ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0068 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009/177

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0068
Datum uitspraak: 11-02-2010
Datum publicatie: 11-02-2010
Zaaknummer(s): C2009/177
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Wegens het ontbreken van gronden in het beroepschrift en het niet aanvullen daarvan binnen de gestelde fatale termijn, wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep van een beslissing van het Regionaal Tuchtcollege waarbij zijn klacht tegen een neurochirurg is afgewezen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/177 van:

                                               A., domicilie kiezende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., neurochirurg, werkzaam en wonende te D.,

                                               verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg,

                                               raadsman mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            Appellant - hierna klager - heeft op 18 december 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege            te Eindhoven tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing          van 19 mei 2009, onder nummer 08155b, heeft dat College de klacht afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

Op 12 januari 2010 heeft het Centraal Tuchtcollege de zaak buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2.         Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.      Het beroepschrift is ingekomen bij het Regionaal Tuchtcollege op

28 mei 2009. Het bevat naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet, zoals vereist ingevolge artikel 73 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in verbinding met artikel 19 lid 1 onder c Tuchtrechtbesluit BIG, de gronden van het beroep. Aan klager is bij brief van

6 augustus 2009 de gelegenheid geboden alsnog de gronden van het beroep aan te     voeren. De brief is gezonden aan het in het beroepschrift door klager opgegeven adres, E. te D.. Het Centraal Tuchtcollege heeft de brief retour ontvangen met de mededeling dat klager op genoemd adres onbekend is. De secretaris van het Centraal Tuchtcollege heeft op 5 oktober 2009 telefonisch contact opgenomen met klager met verzoek zijn huidige adres op te geven. Bij brief van 6 oktober 2009, gericht aan het door klager telefonisch opgegeven adres, is klager vervolgens nogmaals in de gelegenheid gesteld om de gronden van het beroep schriftelijk aan te vullen. In die brief staat dat de aanvullende gronden uiterlijk op 3 november 2009 door het Centraal Tuchtcollege moeten zijn ontvangen en dat, indien klager niet binnen genoemde tijd heeft gereageerd dan wel zijn reactie onvoldoende is, de zaak zal worden voorgelegd aan de raadkamer van het Centraal Tuchtcollege die de ontvankelijkheid van het beroep zal beoordelen.

            Het aanvullend beroepschrift is door het Centraal Tuchtcollege ontvangen op

            4 november 2009, derhalve na het verstrijken van de in de brief d.d. 6 oktober 2009 genoemde datum.

            2.2.      Nu de gronden van het beroep niet binnen de gestelde fatale termijn zijn          aangevuld wordt geoordeeld dat het beroepschrift niet voldoet aan de daaraan bij de           wet gestelde vereisten zodat klager op grond van het bepaalde in artikel 74 lid 1 Wet           BIG niet in het beroep kan worden ontvangen. De beslissing van het Regionaal             Tuchtcollege blijft daarmee in stand.

3.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mrs. L.F. Gerretsen-Visser en R. Veldhuisen, leden-juristen en mr.drs. M.J. Kelder en

mr.drs. W.A. Faas, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2010, door mr E.J. van Sandick, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.