ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0190 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/120

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0190
Datum uitspraak: 01-04-2010
Datum publicatie: 02-04-2010
Zaaknummer(s): C2009/120
Onderwerp:
  • Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
  • Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de uroloog dat hij hem op onjuiste wijze heeft geopereerd waardoor klager onnodig lang pijn heeft ervaren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen dat de operatie lege artis is uitgevoerd en heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/120 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

                                               gemachtigde: mw. mr. R. Lessy, advocaat te Waalwijk,

tegen

                                               C., uroloog, werkzaam te D.,   verweerder in beide instanties,

                                               gemachtigde: mw. mr. A.W. Hielkema, als jurist verbonden aan                                              Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klager - heeft op 5 augustus 2008 bij het Regionaal       Tuchtcollege te Eindhoven tegen uroloog C. - hierna te noemen de arts - een klacht       ingediend. Bij beslissing van 20 april 2009, onder nummer 08117 heeft dat College de     klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger    beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal       Tuchtcollege van 16 februari 2010, waar zijn verschenen klager, vergezeld van zijn echtgenote E. alsmede de arts, bijgestaan door mr. A.W. Hielkema voornoemd.     Voorts is gehoord de echtgenote van klager, als getuige van de zijde van klager Zij      heeft de eed afgelegd.

            De raadsvrouw van klager, mr. R. Lessy, heeft telefonisch via de bodedienst laten       weten dat zij vast zat in een kapot treinstel en heeft klager derhalve niet ter

            terechtzitting bij kunnen staan. Klager heeft ingestemd met behandeling van het            beroep buiten aanwezigheid van zijn raadsvrouw.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

            “2. De feiten

            Het gaat in deze zaak om het volgende:

            Klager is op 28 mei 2002 voor het eerst door verweerder gezien op de polikliniek           urologie van het ziekenhuis in verband met klachten van gevoelige testikels. Uit later        echografisch onderzoek bleek er een dubbelzijdige varicocèle te bestaan bij klager die    verweerder operatief wilde corrigeren. Hierop heeft verweerder op 23 juli 2002 een     dubbelzijdige ligatie volgens Palomo uitgevoerd. Op 15 augustus 2002 heeft klager             opnieuw de polikliniek urologie van eerdergenoemd ziekenhuis bezocht omdat de           klachten teruggekeerd waren en is toen gezien door een collega van verweerder.

            Op 24 september 2002 is klager nogmaals door verweerder gezien op de polikliniek       urologie. Verweerder heeft klager op 28 januari 2003 verwezen naar eerdergenoemde   collega, die de behandeling van klager heeft overgenomen.

            Op 12 april 2007 is klager door deze collega opnieuw geopereerd middels een     dubbelzijdige varicocelectomie volgens Goldstein. Sindsdien is klager klachtenvrij.”

            2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

            “3. Het standpunt van klager en de klacht

            Klager verwijt verweerder dat verweerder klager op een onjuiste wijze heeft      geopereerd waardoor klager onnodig lang pijnklachten heeft ervaren.

            4. Het standpunt van verweerder

            Het college zal hierna, voor zover nodig, op het verweer ingaan.”

            2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende          overwegingen ten grondslag gelegd.

            “5. De overwegingen van het college

            Het is voor het college uit de overgelegde stukken niet vast komen te staan dat   verweerder klager niet op de hoogte heeft gebracht van het recidiverisico na de door            hem voorgestelde operatie. Naar het oordeel van het college heeft verweerder klager goed geïnformeerd over de succes- en recidivepercentages van de voorgestelde             operatie.

            Blijkens het door verweerder overgelegde operatieverslag is de operatie lege artis          uitgevoerd en zijn er geen complicaties tijdens de operatie opgetreden. Het optreden     van een recidief varicocèle of persisterende pijnklachten na bovengenoemde  operatie   zijn geen omstandigheden die maken dat het handelen van verweerder tuchtrechtelijk            verwijtbaar is.

            Verweerder heeft blijkens de door hem overgelegde status klager nog tweemaal             poliklinisch gezien en vanwege de aanhoudende pijnklachten klager op

            28 januari 2003 doorverwezen naar zijn collega. Het enkele feit dat klager na een          tweede operatie wel klachtenvrij is geworden, doet aan het eerdergenoemde oordeel    van het college niets af.

            Het college kan op grond van het bovenstaande niet anders dan concluderen dat            verweerder klager met de juiste zorg heeft behandeld en dat de klacht kennelijk        ongegrond is.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de   feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Procedure.

            4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie   neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij          stelt dat de beslissing van 20 april 2009 op onzorgvuldige gronden is genomen en        dat       de motivering ontbreekt of in ieder geval ontoereikend dan wel ondeugdelijk is. Hij   concludeert impliciet tot vernietiging van de bestreden beslissing. Voorts verzoekt       hij het Centraal Tuchtcollege om de arts te veroordelen in de kosten van zowel de       klacht- als de beroepsprocedure.

            4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert –     zakelijk weergegeven – tot verwerping van het beroep en tot bevestiging van de    bestreden beslissing zonodig met verbetering en aanvulling van de gronden.

            Beoordeling.

            4.3  Klager verwijt de arts in eerste aanleg dat hij klager op een onjuiste wijze heeft    geopereerd waardoor klager onnodig lang pijnklachten heeft ervaren. Eerst in hoger             beroep verwijt klager de arts dat hij door hem niet op de juiste wijze is geïnformeerd. Nu            het hoger beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten           of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te            leggen, valt dit nieuwe klachtonderdeel buiten het bereik van dit beroep.

            4.4 Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de    operatie op 23 juli 2002 door de arts lege artis is uitgevoerd. Dat er - zoals klager stelt -       door de arts een andere operatie is uitgevoerd (een dubbelzijdige ligatie volgens      Palomo) dan door chirurg F. met hem was besproken (een dubbelzijdige             varicocelectomie volgens Goldstein) acht het Centraal Tuchtcollege niet aannemelijk.   De stelling van klager dat er een collegiaal overleg heeft plaatsgevonden tussen de arts        en chirurg F. over de methode van opereren is gemotiveerd betwist door de arts en van      de juistheid van die stelling is ook overigens niet gebleken. Het Centraal Tuchtcollege ziet dan ook geen enkele reden om aan te nemen dat de medische behandeling van            klager anders is gegaan dan zoals volgens het tijdpad  in het medisch dossier staat           omschreven. Hieruit blijkt (onder meer) dat de arts geen ander advies heeft gegeven dan        een dubbelzijdige ligatie volgens Palomo welke operatie de arts zelf zou uitvoeren en op          23 juli 2002 ook heeft uitgevoerd.

4.5 Wat betreft het verwijt van klager dat hij door toedoen van de arts onnodig lang pijnklachten heeft ervaren merkt het Centraal Tuchtcollege het navolgende op. Uit de brief van 20 november 2003 van uroloog H. blijkt dat er sprake was van een recidief varicocele beiderzijds en dat H. toen al heeft aangeboden een varicocelectomie beiderzijds volgens Goldstein te verrichten. Voorts staat in deze brief dat klager nog over de operatie wil nadenken. Ook uit de brief van 26 februari 2004 van arts assistent urologie G. blijkt dat hij in het I.-Ziekenhuis is gezien in verband met persisterende pijnklachten na een varicocele correctie volgens Palomo beiderzijds, dat er sprake is van een varicocele beiderzijds en dat de bereidheid er is om een varicocelectomie beiderzijds te verrichten. En ook in deze brief staat dat klager eerst wil nadenken over een operatieve ingreep. Eerst op 12 april 2007 laat klager zich uiteindelijk door uroloog H. opereren. Klager had naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege de pijnklachten kunnen voorkomen door eerder tot een tweede operatie te besluiten. Dat hij dat niet eerder heeft gedaan en daardoor waarschijnlijk onnodig pijn heeft geleden is terug te voeren op zijn eigen keuze en kan de arts niet tuchtrechtelijk worden verweten.        

4.6. Ten slotte verzoekt klager de arts te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep. Anders dan de gemachtigde van klager kennelijk meent vindt dit echter geen steun in het recht. De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg biedt  hiertoe niet de mogelijkheid.

4.7 Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst en G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en

prof. J. Zwartendijk en dr. R.T. Ottow, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 1 april 2010, door mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.