ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0359 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/157

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0359
Datum uitspraak: 10-06-2010
Datum publicatie: 11-06-2010
Zaaknummer(s): C2009/157
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Het betreft een klacht van een huisapotheker tegen een collega-ziekenhuisapotheker. De huisapotheker heeft aan een patiënte methotrexaatspuiten meegegeven in een onjuiste dosering. Klager is de gevestigd apotheker van de huisapotheek en betrok de medicijnen van de ziekenhuisapotheek. Verweerder is zowel hoofd als de gevestigd apotheker van de ziekenhuisapotheek. Klager verwijt verweerder dat de ziekenhuisapotheek aan de huisapotheek methotrexaatspuiten heeft afgeleverd met een onjuiste dosering. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de ziekenhuisapotheker niet is tekortgeschoten in zijn taken als hoofd en gevestigd apotheker van de ziekenhuis apotheek en dat hem de verkeerde levering – hoe onmiskenbaar fout deze ook is geweest – in tuchtrechtelijke zin niet kan worden verweten, waarna het Regionaal Tuchtcollege de klacht heeft afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege bevestigd. Zie ook zaak 2009/131 waarin patiënte een klacht heeft ingediend tegen de huisapotheker (klager in deze zaak) welke klacht in hoger beroep is overgenomen door de Inspectie voor de Gezondheidszorg.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/157 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

                                               gemachtigde: mr. H.C.J. Coumou, advocaat te Apeldoorn,

tegen

                                               C., apotheker, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna te noemen klager - heeft op 25 maart 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna te noemen de apotheker - een klacht ingediend. Bij beslissing van 7 mei 2009, onder nummer 059/2008 heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De apotheker heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 april 2010, waar aanwezig was klager, bijgestaan door

mr. Coumou voornoemd. Tevens was ter terechtzitting aanwezig de gemachtigde van de apotheker, mr. De Jong voornoemd. De apotheker is vanwege verblijf in het buitenland niet ter terechtzitting verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Patiënte is onder behandeling van de reumatoloog. Zij kreeg methotrexaat voorgeschreven in een dosering van 10 mg (25 mg/ml), neerkomend op 0,4 ml per spuit. Per 19 december 2007 werd de dosering verhoogd tot (volgens het recept) 12,5 mg (25 mg/ml), zijnde 0,5 ml per spuit. Patiënte ging met dit recept naar haar huisapotheek, apotheek D. te B., waarvan klager de gevestigd apotheker is. Deze apotheek betrok de methotrexaat van het “Steunpunt bijzondere bereidingen” van de ziekenhuisapotheek E.-ziekenhuizen, locatie F., te B. (hierna: de ziekenhuisapotheek). Verweerder is zowel hoofd als de gevestigd apotheker van de ziekenhuisapotheek. Op 19 december 2007 faxte de apotheek van klager een aanvraagformulier waarop

6 spuiten 25 mg 1 ml werden besteld. In tweede instantie is ook het recept meegefaxt met het aanvraagformulier. De ziekenhuisapotheek heeft 6 spuiten, gevuld met 1 ml methotrexaat, aan de apotheek van klager geleverd zonder begeleidende stukken. De geleverde spuiten zijn afgegeven aan de patiënte zonder dat iets is opgevallen. Nadat de patiënte de spuiten had gebruikt, is zij bij haar huisapotheek teruggekomen met een herhaalrecept van vóór het moment van de verhoging door de reumatoloog, waarop zij weer spuiten gevuld met 0,4 ml methotrexaat ontving zonder dat er iets is opgevallen. Toen merkte de patiënte op dat de spuiten veel minder waren gevuld dan de vorige keer. Nadat zij daarover had gebeld, is tussen de apotheek van klager en de ziekenhuisapotheek uitgezocht wat er was gebeurd en heeft de ziekenhuisapotheek contact opgenomen met de reumatoloog. Daarna heeft de patiënte te horen gekregen wat er was gebeurd en is haar verzocht de afspraak met de reumatoloog te vervroegen om de gevolgen van de verkeerde hoeveelheid methotrexaat te bespreken.

3. DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat ten behoeve van de in geding zijnde patiënte methotrexaatspuiten zijn afgeleverd met een onjuiste dosering.

4. HET VERWEER

Primair beroept verweerder zich op niet-ontvankelijkheid van de klacht. Subsidiair heeft verweerder -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat inderdaad een verkeerde levering heeft plaatsgevonden maar dat verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college gaat voorbij aan het verweer tot niet-ontvankelijkheid van de klacht. Het handelen van verweerder is te beschouwen als uitoefening van individuele gezondheidszorg, aangezien de klacht inhoudt dat onder zijn verantwoordelijkheid als hoofd en gevestigd apotheker van de ziekenhuisapotheek op basis van een individueel, op naam van de patiënte uitgeschreven recept medicatie is bereid en ten behoeve van deze patiënte aan de apotheek van klager is afgeleverd. Het college is voorts van oordeel dat klager klachtgerechtigd is. Klager kan als rechtstreeks belanghebbende als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onder a, van de Wet BIG  worden aangemerkt, omdat door de verkeerde levering de farmaceutische patiëntenzorg in het geding is gekomen, waarvoor klager als gevestigd apotheker de verantwoordelijkheid droeg.

5.2

Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen staat vervolgens voorop dat het er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Tevens geldt dat in het tuchtrecht ingevolge de Wet BIG wordt getoetst of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt.

5.3

Zoals hierboven uit de vaststelling van de feiten blijkt, gaat het college ervan uit dat klager op 19 december 2007 ten behoeve van de patiënte zes spuiten gevuld met 1 ml methotrexaat van de ziekenhuisapotheek heeft ontvangen. Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen zowel de verweerder als de patiënte daarover hebben laten weten, acht het college dit alleszins aannemelijk.

Het college stelt verder vast dat verweerder geen directe bemoeienis heeft gehad met de in ontvangstname van de bestelling van de methotrexaatspuiten en evenmin direct betrokken is geweest bij de bereiding, de aflevering of de nacontrole daarvan. De betrokkenheid van verweerder in het onderhavige geval beperkt zich tot zijn verantwoordelijkheid als hoofd en gevestigd apotheker voor de organisatie van de ziekenhuisapotheek.

5.4

Het college overweegt dat verweerder met inachtneming van het voorgaande eerst een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt indien sprake is van een zodanig feilen in de leidinggevende en coördinerende taken dat daardoor de individuele farmaceutische zorg niet meer naar behoren kon worden verleend.

Het college is van oordeel dat daarvan in het hier te beoordelen geval geen sprake is. Naar het college uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken en onbestreden is gebleven, is in de ziekenhuisapotheek sprake van een deugdelijk controlesysteem. Volgens het college is geen sprake van stelselmatige en structurele tekortkomingen ten aanzien van de bewaking van dit controlesysteem.

Gelet hierop is verweerder niet tekortgeschoten in zijn taken als hoofd en gevestigd apotheker van de ziekenhuisapotheek en kan verweerder de verkeerde levering – hoe onmiskenbaar fout deze ook is geweest, zoals verweerder ter zitting overigens ook zelf heeft aangegeven – in tuchtrechtelijke zin niet worden verweten.

Dat de ziekenhuisapotheek, zoals door klager is gesteld, het bereide product met relevante begeleidingspapieren had behoren af te leveren, brengt het college niet tot een ander oordeel omdat zulks bij collegiale levering door ziekenhuisapotheken geen staande praktijk is.

Overigens is gebleken dat de ziekenhuisapotheek doende is bij collegiale levering standaard de bereidingsformulieren en, voor zover van toepassing, de analysekaart bij het bereide product mee te leveren en voorts dat maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van vergelijkbare incidenten in de toekomst.

5.5

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het college van oordeel is dat de klacht wel ontvankelijk is maar dat verweerder dienaangaande geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt zodat de klacht ongegrond is”.

3.         Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Anders dan de gemachtigde van verweerder ter terechtzitting in hoger beroep heeft betoogd, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht in hoger beroep geen uitbreiding inhoudt van de initiële klacht. Klager is derhalve ontvankelijk in het beroep.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. De apotheker heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                   verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mrs. M. Zandbergen en R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. J.W. Harting en

drs. P.B. Roth, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2010, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.