ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0529 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/253

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0529
Datum uitspraak: 19-08-2010
Datum publicatie: 19-08-2010
Zaaknummer(s): C2009/253
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Orthopedisch chirurg; heupoperatie. De orthopedisch chirurg heeft bij de echtgenote van klager een heupoperatie uitgevoerd. Volgens klager is bij deze operatie een beenlengteverschil van 2 cm opgetreden, waardoor zijn echtgenote mank loopt en pijnlijke spieren heeft. Volgens klager is van tevoren niet medegedeeld dat er een kans zou zijn op beenlengteverschil. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de heupoperatie lege artis is uitgevoerd. Het beroep van klager is verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak oder nummer 2009/253 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., orthopedisch chirurg, wonende te D.,

                                               verweerder in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klager - heeft op 30 september 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te       Amsterdam tegen C. - hierna de orthopedisch chirurg - een   klacht ingediend. Bij     beslissing van 9 juni 2009, onder nummer 08/281 heeft dat             College de klacht als    kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep             gekomen. De orthopedisch chirurg heeft een verweerschrift in hoger beroep    ingediend.

            De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal       Tuchtcollege van 25 mei 2010, waar zijn verschenen klager en de orthopedisch             chirurg, bijgestaan door mr. E.P. Haverkate voornoemd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten      grondslag gelegd.

            “ 2.       De feiten.

            2.1       Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.

            2.2       Patiënte was al langere tijd bekend met coxarthrosis rechts en werd

            6 juni 2008 op de polikliniek van het E. te F./D. (verder te noemen E.) gezien door        een collega van verweerder vanwege klachten van pijn bij het lopen. Besloten is toen       tot een totale heupprothese rechts, uit te voeren op 24 juli 2008 door een andere       collega van verweerder. Omdat de avond vóór de operatie deze collega plotseling ziek             bleek te zijn, heeft verweerder de operatie verricht. Nadat patiënte 4 dagen na de             operatie uit het E. was ontslagen, heeft klager thuis geconstateerd dat het rechterbeen van zijn echtgenote 2 cm langer was dan haar linkerbeen. 

             2.3       Op 4 september 2008 heeft een gesprek over de ingreep plaatsgevonden tussen   klager en de collega van verweerder, die 6 juni 2008 patiënte en klager had gezien.

            Klager heeft vervolgens bij brief van 29 september 2008 de onderhavige klacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Deze brief is in      kopie naar de Inspectie Volksgezondheid en naar het E. gezonden.

            2.4       Verweerder heeft op 10 oktober 2008 klager gebeld en hem voorgesteld een en   ander over de ingreep uit te leggen. 

            Klager is op 27 oktober 2008 telefonisch benaderd door de secretaris van de Raad         van Bestuur van het E. met het voorstel een gesprek tussen klager en verweerder in     aanwezigheid van de klachtenfunctionaris van het E., te laten plaats vinden. Na enig    uitstel heeft dit gesprek plaatsgevonden op 6 januari 2009.

            3.         Het standpunt van klager en de klacht.

            De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder een operatie bij de        echtgenote van klager heeft verricht waarbij een beenlengteverschil van 2 cm is           opgetreden, met als gevolg dat de echtgenote van klager mank loopt en pijnlijke          verlengde spieren heeft. Van tevoren is niet aan klager medegedeeld dat er een kans             zou zijn op beenlengteverschil.

4.         Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

5.         De overwegingen van het college.

5.1       Op grond van de stukken is niet gebleken dat er een objectieve meting van het beenlengteverschil heeft plaatsgevonden. Ook uit de overgelegde foto's heeft het College niet kunnen opmaken dat er sprake is van een dergelijk groot verschil in beenlengte van patiënte als door klager gesuggereerd.

Nu het College niet kan vaststellen of er daadwerkelijk sprake is van een 2 cm verschil in beenlengte, kan het College de klacht van klager niet verifiëren. Daarbij maakt het College uit de repliek van klager op, dat verweerder klager 10 oktober 2008 heeft benaderd met het voorstel om met klager en patiënte een gesprek te hebben over de ingreep en dat klager op dat voorstel niet is ingegaan. Klager is echter rauwelijks (zonder ook maar te proberen contact te hebben hierover met verweerder, teneinde enige uitleg te verkrijgen) tot het indienen van de klacht overgegaan.

Vervolgens heeft er wel op 6 januari 2009 een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder en klager in aanwezigheid van de klachtenfunctionaris van het E..

In het verslag hiervan van de hand van verweerder is onder meer vermeld:

- op de aanbieding om mevrouw G. nog een keer te zien, te onderzoeken dan wel te begeleiden, wordt aangegeven dat hij (i.e. klager) hier geen behoefte aan heeft -

5.2       Het College concludeert dat, nu het verschil in beenlengte niet is vastgesteld en klager tot twee keer toe niet is ingegaan op het aanbod van verweerder om een gesprek te hebben over de ingreep en met name over het beenlengte verschil van patiënte, klager verweerder de kans heeft ontnomen om op objectiveerbare wijze het verschil in beenlengte vast te stellen en vervolgens eventuele acties te ondernemen.

Voor zover klager stelt dat van tevoren niet aan klager is medegedeeld dat er een kans zou zijn op een beenlengteverschil is het College van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat vanuit het E. informatie over een dergelijke operatie tijdens de indicatiestelling wordt verstrekt. Verweerder heeft echter uitsluitend met de operatie zelf bemoeienis gehad en kan voor voorafgaande informatieverstrekking niet verantwoordelijk worden gehouden.

5.3       Het College oordeelt de klacht dan ook kennelijk ongegrond en zal de klacht zonder verder onderzoek, in raadkamer, afwijzen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt ”.

3.         Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

            3.1 De orthopedisch chirurg heeft in hoger beroep aangevoerd dat klager niet in zijn    beroep kan worden ontvangen omdat klager zijn beroep onvoldoende heeft    onderbouwd.

            3.2 Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft klager in zijn beroepschrift   voldoende duidelijk aangegeven dat, en op welke gronden hij beroep heeft ingesteld          tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Klager kan dan ook in zijn hoger          beroep worden ontvangen.

4.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de               feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger                       beroep niet is bestreden.         

5.         Beoordeling van het hoger beroep

5.1              In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Kern van            klagers verwijt in hoger beroep is dat de orthopedisch chirurg de heupoperatie van zijn        echtgenote d.d. 24 juli 2008 niet correct heeft uitgevoerd, waardoor een beenlengteverschil van 2 centimeter is ontstaan.

5.2              De orthopedisch chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd           tot verwerping van het beroep.

5.3              Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van de stukken van het dossier,       waaronder het door klager in hoger beroep overgelegde verslag van het neurologisch      onderzoek in het H.-ziekenhuis te I. d.d. 29 juli 2009, de getoonde röntgenfoto’s en hetgeen partijen verder nog ter terechtzitting naar voren hebben gebracht, tot het       oordeel dat de orthopedisch chirurg bedoelde heupoperatie lege artis heeft uitgevoerd.            Wat er ook zij van het door klager gestelde postoperatieve beenlengteverschil, naar         het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is komen vast te staan dat de heupprothese   bij klagers echtgenote door de orthopedisch chirurg op de juiste positie en correct is       geplaatst.

5.4              Dit betekent dat klagers klacht ongegrond is en het beroep moet worden         verworpen.

6.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                   verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr.drs. R.Prakke-Nieuwenhuizen en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en  

dr. W.J. Rijnberg en prof.dr. A.H.M. Taminiau, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2010, door

mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.