ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0271 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/163

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0271
Datum uitspraak: 11-05-2010
Datum publicatie: 11-05-2010
Zaaknummer(s): C2009/163
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De huisarts heeft aan de voormalige echtgenote van klager een verklaring afgegeven waarin hij heeft verklaard dat hij haar in de voorgaande 20 jaar niet psychiatrisch heeft behandeld. Klager verwijt de huisarts dat deze verklaring onjuist is en dat hij daarmee de arts-patiënt relatie heeft geschonden. Daarnaast verwijt hij de huisarts dat hij de voormalige echtgenote heeft ingelicht over het feit dat klager een tuchtklacht tegen hem had ingediend. Het RTG wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/163 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., huisarts, wonende te B., verweerder in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, als jurist verbonden aan de                                      Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klager - heeft op 12 september 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen huisarts C. - hierna te noemen de arts - een      klacht ingediend. Bij beslissing van 7 april 2009, onder nummer 2008 O 157 heeft dat           College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep           gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in         hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van        25 maart 2010, waar zijn verschenen klager vergezeld van zijn echtgenote, D. alsmede           van de zijde van de arts, mr. E.P. Haverkate voornoemd. De arts heeft bij monde van             zijn gemachtigde het Centraal Tuchtcollege telefonisch laten weten verhinderd te zijn          de terechtzitting bij te wonen.

            Bij brief van 10 maart 2010 (ingekomen 11 maart 2010) heeft klager als bijlage nog    een tweetal brieven, een afschrift van het OTS rapport van 21 september 2009             betreffende de dochter van klager en tuchtrechtelijke jurisprudentie aan het Centraal             Tuchtcollege overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            2.1 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

            “2. De klacht

            De arts heeft aan de voormalige echtgenote van klager een verklaring afgegeven           waarin de arts in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij de voormalige        echtgenote in de voorgaande 20 jaren niet psychiatrisch had behandeld. Niet alleen is deze verklaring onjuist, maar tevens heeft de arts met de verklaring de arts-patiënt-    relatie tussen hem en klager geschonden.

            Bovendien verwijt klager de arts dat, nadat klager een klacht tegen de arts over diens   bovengenoemde handelen heeft ingediend, de arts de voormalige echtgenote hierover        heeft ingelicht. Ook hiermee heeft de arts de genoemde arts-patiënt-relatie geschaad.

            3. Het standpunt van de arts

            De afgegeven verklaring bevat uitsluitend een feitelijke mededeling, In de verklaring     wordt geen oordeel of diagnose gegeven over de gezondheidstoestand van de voormalige echtgenote van klager. De verklaring is juist; de arts heeft de voormalig     echtgenote nooit psychiatrisch behandeld. Ten tijde van de mededeling van de arts             aan de voormalige echtgenote van klager over het indienen van diens klacht, was          klager geen patiënt meer van de arts. Zowel ten aanzien van het afgeven van de         verklaring als ook het doen van de mededeling over de ingediende klacht aan de      voormalige echtgenote van klager is van een schending van de arts-patiënt-relatie tussen de arts en klager geen sprake.”

            2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende          overwegingen ten grondslag gelegd.

            “4. De beoordeling

            Een arts aan wie door een patiënt wordt gevraagd een verklaring af te geven, mag dat doen mits de inhoud van die verklaring met de feiten zoals die de arts bekend zijn,        overeenkomt. Het dossier bevat geen gegevens waaruit zou kunnen worden afgeleid            dat de arts de voormalige echtgenote van klager psychiatrisch heeft behandeld.      Klager lijkt hier ook mee in te stemmen waar hij op de eerste bladzijde van de klacht     schrijft dat de arts geen psychiater is, geen psychiatrische diagnose kan stellen en de      voormalige echtgenote van klager dus ook niet psychiatrisch kan behandelen. Er          bestaat dan ook geen bezwaar tegen de door de arts afgegeven verklaring.

            De arts heeft onweersproken meegedeeld dat klager geen patiënt meer van hem is en     daar de conclusie aan verbonden dat de verklaring niet als een inbreuk op de relatie            van de arts met klager kan worden gezien. Klager heeft dit niet meer weersproken.       Ook dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            De arts heeft aan de voormalige echtgenote van klager een verklaring afgegeven          waarin de arts heeft verklaard dat hij de voormalige echtgenote in de voorgaande

            20 jaren niet psychiatrisch heeft behandeld.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Procedure

            4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie   neer op een herhaling van zijn stellingen in eerste aanleg. Hij concludeert tot gegrond-          verklaring van de klachten.

            4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert -      zakelijk weergegeven - tot ongegrond verklaring van het beroep en bekrachtiging van       de bestreden beslissing, zonodig met verbetering van de gronden.

            Beoordeling

            4.3 Ook in hoger beroep valt de klacht uiteen in twee klachtonderdelen.

            Het eerste klachtonderdeel heeft betrekking op de stelling van klager dat de arts aan de          voormalig echtgenote van klager een verklaring heeft afgegeven waarin de arts in strijd          met de waarheid heeft verklaard dat hij de voormalige echtgenote in de voorgaande

            20 jaren niet psychiatrisch heeft behandeld. Met betrekking tot dit klachtonderdeel is het         Centraal Tuchtcollege van oordeel dat bedoelde schriftelijke verklaring van

            18 april 2008 slechts een feitelijke mededeling bevat die de arts kennelijk op basis van            het medisch dossier van de ex-echtgenote van klager en op haar verzoek heeft       afgegeven. Klager heeft de onjuistheid van deze blote mededeling onvoldoende          onderbouwd en onvoldoende aannemelijk gemaakt en het Centraal Tuchtcollege kan niet beschikken over het onderhavige medische dossier om één en ander te verifiëren.        Dit klachtonderdeel faalt.

            Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt dat de arts, nadat klager een klacht over          diens handelen heeft ingediend, de ex-echtgenote van klager hierover heeft ingelicht.            Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het een ieder die een tuchtklacht indient of        tegen zich gericht heeft gekregen, in beginsel vrij staat, om een ieder daarover te             informeren. Ook dit klachtonderdeel mist derhalve doel.

            4.4 Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen dient de klacht, zij het op andere        gronden dan in eerste aanleg, te worden afgewezen.  Het beroep van klager dient dan           ook te worden             verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M. Wigleven, leden-juristen en

M.G.M. Smid-Oostendorp en  H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2010, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.