ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0371 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2008/332

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0371
Datum uitspraak: 15-06-2010
Datum publicatie: 15-06-2010
Zaaknummer(s): C2008/332
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager heeft nadat hij was overgestapt naar een andere apotheek, bij zijn oude apotheek zijn medicatiedossier opgevraagd. Klager verwijt verweerster als apotheker van zijn oude apotheek dat haar medewerkers hem geen kopie van zijn dossier konden verstrekken en dat verweerster in zijn medicatiedossier wijzigingen heeft aangebracht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten van klager in raadkamer als kennelijk ongegrond afgewezen, oordelend dat verweerster ten tijde van het opvragen van het medicatiedossier niet werkzaam was bij klagers oude apotheek en voorts dat uit de medicatiehistorie blijkt dat verweerster niet zonder recept slaapmedicatie aan het dossier heeft toegevoegd en dat het middel aan klager is geleverd. Het Centraal Tuchtcollege heeft de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege bevestigd met een aanvulling wat betreft de feitelijkheden.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2008/332 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., apotheker, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. E.J.H. Gielen, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 20 juli 2007 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de apotheker - een klacht ingediend. Bij beslissing van

19 december 2008, onder nummer 07119a heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De apotheker heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 april 2010, waar zijn verschenen de apotheker, bijgestaan door

mr. E.J.H. Gielen voornoemd, die pleitnotities heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager is in 2004 overgestapt van apotheek E. (hierna: apotheek A) naar een andere apotheek. Verweerster was van mei 1998 tot en met februari 2001 werkzaam bij apotheek A  als (beherend) apotheker en is sinds 1 februari 2005 wederom beherend apotheker van deze apotheek. Klager heeft zijn dossier over de periode 2000-2004 opgevraagd bij zijn nieuwe apotheek. Omdat zij hem dat niet in zijn geheel konden geven, heeft klager het vervolgens bij verweerster opgevraagd.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster - zakelijk weergegeven - het volgende.

Klager verwijt verweerster dat zij wijzigingen in zijn medicatiedossier heeft aangebracht. Klager stelt dat in zijn dossier staat vermeld dat hij slaapmedicatie en kalmeringsmiddelen heeft gehad, terwijl hij deze ondanks zijn verzoeken daartoe nooit van zijn huisarts heeft gekregen.

Tevens verwijt klager verweerster dat de medewerkers van apotheek A hem in 2004 geen kopie van zijn dossier konden geven toen hij daarom vroeg. Toen hij op hun verzoek na twee of vier dagen terugkwam, konden ze hem het wel geven.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft vanaf mei 1998 tot en met februari 2001 als (beherend) apotheker gewerkt in apotheek A. Daarna is haar functie overgenomen door een collega. Verweerster is pas weer vanaf 1 februari 2005 als beherend apotheker gaan werken bij apotheek A. Nu de klacht ziet op de periode 2004, neemt verweerster aan dat de klacht niet tegen haar is gericht, maar tegen haar voorganger. Derhalve verzoekt verweerster klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.

Verweerster geeft voorts aan klager niet te kennen en nimmer van hem een persoonlijk verzoek om informatie te hebben gekregen. Tevens heeft klager aangegeven dat hij destijds binnen twee dagen een kopie van zijn dossier gekregen, wat ruim binnen de richtlijn van vier weken ligt.

Verweerster heeft ter hare verdediging de medicatiehistorie van klager overgelegd. Verweerster stelt dat hieruit blijkt dat er door apotheek A slechts één maal een slaaptablet is verstrekt, welke is voorgeschreven door de huisarts van klager, hetgeen blijkt uit het bijgevoegde recept. Tevens is er eenmalig een kalmerend middel verstrekt door de centrale dienstapotheek. Verweerster geeft aan dat de meest recente aflevering door apotheek A aan klager is gedaan op 21 mei 2004.

Verweerster stelt tenslotte dat de apotheek volgens de geldende standaarden werkt en gecertificeerd is. Verweerster heeft er geen belang bij om geen inzage te verstrekken in de medicatiehistorie, hetgeen immers een recht van de patiënt is. Verweerster stelt tevens zeker geen regels aan de medicatie toe te zullen voegen, hetgeen frauduleus handelen zou zijn.

5. De overwegingen van het college

Het college zal klager in de onderhavige klacht ontvankelijk verklaren aangezien klager klaagt op grond van artikel 47 van de Wet BIG.

Nu de klacht van klager voor wat betreft de verstrekking van een kopie van het dossier ziet op de periode 2004 en verweerster in dat jaar in het geheel niet werkzaam was bij apotheek A, kan het college niet anders dan dit gedeelte van de klacht afwijzen als kennelijk ongegrond.

Voor zover de klacht betrekking heeft op het aanbrengen van wijzigingen in het dossier van klager, oordeelt het college als volgt. Tegenover de aantijging van klager dat verweerster wijzigingen in zijn dossier heeft aangebracht, stelt verweerster dat zij dit niet heeft gedaan en nooit zal doen. Verweerster heeft ter onderbouwing van haar stelling de medicatiehistorie van klager overgelegd, hetgeen een recept van de huisarts van klager bevat voor het slaapmiddel temazepam. Hieruit blijkt naar het oordeel van het college onomstotelijk dat er wel degelijk slaapmedicatie is voorgeschreven door de huisarts van klager en dat dit gegeven niet uit eigen beweging door verweerster aan het dossier is toegevoegd. Het college merkt daarbij nog op dat evenmin aannemelijk is geworden dat het kalmerende middel (alprazolam) niet aan klager is geleverd. Deze levering is echter niet door apotheek A geschied.

Gezien al het voorgaande wijst het college ook dit gedeelte van de klacht af als kennelijk ongegrond ”.

3.           Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1 De apotheker heeft in hoger beroep aangevoerd dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen omdat niet duidelijk is op welke gronden klager beroep heeft ingesteld.

3.2 Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft klager in zijn beroepschrift voldoende duidelijk aangegeven dat, en op welk gronden hij beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Klager zal dan ook in zijn beroep worden ontvangen.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. De apotheker heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, echter met de volgende aanvulling. In hoger beroep is meer specifiek komen vast te staan dat verweerster van 1 mei 1998 tot en met maart 2000 bij Apotheek E. werkzaam is geweest als tweede apotheker en vervolgens van 1 april 2000 tot en met maart 2001 als beherend eerste apotheker, waarna zij - na een periode van afwezigheid - vanaf februari 2005 wederom als beherend apotheker van deze apotheek werkzaam is geweest. Voorts is komen vast te staan dat apotheek E. in 2004 als bedienende apotheek verantwoordelijk was voor klagers medicatiedossier. Nu niet is gesteld of gebleken dat daaromtrent afwijkende afspraken zijn gemaakt, kan verweerder geen verwijt worden gemaakt van het niet tijdig verstrekken van een kopie van dat dossier. 

4.3              Dit betekent dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                   verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mrs. M. Zandbergen en R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. J.W. Harting en

drs. P.B. Roth, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2010, door mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.