ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0568 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/311

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0568
Datum uitspraak: 02-09-2010
Datum publicatie: 08-09-2010
Zaaknummer(s): C2009/311
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt tandarts onzorgvuldig handelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond bevonden en de tandarts voorwaardelijk geschorst. In beroep oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat de tandarts verweten moet worden dat hij bruggen heeft geplaatst zonder vooraf foto’s te maken om zich ervan te vergewissen of de elementen die hij als pijler wilde gebruiken wel geschikt waren om als steunpunt te dienen. Eerdere foto’s zijn van onvoldoende kwaliteit. Zo de tandarts wel foto’s heeft gemaakt, waarvan echter niet is gebleken, kan hem dat niet baten omdat hem dan valt te verwijten dat hij op basis van die foto’s de ongeschiktheid van de pijler niet heeft vastgesteld. Centraal Tuchtcollege legt een minder zware maatregel, te weten een berisping op en verwerpt het beroep voor het overige.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/311 van:

                                               A., tandarts, van 19 november 1998 tot en met 13 mei 2009                                      ingeschreven geweest in het BIG register van tandartsen,

                                               domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat

                                               mr. J. Koekkoek te Haarlem, appellant, verweerder in eerste                                      aanleg,

tegen

                                               B., wonende te C., verweerster in hoger beroep, klaagster in                                      eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

            B. - hierna klaagster - heeft op 30 december 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te

            ‘s-Gravenhage tegen tandarts A. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij          beslissing van 17 november 2009, onder nummer 2008 H 229, heeft dat College de          inschrijving van de tandarts in het register voor de duur van vier weken       voorwaardelijk geschorst, met een proeftijd van twee jaren onder de voorwaarde dat             de tandarts zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan enig          tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag. De tandarts is van die beslissing tijdig in hoger      beroep gekomen. Klaagster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal       Tuchtcollege van 10 juni 2010, waar klaagster en de tandarts, bijgestaan door

            mr. Koekkoek zijn verschenen. Mr. Koekkoek heeft het beroep toegelicht aan de hand          van pleitaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag            gelegd.

            “ 2. De feiten

            Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van     het volgende worden uitgegaan.

            Klaagster is in de periode van 23 augustus 2005 tot januari 2007 onder behandeling      geweest in de praktijk aan het D. te C., waar verweerder als tandarts werkzaam was.

            In die periode heeft klaagster een aantal wortelkanaalbehandelingen ondergaan. Op      5 september 2007 is in verband met hevige pijnklachten een kies links onder (element 36) getrokken. Een groot aantal kiezen is behandeld omdat ze moesten dienen als       pijler voor een brug. In maart 2006 zijn linksonder een 4-delige brug en rechtsboven    eveneens een 4-delige brug geplaatst. Op een kies linksboven (element 27) is een            kroon geplaatst. In mei 2006 is rechtsonder een 3 delige brug geplaatst, met als            pijlers de elementen 45 en 46 met een vrij-eindigende dummy. Hier waren eerder de   elementen van wortelkanaalbehandelingen voorzien. Snel na het plaatsen kwam de      brug rechtsonder los. Kort na herplaatsing zat de brug weer los. Klaagster heeft op        zeker moment geweigerd zich opnieuw in de tandartsenpraktijk van verweerder te       laten behandelen. Een second opinion is door tandarts E. uitgevoerd, in welk verband     (door klaagster ter zitting overgelegde) foto’s zijn gemaakt.

            Voor de uitgevoerde werkzaamheden heeft klaagster de praktijk van verweerder in       totaal € 4.686,20 voldaan. De tandarts is per brief van 8 september 2008 aansprake-          lijk gesteld. In deze brief is aanspraak gemaakt op terugbetaling van genoemd       bedrag. Afwikkeling heeft nog niet plaatsgevonden.

            Tijdens de zitting was de schade nog niet hersteld. Klaagster wacht de uitspraak in de    tuchtzaak af voordat zij (met behulp van de verzekeringsmaatschappij) verder civiel     actie zal ondernemen.

            3. De klacht

            Klaagster verwijt verweerder, onder verwijzing naar de hierboven vermelde feiten,        zeer onzorgvuldig gehandeld te hebben. In haar klaagschrift vermeldt zij dat de        wortels nu zo ver zijn aangetast en verzwakt dat zij rechtsonder en linksboven alleen nog maar stompjes heeft die zo nu en dan ontsteken. Ook de brug rechtsboven moet    weer verwijderd worden. Om de schade te herstellen moeten er 5 kiezen getrokken         worden en 4 implantaten worden geplaatst.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft geen verweer gevoerd en is evenmin ter zitting verschenen. Wel heeft mr. Koekkoek namens verweerder ter zitting verweren gevoerd. Daarop wordt hieronder voor zover nodig ingegaan.

 5. De beoordeling

5.1  Als vaststaand wordt aangenomen dat verweerder als tandarts ingeschreven is geweest in het BIG-register van 19 november 1998 tot en met 13 mei 2009. Nu de hem verweten gedragingen zich afspelen binnen deze periode, is het college bevoegd deze te beoordelen.

5.2 Namens verweerder is allereerst aangevoerd dat uit de toegezonden staat betreffende klaagster blijkt dat de wortelkanaalbehandelingen, die hem worden verweten, niet door hem zijn uitgevoerd. Bij het overzicht is tot en met

19 december 2005 de code Adm gebruikt die duidt op (werkzaamheden van de ) administratie. Klaagster heeft ter zitting echter stellig volgehouden dat zij – behalve een in de staat vermelde spoedbehandeling op de avond van 26 augustus 2005 door een collega van verweerder uit F. – altijd door verweerder is behandeld. Het college heeft geen reden om aan dit, overigens zonder noodzaak in zeer laat stadium gevoerde, verweer betekenis toe te kennen en te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van klaagster. Geconcludeerd wordt dan ook dat verweerder in elk geval verantwoordelijk is voor de verrichtingen die in de staat van historische gegevens vermeld zijn.

5.3 Namens verweerder is verder betoogd dat het causaal verband ontbreekt, omdat de brief van de rechtsbijstandverzekeraar van 8 december 2008 (bijlage bij het klaagschrift) bol van aannames en onjuistheden staat, terwijl voorts niet de tandarts maar de werkgever de eventuele schade zou moeten vergoeden. De werkgever zou ook bereid zijn geweest de kosten van een implantaat te vergoeden.

5.4 Wat van deze verweren zij, aan de orde is hier allereerst en voornamelijk of verweerder tuchtrechtelijk is aan te spreken voor de behandelingen van klaagster, zoals die door haar zijn gesteld en, zoals eerder overwogen, aannemelijk zijn geworden. Anders dan namens verweerder is betoogd is zijn weerspreking van de door klaagster met bewijsstukken gestaafde stellingen onvoldoende. Tegenover het gespecificeerde betoog van de schadebehandelaar van de rechtsbijstandverzekeraar in genoemde brief van 8 september 2008 ter onderbouwing van de claims van klaagster had verweerder niet kunnen volstaan met het betoog dat daarin onjuiste aannames zijn opgenomen. Het klaagschrift en de toelichting daarop van klaagster, de opbouw van de brief van 8 september 2008 volgende, mede in aanmerking nemende de slechte staat van het gebit zoals die uit de foto’s van E. is af te leiden, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat verweerder klaagster gedurende langere tijd inderdaad onoordeelkundig en zeer onzorgvuldig heeft behandeld.

In het kort weergegeven heeft verweerder een kies geëxtraheerd na een kort tevoren nog daaraan uitgevoerd wortelkanaalbehandeling, heeft hij voor de plaatsing van bruggen herhaaldelijk gebruik gemaakt van kiezen die ondeugdelijk (niet goed voorbehandeld, met ontstekingen, na een onder meer veroorzaakte fausse route) waren om als pijler te fungeren en was er sprake van een plaatsing van een kroon zonder volledige behandeling van alle wortelkanalen.

5.5. Verweerder is tuchtrechtelijk een ernstig verwijt te maken. Hieraan doet niet af of mogelijk (ook) de werkgever van verweerder voor de civiele gevolgen aansprakelijk is, noch dat over de exacte hoogte van de schade misschien te twisten valt, noch dat klaagster kennelijk nog niet in staat is geweest voor de kostbare en emotioneel ingrijpende restauratie alsnog opdracht te geven.

5.6. Het ontbreken van adequaat verweer, tijdens het schriftelijk vooronderzoek en vervolgens op de zitting, maakt duidelijk dat verweerder zich niet toetsbaar heeft willen opstellen.  Op grond van al het voorgaande wordt oplegging van na te melden maatregel passend geacht.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten, zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder            2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1.      De tandarts is in beroep gekomen van het oordeel van het Regionaal   Tuchtcollege dat hij te kort is geschoten in de zorg jegens klaagster doordat hij bij    haar een kies heeft geëxtraheerd na een kort tevoren daaraan uitgevoerde      wortelkanaalbehandeling, voor de plaatsing van bruggen herhaaldelijk gebruik heeft     gemaakt van kiezen die ondeugdelijk waren om als pijler te fungeren en een kroon heeft geplaatst zonder volledige behandeling van alle wortelkanalen en dat een en     ander hem ernstig tuchtrechtelijk moet worden verweten, alsmede van de hem             opgelegde maatregel.

            De tandarts voert kort samengevat in beroep aan dat hij bij klaagster alleen die           behandelingen heeft verricht waarbij zijn initialen staan vermeld, dat de        wortelkanaalbehandeling waarover wordt geklaagd niet door hem is uitgevoerd en dat         het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte aan het desbetreffende verweer voorbij is      gegaan. Hij heeft, aldus de tandarts, bij klaagster alleen de bruggen en kronen        geplaatst waarbij zijn initialen staan vermeld op de behandelkaart. Van die            verrichtingen valt hem geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

            4.2.      Klaagster heeft het beroep van de tandarts bestreden met impliciet de conclusie          het beroep te verwerpen.

            4.3.      Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt. Klaagster is van

            23 augustus 2005 tot 27 maart 2007 als patiënt ingeschreven geweest in de tandartsen-          praktijk D. te C.. Of de tandarts klaagster vanaf 23 augustus 2005 heeft behandeld,            zoals zij stelt of pas vanaf de datum dat zijn initialen bij de uitgevoerde behandelingen          staan vermeld, - dus sinds 17 januari 2006 - , zoals de tandarts betoogt, kan naar het             oordeel van het Centraal Tuchtcollege voor het beantwoorden van de vraag of de       tandarts klaagster de zorg heeft geboden waartoe hij jegens haar was gehouden, in het     midden worden gelaten. De tandarts moet naar het oordeel van het Centraal           Tuchtcollege hoe dan ook worden verweten dat hij bij klaagster bruggen heeft            geplaatst zonder tevoren röntgenopnamen te maken om zich er van te vergewissen dat   de elementen die hij als pijler wilde gebruiken wel geschikt waren om als steunpunt te            dienen. Eerder gemaakte foto’s waarover de tandarts kon beschikken zijn naar het            oordeel van het Centraal Tuchtcollege van onvoldoende kwaliteit om op basis daarvan            een juiste beoordeling te kunnen maken. Zijn stelling dat hij, zoals hij gewoon is te          doen, wel tevoren foto’s heeft gemaakt, heeft de tandarts niet aannemelijk kunnen     maken. Indien hij wel tevoren foto’s heeft gemaakt, waarvan zoals hiervoor is             overwogen niet is gebleken, zou hem dat overigens toch niet kunnen baten omdat hem            dan valt te verwijten dat hij op basis van die foto’s de ongeschiktheid van de pijler niet heeft vastgesteld.

            Bij het voorgaande moet de tandarts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege    voorts tuchtrechtelijk worden aangerekend te hebben nagelaten om er, voorafgaand aan het plaatsen van een brug, voor te zorgen dat de parodontale toestand van het rond   de voor de bruggen gebruikte pijlers liggende weefsel gezond was.

            4.4.      Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Centraal Tuchtcollege, zij het             met een enigszins afwijkende motivering, met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel     is dat de tandarts ten aanzien van de behandeling van klaagster een tuchtrechtelijk     verwijt moet worden gemaakt en dat klaagsters klacht in voege als overwogen onder 4.3. gegrond is. In zoverre wordt het beroep verworpen. De behandeling van de zaak        in beroep geeft het Centraal Tuchtcollege wel aanleiding in plaats van de door het   Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel van voorwaardelijke schorsing aan de          tandarts de minder zware maatregel van berisping op te leggen. Het voorgaande          betekent dat als volgt wordt beslist.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep alleen voor zover                                              aan de tandarts de maatregel van voorwaardelijke schorsing van                                             de inschrijving in het register voor de duur van vier weken                                                   voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren is opgelegd en                                         opnieuw rechtdoende:

                                               legt aan de tandarts de maatregel van berisping op,

                                               verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mrs. C.H.M. van Altena en G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en H.J. van Iterson en

J.E.A. Dresen, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 2 september 2010, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.