ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0285 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/315

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0285
Datum uitspraak: 11-05-2010
Datum publicatie: 11-05-2010
Zaaknummer(s): C2009/315
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager genoot een uitkering krachtens de ziektewet. Klager is bij de verzekeringsarts op spreekuur geweest voor een beoordeling in het kader van reïntegratie. Nadat klager geweigerd heeft toestemming te geven voor het opvragen van informatie bij de curatieve sector heeft de arts de opdrachtgever gemeld dat een beoordeling niet mogelijk was. Klager verwijt de arts dat hij tegen de afspraak klager in oktober in plaats van december heeft opgeroepen, ten onrechte zijn handtekening heeft gevraagd voor het opvragen van medische informatie terwijl klager nog op de wachtlijst stond en te veel informatie over klager heeft overgelegd. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager heeft het beroep te laat ingediend. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager om die reden niet-ontvankelijk in het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/315 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., bedrijfsarts ( arts arbeid en gezondheid-                                                                           bedrijfsgeneeskunde), werkzaam te D., verweerder in beide                                                   instanties.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klager - heeft op 30 oktober 2008 bij het Regionaal      Tuchtcollege te Amsterdam tegen bedrijfsarts C. - hierna te         noemen de arts - een    klacht ingediend. Deze klacht is doorgestuurd naar het bevoegde tuchtcollege en op 20   januari 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen. Bij beslissing van     28 mei 2009, onder nummer 04/2009 heeft dat College de klacht als kennelijk         ongegrond afgewezen.

            Klager is van die beslissing in hoger beroep gekomen.

            Op 20 april 2010 heeft het Centraal Tuchtcollege de zaak buiten aanwezigheid van     partijen in raadkamer behandeld.

2.         Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

            2.1  Ingevolge het bepaalde in artikel 73 lid 1 van de Wet BIG dient het beroepsschrift           op straffe van niet-ontvankelijkheid te worden ingediend binnen zes weken na de             verzending van het bestreden besluit. De bestreden beslissing is bij aangetekende brief       van 28 mei 2009 aan klaagster gezonden. Bij brief van 6 april 2009 - ingekomen bij             het Regionaal Tuchtcollege op 2 juni 2009 - aan de secretaris van het Regionaal          Tuchtcollege te Zwolle heeft klager - zakelijk weergegeven - laten weten dat er per             aangetekende post is getracht een document aan hem uit te vaardigen, dat hij dat    document niet accepteert en de secretaris het onbesteld retour zal ontvangen. Eerst bij            brief van 4 december 2009 (ingekomen op 11 december 2009) maakt klager         vervolgens kenbaar dat hij in hoger beroep wil komen. Uit de op het beroepschrift      geplaatste stempelafdruk met de datum 11 december 2009 blijkt dat het beroepschrift    door het Regionaal Tuchtcollege niet is ontvangen binnen de genoemde termijn van      zes weken.

            2.2 Artikel 73 lid 3 van de Wet BIG bepaalt dat wanneer het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend, niet-ontvankelijk verklaring op grond daarvan         achterwege blijft, indien de indiener van het beroep aantoont dat hij het beroep heeft            ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem verlangd kon worden.

            De plv. secretaris van het Centraal Tuchtcollege heeft klager bij brief van

            11 januari 2010 de gelegenheid geboden om (vóór 5 februari 2010) aan te tonen dat hij het beroep weliswaar na afloop van de zes weken termijn, doch zo spoedig als dit         redelijkerwijs verlangd kon worden, heeft ingesteld. Klager heeft hierop bij brief van

            12 januari 2010 gereageerd. Klager voert - zakelijk weergegeven - aan dat het vonnis            (de beslissing) hem op 28 mei 2009 niet is uitgereikt omdat dit niet feitelijk heeft         plaatsgevonden. Klager meent dat de beroepstermijn eerst vanaf de feitelijke         uitreiking is gaan lopen en hij het beroep tijdig (binnen de wettelijke termijn van

            6 weken) heeft ingediend. Het Centraal Tuchtcollege deelt deze visie echter niet. De    termijn is op 28 mei 2009 ingegaan. Het gegeven dat klager de aangetekend        verzonden beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 28 mei 2009 niet in   ontvangst heeft willen nemen, komt naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege      geheel voor zijn rekening en risico.

            Klager heeft gelet op het bovenstaande niet aannemelijk gemaakt dat hij het beroep    heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem mocht worden verlangd.

            2.3 Het voorgaande betekent dat het beroepschrift niet voldoet aan het in artikel 73 lid           1 Wet BIG gestelde vereiste, zodat klager op grond van het bepaalde in artikel 74 lid 1      Wet BIG niet-ontvankelijk is in het beroep.

3.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mrs. M. Zandbergen en R.A. van der Pol, leden-juristen en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt en

A.C.L. Allertz, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2010, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.