt heeft gehouden, de geldende procedureregels niet in acht heeft genomen of beneden de maatstaf van zijn medische deskundigheid heeft geadviseerd. Klager heeft feitelijk niet uitgelegd waarom het advies “vals” of “zeer onvolledig” is.  

Klager heeft zich er begrijpelijkerwijze aan gestoord dat verweerder in het slot van zijn verklaring erbij heeft gehaald dat, zo vat het college dit samen,  het roken van klager eerder als oorzaak van zijn gezondheidsklachten zou kunnen worden aangewezen dan die welke hij heeft genoemd. Onweersproken is dat klager reeds geruime tijd niet meer rookt, zodat deze toevoeging reeds feitelijk ongegrond is. Los daarvan had verweerder zich beter van deze uitspraak kunnen onthouden, nu het zijn taak alleen was om een mogelijk verband met de door klager genoemde oorzaken te onderzoeken. Mede omdat verweerder zowel schriftelijk als tijdens de behandeling ter zitting verklaard heeft deze, niet relevante, uitspraak te betreuren is er geen reden om hem daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal College uit van de feiten             zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “ 2. De             feiten” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              Klager is van de bestreden beslissing in beroep gekomen.  Klager heeft zijn standpunten en klachten, zoals in eerste aanleg geformuleerd, herhaald en toegelicht. Het beroep strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de bestreden  beslissing vernietigt en alsnog een maatregel oplegt aan de arts.

4.2              De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met de conclusie het beroep te verwerpen.

4.3              Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege dat de toevoeging van de arts omtrent het roken van klager beter achterwege had kunnen blijven. Het Centraal Tuchtcollege beschouwt deze toevoeging overigens als ten overvloede gegeven en niet dragend voor het advies.

4.4              De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voor het overige niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter,

prof.mr. J.K.M. Gevers en mr. C.H.M. van Altena, leden-juristen en mr.drs. W.A. Faas en mr.drs. M.J. Kelder, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2011, door mr. E.J. van Sandick, in tegenwoordigheid van de secretaris.                                  Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.