ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0402 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/185

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0402
Datum uitspraak: 24-06-2010
Datum publicatie: 24-06-2010
Zaaknummer(s): C2009/185
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen plastisch chirurg over correctie van wallen onder de ogen van klager. Klager maakt de plastisch chirurg verwijten over (1) het verloop en uitvoering van de ingreep en (2) het resultaat ervan. Voorts (3) verwijt klager de plastisch chirurg dat hij met klager geen contact heeft op genomen over een hersteloperatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen afgewezen. In hoger beroep acht het Centraal Tuchtcollege ten aanzien van het eerste onderdeel van de klacht niet aannemelijk gemaakt dat de aanwezigheid van een huidtherapeute in opleiding tijdens de ingreep heeft geleid tot een gebrek aan concentratie bij de plastisch chirurg. Voor het overige wordt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege bevestigd. Beroep verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/185 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., plastisch chirurg, wonende te D.,    verweerder in hoger                                                    beroep en in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van

                                               Mr. A.J.H.W.M. Versteeg, advocaat te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

            Appellant - hierna klager - heeft op 30 juni 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te

            ‘s-Gravenhage tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing             van 28 april 2009, onder nummer 2008 T 107, heeft dat College de klacht afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal       Tuchtcollege van 27 april 2010, waar zijn verschenen klager alsmede de arts,     bijgestaan door mr. Versteeg. De standpunten van partijen zijn over en weer            toegelicht. Klager heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen die hij aan      het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag            gelegd.

            “ 2. De klacht

            Op 19 juli 2004 heeft de arts in het E.-Ziekenhuis bij klager een correctie van de            bovenoogleden uitgevoerd, waarover klager zeer tevreden was. Een jaar later      begon hij er aan te denken ook de wallen onder zijn ogen te laten corrigeren. Klager            informeerde zich hierover in F., waar men het weghalen van vet als methode          gebruikt, en ook bij de arts, die een andere methode aanbeval. De arts zei dat hij           voorzichtig te werk zou gaan en dat het belangrijk was niet te veel weg te halen. Op

            2 oktober 2006 heeft klager de onder-ooglidcorrectie door de arts laten uitvoeren. De    operatie verliep rommelig, in het bijzijn van een aantal stagiaires, zonder dat        daarvoor klagers toestemming was gevraagd. Tijdens de operatie voerde de arts een         telefoongesprek. De operatie was pijnlijk en leverde geen goed resultaat op. De             wallen onder de ogen bleken niet verdwenen.  Klager verwijt de arts dat deze de            operatie met onvoldoende aandacht heeft uitgevoerd en zich ten onrechte niet volledig            op zijn patiënt heeft geconcentreerd.

            De arts vond zelf ook dat het resultaat niet goed was en verwees klager naar een           plastisch chirurg in G. voor een second opinion. Daarna had de arts contact met         klager moeten opnemen voor een hersteloperatie. Dat heeft hij echter niet         gedaan.           Ook dit vindt klager verwijtbaar.

             3. Het verweer

            Tijdens de operatie op 2 oktober 2006, die onder plaatselijke verdoving werd     uitgevoerd, waren naast klager en de arts aanwezig een instrumenterende zuster, een         omloopzuster en een huidtherapeute in opleiding. Zoals gebruikelijk heeft iedereen      zich aan klager voorgesteld. Deze maakte toen geen bezwaar tegen de aanwezigheid van de huidtherapeute. Klager wist of kon weten dat het E.-Ziekenhuis een         opleidingsziekenhuis is en dat het dus mogelijk is dat uitleg wordt gegeven aan derden. 

            De behandeling, een klassieke blepharoplastiek, is volgens de regels uitgevoerd.                         Tijdens de operatie werd de arts telefonisch in consult geroepen door een collega     medisch specialist, omdat hij dienst had voor de spoedeisende hulp. Hij heeft daarop            de operatie even onderbroken en zich van de patiënt afgewend om kort antwoord te geven in de mobiele telefoon die bij zijn oor werd gehouden. Dat was nodig en de             behandeling liet dat toe. Tijdens de behandeling is klager met regelmaat gevraagd         naar zijn pijnervaring, omdat er zonder probleem verdoving kon worden bijgegeven.        Dat is ook eenmaal gebeurd. Voorafgaand aan de ingreep is klager tijdens een   poliklinisch bezoek op 30 juni 2006 op de hoogte gebracht van de behandeling en de risico’s. Ook heeft hij een handout over ooglidcorrecties met verklarende tekst en             tekening meegekregen. Tijdens het laatste bezoek op 24 april 2007 bestond geen            medische noodzaak voor een tweede operatie. Wel zijn de risico’s van een        aanvullende cosmetische correctie besproken. Naar aanleiding van een brief van             klager van 30 augustus 2007, waarin deze liet weten niet tevreden te zijn met de        ingreep, heeft de arts hem voorgesteld een second opinion te vragen aan een plastisch   chirurg in G.. Dit is op 20 oktober 2007 ook gebeurd. Uit het verslag van de    second opinion blijkt dat met klager is afgesproken dat die contact zou opnemen met            de arts. Klager heeft zich echter niet opnieuw laten behandelen.

            4. De beoordeling

            4.1. Het eerste deel van de klacht betreft de omstandigheden waaronder de operatie is   uitgevoerd.

            Het College heeft geen reden er aan te twijfelen dat bij het voorstellen voor de   operatie aan klager is verteld dat één van de aanwezigen in opleiding was en daarom     de operatie bijwoonde. Dit is in een opleidingsziekenhuis zeer gebruikelijk. Klager         heeft zich naar eigen zeggen goed geïnformeerd voordat hij zich liet opereren. Ook      had hij al eerder een operatie ondergaan in het E.-Ziekenhuis. Hij had daarom   kunnen weten dat de mogelijkheid bestond dat de operatie zou worden bijgewoond        door iemand in opleiding. Dat de arts tijdens de operatie af en toe uitleg heeft       gegeven aan de toeschouwster wil niet zeggen dat de arts zich niet op klager heeft    geconcentreerd. Er is bovendien, anders dan klager stelt, geen enkele aanwijzing dat     er meer dan een stagiaire bij de operatie aanwezig was.

            Dat klager de onderbreking door het telefoongesprek onprettig heeft gevonden is           begrijpelijk. Dit is echter niet altijd te voorkomen, omdat een arts ook tijdens een     operatie in spoedconsult kan worden geroepen. Er is geen reden om aan te nemen dat   het gesprek onnodig lang heeft geduurd of invloed heeft gehad op de kwaliteit van      uitvoering van de operatie.

            Of klager onnodig veel pijn heeft geleden kan niet worden vastgesteld. De verklaring     van de arts dat het gebruikelijk is dat wordt bijverdoofd op geleide van pijn en dat    met regelmaat aan klager is gevraagd of hij pijn voelde, acht het College aannemelijk           en niet verwijtbaar.

            4.2. Dat het resultaat van de behandeling klager is tegengevallen is geen reden om te     oordelen dat de arts de operatie onvoldoende zorgvuldig heeft uitgevoerd. Het gaat     hier om een cosmetische operatie waarbij zo weinig mogelijk vet wordt weggehaald.       Als te veel wordt weggehaald kunnen complicaties ontstaan, zoals een naar buiten     staand ooglid. Dit is vóór de operatie ook met klager besproken. Hij kon dus weten        dat niet zeker was dat het resultaat zou worden bereikt dat hij wenste.

            4.3. Het College ziet niet in dat de arts iets kan worden verweten met betrekking tot de gang van zaken na de operatie. De arts heeft terecht gewezen op de risico’s die waren           verbonden aan een tweede operatie. Dat de arts na de second opinion zelf contact zou           opnemen met klager was niet afgesproken, zoals blijkt uit het verslag van de second            opinion, en kon ook niet van hem worden verwacht.

            4.4. Gelet op het voorgaande is de klacht ongegrond.”

3.         Beoordeling van het hoger beroep

            3.1.      Het gaat in deze zaak – kort gezegd – om het volgende. Op 2 oktober 2006   heeft de arts bij klager een operatieve ingreep aan beide onderoogleden uitgevoerd.

            In eerste aanleg heeft klager de arts verweten dat (1) de operatie  rommelig is verlopen           en door de arts met onvoldoende concentratie is uitgevoerd, (2) de operatie geen   althans onvoldoende resultaat heeft gehad en (3) de arts na de operatie en nadat hij     klager had verwezen naar een plastisch chirurg in G. heeft nagelaten met klager           contact op te nemen over een hersteloperatie. In beroep heeft klager zijn klacht        herhaald en nader toegelicht.

            3.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te          verwerpen.

3.3.            Het Centraal Tuchtcollege overweegt op grond van de stukken en hetgeen door partijen ter terechtzitting over en weer nog naar voren is gebracht als volgt:

-          ten aanzien van het eerste onderdeel van de klacht.

Naar de arts ter terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege nader heeft toegelicht, was ten tijde van de ingreep in de operatiekamer een huidtherapeute in opleiding aanwezig. Dat zij daar was en wie zij was is voorafgaande aan de ingreep aan klager meegedeeld. Klager heeft geen bezwaar gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege acht niet aannemelijk gemaakt dat de aanwezigheid van de huidtherapeute in opleiding heeft geleid tot een gebrek aan concentratie bij de arts.

Klager heeft de arts voorts verweten tijdens de ingreep een telefoongesprek te hebben gevoerd. Hetgeen het Regionaal Tuchtcollege met betrekking tot dit verwijt alsmede met betrekking tot het verwijt dat klager onnodig veel pijn heeft geleden heeft overwogen onderschrijft het Centraal Tuchtcollege en neemt dat hier over. Het voorgaande betekent dat het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is, juist is.

-          ten aanzien van het tweede en derde onderdeel van de klacht

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege ten aanzien van beide klachtonderdelen niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft het Regionaal Tuchtcollege op juiste gronden overwogen dat beide verwijten niet kunnen slagen.

3.4.      Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klager tegen de bestreden beslissing wordt verworpen.

4.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mrs. A. Dupain en M. Wigleven, leden-juristen en dr. R.T. Ottow en dr. J.A. Zonnevylle, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2010, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w,g,