ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0143 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/161

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0143
Datum uitspraak: 09-03-2010
Datum publicatie: 16-03-2010
Zaaknummer(s): C2009/161
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beroep van beslissing waarbij klager in de klacht niet ontvankelijk wordt verklaard omdat de klacht kennelijk geen betrekking heeft op enig handelen als bedoeld in artikel 47, lid 1 van de Wet BIG, wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/161 van:

                                               A. , wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., psychiater, wonende te D., werkzaam te E.,

                                               verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

            Appellant - hierna klager - heeft op 19 november 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege            te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing          van 21 april 2009, onder nummer 08/334, heeft dat College klager in de klacht niet-           ontvankelijk verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

            Op 28 januari 2010 heeft het Centraal Tuchtcollege de zaak buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2.         Beoordeling van het beroep

            2.1.      Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft in de beslissing waarvan         beroep klagers klacht en het verweer van de arts als volgt weergegeven.

            “ De klacht betreft de door verweerder op verzoek van het Medisch Advies Bureau        F. en G. te H. uitgebrachte beoordeling van een rapport van zenuwarts I., dat    handelde over klachten van klager, mogelijk verband hebbend met een auto-ongeval.

In zijn antwoord op de klacht stelt verweerder dat hij met het uitbrengen van de beoordeling van het rapport van I. geen relatie zoals bedoeld in de Wet BIG met klager is aangegaan. De door verweerder uitgebrachte beoordeling, welke zowel als bijlage bij het aanvullend klaagschrift als bij het antwoord aan het college is overgelegd, bevat geen uitspraak over de gezondheidstoestand van klager en heeft zoals verweerder terecht stelt “slechts betrekking op de kwaliteit van de door I. opgestelde rapportage.”

2.2.      Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht kennelijk geen betrekking heeft op enig handelen als bedoeld in artikel 47, lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en dat daaruit volgt dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht. Het beroepschrift van klager leidt niet tot een ander oordeel.

            2.3.      Een redelijke uitleg van artikel 66 Wet BIG brengt mee dat het Regionaal        Tuchtcollege aanstonds zonder verder onderzoek in raadkamer een eindbeslissing kon             geven.

2.4.      Het voorgaande voert tot de slotsom dat het beroep wordt verworpen. Een redelijke toepassing van paragraaf 5 van hoofdstuk VII, Wet BIG brengt mee dat dat in dit geval kan geschieden in raadkamer.

3.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr. C.H.M. van Altena en prof.mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en A.C.L. Allertz

en H.J. Dalewijk, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2010, door mr. E.J. van Sandick, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter  w.g.

                                               Secretaris  w.g.