ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0079 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/129

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0079
Datum uitspraak: 16-02-2010
Datum publicatie: 16-02-2010
Zaaknummer(s): C2009/129
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster op grond van het bepaalde in artikel 51 van de Wet BIG niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht tegen een verpleegkundige omdat op een door de Inspectie voor de Gezondheidszorg tegen de verpleegkundige ingediende gelijkluidende klacht al onherroepelijk is beslist. Beroep tegen dit oordeel wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/129 van:

                                               A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

                                               C., verpleegkundige, wonende te D., verweerder in eerste                                                      aanleg en in hoger beroep.

1.         Verloop van de procedure

            Appellante - hierna te noemen klaagster - heeft op 10 februari 2009 bij het Regionaal             Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen verweerder - hierna te noemen de   verpleegkundige - een uit tien onderdelen bestaande klacht ingediend. Bij beslissing    van 10 februari 2009, onder nummer 2008 T 109, heeft dat college klaagster in de     klachtonderdelen 1, 3, 6, 7, 8 en 10 niet-ontvankelijk verklaard en heeft het het          onderzoek ten aanzien van de overige vier  klachtonderdelen heropend en bepaald dat          de verpleegkundige zal worden gevraagd zich over die klachtonderdelen uit te laten.

            Klaagster  is van die beslissing voor zover zij in de klachtonderdelen 1, 3, 6 en 10 niet            ontvankelijk is verklaard tijdig in hoger beroep gekomen.

            Op 19 januari 2010 heeft het Centraal Tuchtcollege de zaak buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2.         Beoordeling van het beroep

            2.1.      Artikel 51 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet           BIG) bepaalt dat ingevolge de bepalingen van hoofdstuk VII van die wet niemand          andermaal kan worden berecht ter zake van enig in artikel 47, eerste lid van die wet           bedoeld handelen of nalaten waaromtrent te zijnen aanzien een onherroepelijk             geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen. Nu klaagster de verpleegkundige verwijten maakt die gelijkluidend zijn aan eerder door de Inspectie             voor de Gezondheidszorg aan het Regionaal Tuchtcollege jegens de verpleegkundige           geuite en aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klachten en inmiddels    onherroepelijk op genoemde klachten is beslist, heeft het Regionaal Tuchtcollege             terecht het standpunt ingenomen dat de situatie van artikel 51 Wet BIG zich hier     voordoet, voor wat betreft de in bedoelde beslissing aangegeven klachtonderdelen.     Het beroepschrift van klaagster leidt niet tot een ander oordeel.

            2.2.      Een redelijke uitleg van artikel 66 Wet BIG brengt mee dat het Regionaal        Tuchtcollege geen toepassing behoefde te geven aan artikel 66, eerste lid van de Wet           BIG en aanstonds met overeenkomstige toepassing van artikel 66, vierde lid, Wet BIG             zonder verder onderzoek in raadkamer een eindbeslissing kon geven strekkende tot             niet-ontvankelijkheid van klaagster in haar oorspronkelijke klacht.

            2.3.      Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond is en wordt verworpen. Een        redelijke toepassing van paragraaf 5 van hoofdstuk VII, Wet BIG brengt mee dat dat         in dit geval kan geschieden in Raadkamer.

3.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mr. R.A. van der Pol en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en

drs. D.A. Polhuis en P. van der Zee, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2010, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.