ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0476 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/263

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0476
Datum uitspraak: 22-07-2010
Datum publicatie: 22-07-2010
Zaaknummer(s): C2009/263
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Orthopedisch chirurg; Cortison injecties. Klaagster klaagt de orthopedisch chirurg aan omdat deze haar vanwege een hielspoor aan beide voeten een tiental Cortison injecties heeft toegediend, zonder voorlichting over de gevaren hiervan, waardoor haar voetzolen zijn verzwakt en klaagster op de rechtervoet niet meer kan lopen en veel pijn heeft. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de injecties met grote tijdsintervallen zijn toegediend en dat niet is gebleken dat de orthopedisch chirurg niet lege artis te werk is gegaan. De klacht wordt als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing. Klaagsters beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/263 van:

                                               A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

                                               C., orthopedisch chirurg, wonende te D., verweerder in beide                                                instanties.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klaagster - heeft op 9 oktober 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te        Amsterdam tegen C. - hierna de orthopedisch chirurg - een klacht ingediend. Bij       beslissing van 9 juni 2009, onder nummer 08/292 heeft dat College de klacht als     kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep   gekomen. De orthopedisch chirurg heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal       Tuchtcollege van 25 mei 2010, waar is verschenen de orthopedisch chirurg.     

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten      grondslag gelegd.

            “ 2.       De feiten.

            2.1       Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.2       Klaagster is sinds 1997 in behandeling geweest bij verweerder vanwege klachten van een hardnekkige hielspoor van linker en rechter voet.

2.3       Verweerder heeft de beide voeten van klaagster regelmatig behandeld met Cortison injecties. De laatste injectie is gegeven in januari 2005. Klaagster is ook nog nadien regelmatig in de praktijk van verweerder verschenen.

2.4       Klaagster heeft tot twee keer toe een klacht tegen verweerder ingediend en deze klachten vervolgens ingetrokken.

             3.         Het standpunt van klaagster en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.                  in totaal 11 of 12 Cortison injecties aan klaagster heeft gegeven zonder voorlichting over de gevaren hiervan;

2.                  door het geven van zoveel injecties zonder voorlichting, er toe heeft bijgedragen dat verzwakking van de voetzolen van klaagster is opgetreden, met als gevolg dat klaagster op de rechtervoet niet meer kan lopen, veel pijn heeft en de kwaliteit van leven achteruit is gegaan.

4.         Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

5.         De overwegingen van het college.

5.1       Het College behandelt de klachtonderdelen gezien de onderlinge samenhang, gezamenlijk.

5.2       Aannemelijk is geworden dat verweerder de door klaagster bedoelde injecties met grote tijdsintervallen heeft toegediend. Niet is gebleken dat verweerder hierbij niet lege artis te werk is gegaan. Het College is van oordeel dat verweerder voldoende tussenpozen in acht heeft genomen alvorens tot het toedienen van een volgende injectie over te gaan.

Ook overigens is niet gebleken van onzorgvuldig handelen van verweerder.

Het College oordeelt de klacht dan ook kennelijk ongegrond.

5.3       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt ”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. De orthopedisch chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en  

dr. W.J. Rijnberg en prof.dr. A.H.M. Taminiau, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juli 2010, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.