ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0160 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/027

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0160
Datum uitspraak: 16-03-2010
Datum publicatie: 17-03-2010
Zaaknummer(s): C2009/027
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen verpleegkundige. Klager ook in hoger beroep ontvankelijk in de klacht. De werkzaamheden van coördinator patiëntenservice bureau zodanig verweven met de professie van verpleegkundige, dat handelen valt onder tuchtrecht. Schending beroepsgeheim. Klacht ook in hoger beroep gegrond. Maatregel van waarschuwing bevestigd.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/027 van:

                                               B., verpleegkundige, wonende te C., werkzaam te D.,

                                               appellante, verweerster in eerste aanleg,

                                               raadsvrouw mr. S. Colsen, advocaat te Zwolle,

tegen

                                               E., wonende te D., verweerster in hoger beroep, klaagster in                                      eerste aanleg, gemachtigde F., verbonden aan de                                                                  stichting G..

1.         Verloop van de procedure

            E. - hierna te noemen klaagster - heeft op 18 juli 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege             te Eindhoven tegen B. - hierna te noemen verweerster - een klacht ingediend. Bij       beslissing van 8 december 2008, onder nummer 08109, heeft dat College aan de       verpleegkundige de maatregel van waarschuwing opgelegd en publicatie van de           beslissing bepaald. Verweerster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.      Klaagster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal       Tuchtcollege van 19 januari 2010, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door F.,        en verweerster, bijgestaan door mr. Colsen. Partijen hebben hun standpunten over en           weer doen toelichten. Mr. Colsen heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen die    zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag            gelegd.

            “ 2. De feiten

            Het gaat in deze zaak om het volgende:

In mei en juni 2006 was klaagster opgenomen in het ziekenhuis te B. Er hebben zich problemen voorgedaan in de betrekkingen tussen klaagster en een aan dat ziekenhuis verbonden verpleegkundige (A). Klaagster heeft zich daarover bij de klachtencommissie van het ziekenhuis beklaagd en de inspectie heeft een onderzoek ingesteld. A is na ontvangst van de klachtbrief geschorst en vervolgens op staande voet ontslagen. Tegen hem is terzake bij een ander tuchtcollege een klacht aanhangig.

Verweerster is werkzaam op het Patiënten Service Bureau (PSB) van genoemd ziekenhuis. Het PSB houdt zich bezig met het verstrekken van informatie aan patiënten en met klachtenopvang en -bemiddeling

In oktober of november 2006 heeft klaagster het PSB bezocht, eigenlijk om te vragen naar vrije parkeerkaarten, en heeft daarbij een gesprek gehad met verweerster over hetgeen tussen haar en A was voorgevallen.

Op 5 december 2007 kwam een medewerker van het ziekenhuis en tevens goede vriend van A met verweerster praten over hetzelfde gebeuren. In zijn verhaal kwam (onder meer) naar voren dat klaagster had aangeboden te bemiddelen in de relatie tussen de A en diens echtgenote. Verweerster heeft daarop gezegd dat klaagster dat ook aan haar had verteld. Eveneens heeft zij bij die gelegenheid bevestigd dat zij via klaagster wist dat A was ontslagen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht houdt in dat verweerster zonder toestemming van klaagster mededelingen heeft gedaan over een vertrouwelijk gesprek tussen klaagster en verweerster aan een medewerker van het ziekenhuis die niet bij de behandeling van klaagster was betrokken, waardoor zij haar beroepsgeheim heeft geschonden.

Deze schending is des te zwaarder nu het een zeer gevoelige kwestie betrof; verweerster wist dat klaagster een klacht tegen A had ingediend. A heeft de uitlatingen van verweerster tegen klaagster gebruikt. Het vertrouwen van klaagster in hulpverleners was door toedoen van A al ernstig geschaad en verweerster heeft aan dit vertrouwen verder afbreuk gedaan.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster is sinds 1992 werkzaam op het PSB. Discretie staat, gelet op de taken van het PSB, zeer hoog in het vaandel.

Toen klaagster verweerster op het PSB bezocht, zocht klaagster naar een luisterend oor. Na dit bezoek heeft zij klaagster niet meer gezien.

Verweerster heeft in het gesprek op 5 december 2006 met de medewerker van het ziekenhuis geen nieuwe informatie verstrekt. Ze heeft alleen gezegd: ”dat heeft ze mij ook verteld”, toen de medewerker zei dat klaagster had aangeboden te bemiddelen in de huwelijksrelatie van zijn vriend en toen hij zei dat zijn vriend was ontslagen.

Ze heeft niets inhoudelijks verteld en zal dat ook nooit doen. De medewerker wist, toen hij bij verweerster kwam, niet dat klaagster bij verweerster was geweest. Hij is daar achter gekomen doordat verweerster bevestigde dat zij via het gesprek met klaagster al bekend was met hetgeen de medewerker vertelde.

Iedereen die de polikliniek bezoekt kan verweerster en diegene die met haar komt praten zien zitten.

Het spijt verweerster als door haar uitspraken klaagster schade is toegebracht. Zij meent dat zij niets verkeerd heeft gedaan.

5. De overwegingen van het college

Ingevolge artikel 88 van de Wet BIG is een ieder, dus ook verweerster, verplicht geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is genomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen.

Deze regel houdt in dat verweerster (behoudens het zich hier niet voordoende geval van overmacht) tegenover derden had behoren te zwijgen over de inhoud van het gesprek met klaagster. Het feit dat de derde in dit geval reeds bekend was met hetgeen verweerster van klaagster had vernomen doet aan haar zwijgplicht in het geheel niet af. Klaagster moet er zonder meer op kunnen vertrouwen dat al hetgeen zij aan verweerster had medegedeeld tussen hen zou blijven. Zij moet er ook op kunnen vertrouwen dat verweerster geen mededelingen aan een derde zal doen over het (voor deze derde tot dan onbekende) feit dat klaagster bij haar was geweest, waaraan niet afdoet dat het bezoek van klaagster aan het PSB mogelijk voor anderen zichtbaar is geweest.

Verweerster heeft dit vertrouwen beschaamd. Daarmee heeft zij gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van klaagster behoorde te behartigen en is de klacht gegrond.

Hoewel verweerster (die niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld) ter zitting onvoldoende inzicht in de omvang van het voor haar geldende beroepsgeheim heeft getoond, zal het college volstaan met een waarschuwing, nu het college er van uitgaat dat deze omvang haar thans duidelijk zal zijn geworden en zij in de toekomst in voorkomend geval anders zal handelen.

Het college zal deze beslissing ter publicatie doen aanbieden aan het blad Bijzijn en aan TvZ.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder            2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1.      Aan het Centraal Tuchtcollege is in beroep alleen ter beoordeling voorgelegd   of het Regionaal Tuchtcollege klaagster terecht in de klacht ontvankelijk heeft geacht.            Verweerster betwist die ontvankelijkheid. Zij stelt daartoe dat zij voor de haar door    klaagster verweten gedraging niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken, primair    omdat zij niet heeft gehandeld in de hoedanigheid van verpleegkundige en subsidiair omdat het verweten handelen niet valt onder de reikwijdte van artikel 47 eerste lid        onder a en b van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

            (Wet BIG).

4.2.            Klaagster heeft het standpunt van de verpleegkundige gemotiveerd bestreden.

4.3.      Verweerster staat sinds de invoering van de Wet BIG als verpleegkundige in een van de op grond van die wet ingestelde registers ingeschreven. Sinds 1992 werkt zij als coördinator bij het Patiënten Service Bureau (PSB) van Ziekenhuis H. te D.. Als zodanig houdt zij zich, zoals staat beschreven in de door haar overgelegde Taak-/functiebeschrijving Coördinator Patiënten Service Bureau, onder andere bezig met het aan patiënten verstrekken van informatie, het beantwoorden van vragen over zorg, klachtenopvang en  –bemiddeling en het bieden van ondersteuning aan poliklinische patiënten in geval van slecht nieuws gesprekken. Haar hoofdtaak is het geven van voorlichting en informatie en patiëntenbegeleiding. Een coördinator PSB dient volgens de functie beschrijving te beschikken over een verpleegkundige achtergrond. Ook klaagsters collega bezit die achtergrond.

Onder de geschetste omstandigheden zijn de werkzaamheden van verweerster naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege zodanig verweven met haar professie als verpleegkundige dat zij als BIG geregistreerde beroepsbeoefenaar tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op haar handelen als coördinator. Het Regionaal Tuchtcollege heeft  klaagster dan ook terecht in de klacht ontvankelijk geacht.

4.4.      Vervolgens moet worden beoordeeld of het verweten handelen valt onder één van de tuchtnormen van artikel 47, eerste lid van de Wet BIG.  Nu klaagster zich tot verweerster als medewerkster van het PSB heeft gewend om informatie te verkrijgen en verweerster klaagster bij die gelegenheid een luisterend oor heeft geboden over hetgeen klaagster als patiënt in het ziekenhuis heeft ervaren, is er daarmee sprake van een rechtstreeks contact tussen verweerster als verpleegkundige en klaagster als patiënt en van directe patiëntenzorg als bedoeld in het eerste lid, onder a. van artikel 47 Wet BIG.

4.5.      Het voorgaande betekent dat het handelen van verweerster onder de reikwijdte van het tuchtrecht valt en dat het beroep wordt verworpen. Nu overigens tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege geen grieven zijn ontwikkeld blijft de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en daarmee de aan verweerster opgelegde maatregel van waarschuwing in stand.

4.6.      Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal publicatie van deze beslissing worden bepaald. Afzonderlijke publicatie van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is onder die omstandigheden niet nodig.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep;

                                               bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG                                                zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en                                            zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheids-                                               recht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact,                                                       Bijzijn, Tijdschrift voor Verpleegkunde en Verpleegkunde en                                      Nursing, met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mr. R.A. van der Pol en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en

drs D.A. Polhuis en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 16 maart 2010, door mr. W.D.H. Asser, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                        Voorzitter   w.g.                                  Secretaris  w.g.