ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0526 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/235

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0526
Datum uitspraak: 19-08-2010
Datum publicatie: 19-08-2010
Zaaknummer(s): C2009/235
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Betreft een klacht tegen een arts verbonden aan een GGZ-instelling voor verslavingszorg. De klacht houdt in dat de arts klager ten onrechte de door hem gevraagde methadonverstrekking heeft geweigerd en hem gesprekken heeft opgedrongen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld door klager eerst voor medisch behandeling naar zijn huisarts of longarts te verwijzen en dat niet is gebleken dat hem gesprekken zijn opgedrongen. Het Centraal Tuchtcollege heeft de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege bevestigd.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/253 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., arts, wonende te D., verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 15 april 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te

‘s-Gravenhage tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 16 juni 2009, onder nummer 2008 T 050 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.  

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 juni 2010. Ter terechtzitting is verschenen de arts, vergezeld door de heer E., arts en behandeleindverantwoordelijke bij F. te B..

Klager is niet ter terechtzitting verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

De arts is verbonden aan het F. te B.. Klager gebruikte 45 mg methadon per dag. Tijdens een eerste consult bij de arts op 7 april 2008 verzocht klager de arts om een verhoging naar 70 mg per dag. De arts heeft klager verwezen naar zijn eigen huisarts of longarts voor behandeling van zijn benauwdheid. De arts heeft uitgelegd dat daarna een verhoging van methadon overwogen zou kunnen worden.

3. De klacht

Klager verwijt de arts dat hij ten onrechte door hem gevraagde methadonverstrekking heeft geweigerd en dat hem gesprekken zijn opgedrongen.

             4. Het standpunt van de arts

De arts heeft niet in strijd gehandeld met de zorg die hij behoorde te betrachten. De arts had verschillende redenen om niet in te gaan op de wens van klager tot verhoging van methadon. Uit de anamnese leidde de arts allereerst af dat klager ernstig verslaafd was en heroïne en cocaïne gebruikte. Klager weigerde zijn gebruik met de arts te bespreken en gaf op geen enkele wijze te kennen dat hij voldoende inzicht of beheersing had om zijn drugsgebruik te minderen of te stoppen, terwijl het voorschrijven methadon dit als doel kent. Daarnaast gaf klager aan dat hij aan longemfyseem leed.

Het was verstandiger om primair het emfyseem goed te behandelen, aangezien methadongebruik als neveneffect het remmen van het ademhalingscentrum kent. Bovendien was het zonder meer verstrekken van medicatie in de vorm van methadon niet als verantwoorde zorg te beschouwen. Volgens de huidige normen is bij een verslaving een integrale aanpak vereist, naast medische behandeling gericht op het functioneren van patiënt in de maatschappij. Het is daarom gebruikelijk en gewenst om voor behandeling dergelijke patiënten eerst te motiveren tot enkele inventariserende gesprekken.

5. De beoordeling

Klager stelt dat de arts tekort geschoten is in de zorg, door hem zonder de gevraagde verhoging van methadon voor gesprekken naar zijn eigen huisarts of longarts te sturen. Het College is het hiermee niet eens. Het College is van oordeel dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld door klager allereerst voor behandeling van zijn longemfyseem te verwijzen. Dat klager gesprekken zijn opgedrongen is het College niet gebleken.

Het College heeft geen aanwijzingen dat de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en wijst de klacht van klager daarom zonder nader onderzoek af ”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                   verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter;

mrs. R.A. van der Pol en prof. mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en B.P.M. Schweitzer en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2010, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.