ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0152 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/038

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0152
Datum uitspraak: 09-03-2010
Datum publicatie: 17-03-2010
Zaaknummer(s): C2009/038
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Klager is onder curatele van zijn zus gesteld. De klacht betreft met name de rol van de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige in de informatieverstrekking rond deze curatele stelling. Het Regionaal Tuchtcollege is o.m. van oordeel dat de verpleegkundige niet tekortgeschoten is in het verlenen van zorg aan klager, hulp heeft geboden en op correcte wijze bemoeizorg heeft verleend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft derhalve de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/038 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

                                               gemachtigden: C. en D.,

tegen

                                               E., sociaal psychiatrisch verpleegkundige, wonende te                                                            B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. N. van den                                              Burg, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klager - heeft op 22 juli 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen sociaal psychiatrisch verpleegkundige E. - hierna te noemen de           verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 januari 2009, onder      nummer 08111a heeft dat College de klacht     afgewezen. Klager is van die beslissing             tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger             beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd            behandeld met de zaken A. / F., psychiater (2009/039) en A. / G., gz-psycholoog      (2009/040) ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

            19 januari 2010, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door zijn gemachtigde

            D. voornoemd  alsmede de verpleegkundige, bijgestaan door mr. N. van den Burg     voornoemd. De zaak is over en weer bepleit aan de hand van pleitnota’s die aan het            Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

            “2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager werd in juni 2006 in de H. geplaatst, aanvankelijk met een IBS wegens bedreiging en het vermoeden van suïcidedreiging. De IBS werd later omgezet in een RM. De RM is niet verlengd omdat het gevaar niet daadwerkelijk werd geconstateerd.

Klager werd aanvankelijk behandeld binnen de gesloten afdeling van acute zorg. De zorg werd vervolgens tot op heden overgenomen door het Act-team van de H., team voor vroegpsychosezorg. Verweerder is verpleegkundige in het Act-team.

Klager is sinds 2006 onder curatele gesteld, zijn zus is curator. Klager heeft zijn curatele aangevochten. De rechtbank heeft de curatele gehandhaafd.”

            2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

            “3. Het standpunt van klager en de klacht

            Volgens klager heeft verweerder informatie aan derden verstrekt zonder klager hiervan in kennis te stellen. Klager heeft nadrukkelijk verboden om informatie ten       aanzien van zijn persoon aan derden en met name aan zijn curator, te verstrekken. De         curator misbruikt op haar beurt de gegevens die hij van verweerder krijgt.

Klagers geestelijke en fysieke welzijn gaat ernstig achteruit als gevolg van het feit dat de curator van klager niet met regelmaat geld overmaakt. Dit veroorzaakt verwaarlozing van de basisbehoeften. Dit is herhaaldelijk en uitvoerig besproken met verweerder en de andere leden van het Act-team, maar verweerder en het team zeggen niets te kunnen doen.

Verweerder biedt hulp aan de curator, zodat klager geplaatst kan worden in de instelling, waardoor de curator kan beschikken over diens legaat.

4. Het standpunt van verweerder

Klager lijdt aan een waanstoornis: hij is ervan overtuigd dat zijn familie niet zijn echte familie is, doch zich daarvoor uitgeeft om hem financieel ten gronde te richten. De onder curatele stelling zou daartoe een middel zijn. Klager was en is het oneens met de gestelde diagnose. De waanstoornis is echter onveranderd aanwezig en deze kleurt zijn hulpvraag en hulpzoekgedrag. Door de onder curatele stelling is contact tussen verweerder en de curator over zaken als de opheffing van de curatele, de financiën en de huisvesting, onvermijdelijk. De wens van klager tot opheffing van de curatele is door verweerder met de curator besproken. De curator achtte de onder curatele stelling echter nog steeds noodzakelijk om pogingen door derden om klager financieel te benadelen, te voorkomen. Er was namelijk al een schuld van € 100.000,- ontstaan. Een eerdere procedure tot opheffing van de curatele heeft klager verloren. Ook een nieuwe procedure tot aanwijzing van een andere curator heeft klager verloren omdat de rechtbank geen aanwijzing vond voor de klacht van klager dat zijn zus bij het uitvoeren van het curatorschap in gebreke bleef. Verweerder en het Act-team hebben voorgesteld om het curatorschap over te dragen aan een niet-familielid, maar dit wees de curator af. Omdat de curator niet altijd volgens afspraak geld overmaakte aan klager werd de afspraak daaromtrent aangescherpt. Ook werd met haar overleg gevoerd over een extra toelage voor kleding, maar zij verkoos deze te verstrekken in natura. Voor verweerder was dit echter geen reden om de curator in gebreke te stellen. De curator heeft inschrijving bij een ziektekostenverzekering geregeld. In overleg met haar heeft klager een logeerplek gekregen in het logeerhuis van het Act-team in afwachting van eigen woonruimte. Verweerder meent dat hij juist goed heeft gehandeld ten opzichte van klager nu deze lijdt aan een chronisch waansysteem, door met name bemoeizorg te verlenen.“

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college

Verweerder is naar het oordeel van het college niet tekort geschoten in het verlenen van zorg aan klager, integendeel. Verweerder heeft met de curator de wens van klager tot opheffing van de onder curatele stelling besproken en tevens aan haar voorgesteld om de curatele aan een niet-familielid over te dragen. Meer kon en behoefde verweerder op dit vlak niet te doen. Verweerder heeft klager voorts herhaaldelijk hulp geboden bij het draaglijk maken van zijn situatie en het omgaan met de curatele en verweerder heeft op correcte wijze bemoeizorg verleend.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de   feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Procedure.

            4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie   neer op een herhaling van zijn stellingen in eerste aanleg.

            4.2 De verpleegkundige heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd.

            Beoordeling.

            4.3 Anders dan de verweerder is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de           curandus bevoegd is zelfstandig een klacht als de onderhavige in te dienen en in de   daarop gevolgde tuchtrechtelijke procedure zelfstandig op te treden dan wel iemand te         machtigen dat voor hem te doen. Zowel de wettelijke regeling inzake curatele alsook   het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (New York, 13     december 2006), welk verdrag naar verwachting binnenkort door Nederland zal     worden geratificeerd, laten ruimte voor zelfstandig optreden van de curandus in         aangelegenheden van niet-vermogensrechtelijke aard als de curandus tot een redelijke             waardering van de eigen belangen in staat kan worden geacht. Juist als het gaat om           aan de curandus verleende zorg met betrekking tot diens gezondheidstoestand, dient          dergelijke ruimte te worden gelaten omdat daarbij de eigen beleving van de curandus             een grote rol speelt en de curator veelal slechts op enige afstand daarbij betrokken zal            zijn. Een en ander klemt temeer als de klacht, zoals in casu het geval is, indirect het          functioneren van de curator betreft (zie in dat verband het bepaalde in artikel 381 lid 6           boek I BW). Tenslotte is nog van belang dat kennelijk noch de oude curator, noch de        inmiddels benoemde nieuwe curator, reden hebben gezien om in te grijpen ter zake     van de door klager in gang gezette tuchtprocedure.

            4.4 Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en        beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege hecht       eraan nog het volgende toe te voegen. Nu klager ervan overtuigd is dat zijn moeder en            zusters niet zijn echte familie zijn maar zich slechts als zodanig uitgeven, waren er voor            het ACT ( Assertive Community Treatment) team - bestaande uit een psychiater, een gz-           psycholoog en de verpleegkundige - geen aanwijzingen om de reeds bij de gedwongen           opname van klager gestelde diagnose van paranoïde waanstoornis in twijfel te trekken.             Voorts is er door het team voldoende onderzoek gedaan waarbij opgemerkt moet      worden dat klager weigerde zich te laten testen. Daarnaast is van belang dat alle      informatie over klager onderling gedeeld werd met de andere leden van het ACT team.       Dit alles overziende is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de zorgvuldigheid in acht is genomen en het team niet tekort geschoten is in de bemoeizorg.

            Het ware wellicht beter geweest indien de verpleegkundige de informatie waarover hij             beschikte met klager had gedeeld. Dit heeft de verpleegkundige echter niet altijd gedaan      (zie bijvoorbeeld de aantekeningen bij de datum: 11-02-2008 in de rapportage van de         verpleegkundige). Hierdoor kwam hij - gelet op zijn rol als sociaal psychiatrisch             verpleegkundige enerzijds en zijn rol als intermediair (tussen klager en de (voormalige)            curator) anderzijds – soms in een lastig pakket. Gelet op de omstandigheden van het            geval acht het Centraal Tuchtcollege dit echter functioneel en alleszins verdedigbaar.    Dat de verpleegkundige informatie aan derden (de curator) heeft verstrekt zonder klager   hiervan in kennis te stellen, zoals klager stelt, is het Centraal Tuchtcollege niet gebleken.

            4.5 Gelet op het vorenoverwogene  dient  het beroep te worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mr. R.A. van der Pol en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en

drs. D.A. Polhuis en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2010, door mr. E.J. van Sandick, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris   w.g.