ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0145 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/179

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0145
Datum uitspraak: 09-03-2010
Datum publicatie: 16-03-2010
Zaaknummer(s): C2009/179
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Klager verwijt de plastisch chirurg dat de uitvoering van de neuscorrectie niet voldoet aan de vooraf door klager geuite wensen. Klager wilde een verlaging en verbreding van de neus terwijl volgens hem een versmalling het ongewenste resultaat is. Voorts heeft de neus een scheefstand naar links. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/179 van:

                                               A., wonende te B., voorheen te C., appellant, klager in eerste                                                 aanleg,

tegen

                                               D., plastisch chirurg, wonende te E., voorheen werkzaam te                                       F., verweerder in beide instanties, gemachtigde:

                                               mr. A.W. Hielkema, als juriste verbonden aan Stichting VvAA                                                rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klager - heeft op 8 september 2008 bij het Regionaal    Tuchtcollege te Amsterdam tegen plastisch chirurg D. - hierna te noemen de arts - een    klacht ingediend. Bij beslissing van 12 mei 2009, onder nummer 08/247 heeft dat          College de klacht als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek in raadkamer       afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft        een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 januari 2010, waar             klager alsmede de arts bijgestaan door mr. A.W. Hielkema voornoemd, zijn    verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

            “2. De feiten.

            Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

a)                 Verweerder was in augustus 2004 werkzaam in de Kliniek G. te F. (hierna te      noemen de kliniek).

b)                 Klager is op 2 augustus 2004 door H., eveneens werkzaam in de kliniek, voorgelicht over de mogelijkheid van een neuscorrectie omdat hij zijn neus te spits vond. Er is toen een afspraak gemaakt voor een operatie op

                        30 augustus 2004.

c)                   Op 30 augustus 2004 viel verweerder in voor H. voornoemd. Op die dag            heeft verweerder, na met klager nogmaals over zijn wensen te hebben    gesproken, een totale neusreductie met verkleining van de neustop uitgevoerd.

d)                 Op 6 september 2004 kwam klager voor controle. Geconstateerd werd dat          sprake was van een goede genezing.

e)                  Op 18 oktober 2004 was de neus van klager goed genezen. Verweerder heeft      in de status aangetekend dat klager toen tevreden was over het resultaat.

f)                   Verweerder is in april 2006 met pensioen gegaan. Per 3 november 2008 is           verweerder als plastisch chirurg uitgeschreven uit het BIG-register.

g)                 In februari 2008 heeft klager omdat hij inmiddels niet meer tevreden was met     het resultaat van de correctie een gesprek gevoerd met I., werkzaam in de        kliniek. Deze bevestigde aan klager dat een verdere reductie van de neus            mogelijk is.

h)                 Voorts heeft klager toen aan een secretaresse van de kliniek gevraagd om het     operatieverslag van 30 augustus 2004. Klager heeft hieruit opgemaakt dat zijn            neus tijdens de operatie is versmald.”

            2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

            “3. Het standpunt van klager en de klacht.

            3.1. Het eerste klachtonderdeel houdt zakelijk weergegeven in dat de uitvoering van      de neuscorrectie door verweerder niet voldoet aan de vooraf door klager geuite     wensen. Klager wilde een verlaging en verbreding van zijn neus, terwijl nu         versmalling het ongewenste resultaat is.

            3.2. Bij brief door het college ontvangen op 7 april 2009 heeft verweerder zijn klacht     nog aangevuld met een tweede klachtonderdeel luidende dat zijn neus door de            operatie ook een scheefstand naar links heeft gekregen. Dit is klager opgevallen na           bestudering van de door verweerder tijdens het verhoor overgelegde kleurenfoto’s.

            4. Het standpunt van verweerder.

            Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.    Voor zover nodig wordt hieronder nog op het verweer ingegaan.”

            2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende          overwegingen ten grondslag gelegd.

            “5. De overwegingen van het college.

            Ad 1:

Het college is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder een verkeerde operatie bij klager heeft uitgevoerd. Met klager zijn eerst door H. en toen door verweerder tot twee keer toe de consequenties van een neuscorrectie doorgesproken. Klager heeft daarbij aangegeven dat hij zijn neus te spits vond maar heeft niet gezegd dat hij een bredere neus wenste. Verweerder kon dan ook op goede gronden voorstellen een totale neusreductie uit te voeren nu een dergelijke operatie in zulke gevallen altijd wordt verricht. Klager heeft in deze operatie toegestemd zodat het college er van uitgaat dat sprake was van informed consent op dit punt.

Uit het operatieverslag en het herstel van klager na de operatie alsmede de overgelegde foto’s pre- en postoperatief is bovendien gebleken dat verweerder de operatie naar de regelen der kunst heeft verricht en dat deze in technisch opzicht is geslaagd. Het college is dan ook van oordeel dat het eerste klachtonderdeel niet gegrond is. Dat het resultaat van de operatie achteraf bezien niet aan de verwachtingen van klager voldoet, maakt dit niet anders. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

Ad 2:

Het tweede klachtonderdeel inhoudende dat de neus van klager een scheefstand vertoont naar links, kan door het college niet worden behandeld. Klager heeft dit klachtonderdeel pas nadat het vooronderzoek heeft plaatsgevonden geformuleerd en bij brief binnengekomen op 7 april 2009 ingediend. Verweerder heeft hierop niet meer kunnen reageren. Dit klachtonderdeel is daarmee te laat ingediend en dient verder onbesproken te blijven. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de   feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Procedure.

            4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie   neer op een herhaling van zijn stellingen in eerste aanleg. Hij concludeert (impliciet)         tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot gegrondverklaring van zijn klacht.

            4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert -      zakelijk weergegeven - tot verwerping van het beroep en tot bevestiging van de    bestreden beslissing zonodig met verbetering en aanvulling van de gronden.

            Beoordeling.

4.3.1 Het betoog van klager in hoger beroep komt erop neer dat het Regionaal Tuchtcollege heeft miskend dat klager uitdrukkelijk geen neusversmalling wenste; klager wilde - anders dan het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen - geen bredere neus en in ieder geval geen neusversmalling. Klager heeft gesteld dat hij, indien hem was verteld dat de ingreep zou leiden tot een versmalling van zijn neus, zou hebben afgezien van de ingreep.

4.3.2 Gelet op de specifieke wensen van klager (correctie van de spitse neustop en de hoge smalle neusrug) is in onderling overleg met (eerst) H. en (later) de arts gekozen voor een totale neusreductie. De consequenties van deze ingreep zijn twee maal met klager besproken. Klager heeft  met deze operatie ingestemd. De operatie is lege artis uitgevoerd.

4.3.3 De onvrede van klager lijkt te zijn ontstaan toen hij zijn medisch dossier heeft gelezen en navraag heeft gedaan bij o.a. de arts I. (werkzaam in de G.-kliniek te F.) en een KNO-arts van het J. te K.. Bij klager is de gedachte ontstaan dat zijn neus ondanks de gemaakte afspraak toch is versmald. Deze gedachte wordt ondersteund door de notitie van de arts I., die in het medisch dossier van klager op 21 mei 2008 heeft geschreven : “Patiënt komt nu met klacht t.a.v. zijn neus. Is niet tevreden. Zegt dat zijn onvrede ontstaan is nadat hij uit het operatieverslag heeft vernomen dat neus versmalt is. Uitgelegd dat dat altijd gebeurd bij een volledige neuscorrectie. Advies: klachten op papier zetten en sturen naar klachtencommissie.”  

            4.3.4 Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is er geen sprake van een          neusversmalling bij klager. Het is weliswaar zo dat bij een totale neusreductie versmalling van het benig neusskelet aan de bovenzijde noodzakelijk is, maar dat       impliceert niet dat van een versmalling van de neus gesproken kan worden.

Versmalling van het benig neusskelet aan de bovenzijde van de neus moet       in medische zin worden uitgelegd als betrekking hebbende op de kanteling van het bot naar de neusrug toe. Bij een neusreductie wordt het benig deel van de neus afgeraspt, waardoor het bot van de neusrug geheel wordt verwijderd om voldoende verlaging te krijgen. In die situatie steken beide zijwanden van het benig neusskelet onder de huid van de       neusrug als twee richels naar voren, waarbij tevens de slijmvliesbekleding aan de binnenzijde in contact kon komen met de huid. Om er voor te zorgen dat er een neusrug wordt gevormd, worden de beide zijwanden aan hun basis op het skelet zonder dat de basis van de neus versmald wordt losgemaakt en aan de neusrug weer tegen elkaar gemodelleerd. De neusrug kan dan als een geheel vastgroeien.

Door de reductie en verlaging van de neus en door de kanteling van het bot naar de neusrug toe blijft de neus zowel aan de basis als aan het topje ten minste even breed. Doordat de neus aan de bovenzijde minder spits is geworden oogt hij zelfs breder.

Klagers stelling dat er in weerwil van de gemaakte afspraken een versmalling van de neus heeft plaatsgevonden, wordt derhalve verworpen.

4.4 Het eerst bij brief van 1 december 2009 wederom opgeworpen klachtonderdeel inhoudende dat de neus van klager een scheefstand vertoont naar links kan ook in hoger beroep niet door het college worden behandeld, nu het gaat om een te late uitbreiding van de klacht.

            4.5 Gelet op het vorenoverwogene moet het beroep worden verworpen.        

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter,

mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud en P.M. Brilman, leden-juristen en R.E.F. Huijgen en

dr. J.A. Zonnevylle, leden-beroepsgenoten en  mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2010, door mr. E.J. van Sandick, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.