ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0590 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/166

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0590
Datum uitspraak: 05-10-2010
Datum publicatie: 06-10-2010
Zaaknummer(s): C2009/166
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster klaagt over twee van de vier kronen die de tandarts heeft geplaatst. Haar voortanden ogen ongelijk. Het RTG heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht omdat zij haar klacht niet heeft onderbouwd met de gronden waarop de klacht berust. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt deze beslissing en wijst de zaak terug omdat het RTG heeft nagelaten klaagster in de gelegenheid te stelen dit verzuim te herstellen conform artikel 5 van het Tuchtrechtbesluit BIG.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/166 van:

                                               A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

                                               gemachtigde: mr. R.J. Michielsen, advocaat te Hoogvliet,

tegen

                                               C., tandarts, wonende te D., verweerder in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. P.A.R. Dijkers.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klaagster - heeft op 20 juni 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege            te ‘s-Gravenhage tegen tandarts C. - hierna te noemen de tandarts - een klacht   ingediend. Bij beslissing van 31 maart 2009, onder nummer 2008 T 101 heeft dat   College klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht.

            Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een   verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal       Tuchtcollege van 9 september 2010, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door             mr. R.J. Michielsen voornoemd alsmede de tandarts.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            2.1 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

            “2. De klacht

Klaagster is niet tevreden over twee van de vier kronen die de tandarts bij haar heeft geplaatst. De tandarts zegt dat alles in een lichaam hoog en laag is en wil er niets aan doen. Inmiddels is klaagster bang geworden.

3. Het standpunt van de arts

Klaagster is vanaf 19 mei 1992 tot en met 21 mei 2008 patiënt geweest van de tandarts. In die periode zijn drie kronen (in 2005, 2006 en 2007) geplaatst. Tot en met het laatste bezoek aan de tandarts op 25 januari 2008 heeft klaagster nooit bij de tandarts geklaagd over haar kronen. De klacht heeft de tandarts dan ook verrast.

De tandarts is van oordeel dat de kronen naar volle tevredenheid van klaagster en hemzelf zijn geplaatst en volledig voldoen aan de gestelde tandheelkundige normen.”

2.2 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“4. De beoordeling

Het College is van oordeel dat klaagster haar klacht niet heeft onderbouwd met de gronden waarop de klacht berust. Nu ook in de repliek die onderbouwing ontbreekt, voldoet de klacht niet aan de eisen die daaromtrent zijn gesteld in artikel 4 lid 1 van het Tuchtrechtbesluit BIG. In het bijzonder heeft klaagster niet aangegeven waarom zij met de kronen ontevreden is en welke kronen dit dan betreft. Het College zal klaagster dan ook ingevolge artikel 65 lid 2 Wet BIG juncto artikel 66 lid 4 Wet  BIG niet-ontvankelijk verklaren in haar klacht.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   volgende feiten en omstandigheden.

            Klaagster is niet tevreden over twee van de vier kronen die de tandarts bij haar heeft   geplaatst. Haar voortanden ogen ongelijk.

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard wegens het      niet vermelden van de gronden van de klacht.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Volgens artikel 65 lid 2 van de Wet Big moet de inhoud van het klaagschrift    voldoen aan de daaromtrent bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. In de desbetreffende algemene maatregel van bestuur (het Tuchtrechtbesluit BIG) schrijft     artikel 4 lid 1 onder b voor dat het klaagschrift de klacht en de feiten en gronden         waarop deze berust bevat. Ingevolge artikel 5 van het Tuchtrechtbesluit BIG deelt het        tuchtcollege, indien het klaagschrift niet voldoet aan het eerste of tweede lid van      artikel 4, zulks aan klager mede en nodigt hem uit het verzuim binnen een bepaalde      termijn te herstellen. Noch uit het dossier noch uit de beslissing  blijkt  dat klaagster in             de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen. Het Centraal Tuchtcollege stelt     vast dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte heeft nagelaten artikel 5 van het       Tuchtrechtbesluit BIG toe te passen. Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege        klaagster ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht en ook ten   onrechte niet is toegekomen aan de behandeling van de zaak zelve. Derhalve kan de           bestreden beslissing niet in stand blijven. Het Centraal Tuchtcollege acht, gezien          hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht omtrent de tandheelkundige            behandeling van klaagster, termen aanwezig de zaak terug te wijzen naar het        Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage voor een inhoudelijke behandeling van de zaak.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;

                                               wijst de zaak terug naar het Regionaal Tuchtcollege

                                               te ’s-Gravenhage.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mrs. H.C. Cusell en P.J. Wurzer, leden-juristen en J.E.A. Dresen en drs. H.J. van Iterson, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2010, door mr. W.D.H. Asser, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                                Secretaris  w.g.