ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0293 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2009/79

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0293
Datum uitspraak: 29-09-2010
Datum publicatie: 06-11-2010
Zaaknummer(s): 2009/79
Onderwerp: Paarden
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Castratie paard wordt bij gebrek aan verweer geacht niet lege artis te zijn uitgevoerd. Ook nazorg was onvoldoende. Klacht gegrond; volgt berisping.

X, klaagster

tegen

Y te A,beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift. Beklaagde heeft geen verweer gevoerd. De klacht is ter zitting van 28 juli 2010 mondeling behandeld. Klaagster was daarbij aanwezig, tezamen met haar vader. Beklaagde is voor de zitting opgeroepen, maar niet verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij bij de castratie van het paard van klaagster nalatig heeft gehandeld en ook terzake van de verleende nazorg aan het paard tekort is geschoten. Hierna volgt een opsomming van hetgeen er volgens klaagster heeft plaatsgevonden:

Klaagster heeft met beklaagde een afspraak gemaakt om een castratie bij haar paard XXXXXX uit te voeren, welke ingreep op 8 mei 2008 in het weiland bij de woning van klaagster zou plaatsvinden;

Hoewel beklaagde vooraf had aangekondigd dat de ingreep tezamen met een collega zou worden verricht, verscheen hij op de dag van de operatie alleen, waardoor klaagster assistentie heeft moeten verlenen;

Beklaagde heeft getracht het paard, liggend op de grond, onder narcose te brengen. Klaagster is bij het hoofd van het paard gebleven en merkte dat haar paard niet buiten bewustzijn raakte en zij heeft beklaagde daar meerdere keren tevergeefs op aangesproken. Eerst nadat beklaagde constateerde dat het paard zijn testikels optrok en even later met enig geweld omhoog wilde komen, hetgeen klaagster heeft kunnen voorkomen door met haar volle gewicht op de schouder van het paard te gaan liggen, heeft beklaagde besloten een aanvullende narcose-injectie toe te dienen, waarna het paard alsnog buiten bewustzijn raakte;

Omdat het paard inmiddels enigszins verkrampt was geraakt had beklaagde meer hulp nodig om de ingreep te verrichten. Een toevallig op een trekker voorbijkomende boer uit de buurt is bereid gebleken bij het hoofd van het paard te blijven en beklaagde heeft klaagster verzocht om te helpen met het plaatsen van de klemmen. Op haar vraag hoe zij haar handen kon ontsmetten, heeft beklaagde geantwoord dat daar geen tijd voor was. Na het plaatsen van de klemmen zijn deze door beklaagde aangeknepen en is de zaadstreng afgebonden. Klaagster heeft vervolgens de testikels van het paard vastgehouden, die door beklaagde chirurgisch zijn verwijderd. Hierna zijn de klemmen weggehaald en heeft beklaagde met niet steriele handen aan het buikvlies getrokken, heeft hij met zijn handen langs de zaadstreng gevoeld en is in de buik van het paard gegaan. Beklaagde vond het raadzaam om een van de klemmen terug te plaatsen om bloeden te voorkomen en heeft daartoe een reeds gebruikte en niet steriele klem gebruikt;

Nadat het paard uit de narcose bijkwam, heeft beklaagde antibiotica toegediend. Er is op dat moment geen pijnstillende medicatie gegeven, zo is klaagster later te weten gekomen. Wel zijn er door beklaagde voor zijn vertrek injectiespuiten met antibiotica achtergelaten voor toediening door klaagster zelf in de daarop volgende dagen (het pinksterweekend);

Een dag na de operatie was het paard lusteloos en wilde het niet opstaan, waarna beklaagde op verzoek van klaagster langs is gekomen. Bij het zien van beklaagde is het paard wild opgesprongen. Beklaagde heeft het paard antibiotica alsmede pijnstilling toegediend. De volgende dag heeft klaagster op de praktijk van beklaagde opnieuw pijnstillende medicatie gevraagd en meegekregen;

Op 16 juli 2008, meer dan twee maanden na de operatie, heeft klaagster geconstateerd dat er een open wond zat op de plaats van de ingreep en dat een deel van de zaadstreng, boven de lies, was opgezet. Beklaagde heeft een visite afgelegd maar het paard reageerde dermate agressief op hem dat hij niet bij het dier kon komen. Beklaagde heeft klaagster verteld dat de wond van buiten af was geïnfecteerd en geadviseerd een antibioticabehandeling in te zetten middels injecties, die door klaagster zelf konden worden toegediend;

Na ongeveer een week heeft beklaagde geadviseerd met de antibioticabehandeling te stoppen;

Op 1 september 2008 heeft de eigen dierenarts van klaagster, die langskwam om de paarden van klaagster te enten, vastgesteld dat er nog steeds een open wond aanwezig was op de plek van de ingreep en dat er sprake was van een verdikte zaadstreng met een fistelende opening. Er is vervolgens opnieuw een antibioticakuur gestart, die nadien moest worden herhaald;

Tussen partijen is vanaf september 2008 een geschil ontstaan over de betaling van de rekening, die op de castratie en de verleende nazorg betrekking heeft.

4. DE BEOORDELING

4.1. In geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het paard van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

4.2. Vooropgesteld zij dat in een procedure als de onderhavige alleen klachten over het diergeneeskundig handelen van een dierenarts ter beoordeling aan het college kunnen worden voorgelegd en dat niet kan worden geklaagd over de rekening van een dierenarts.

4.3. Het college stelt vast dat beklaagde, ondanks herhaalde verzoeken, geen schriftelijk verweer heeft gevoerd en ook de kans onbenut heeft gelaten om ter zitting mondeling openheid van zaken te geven. Gelet hierop en nu het door klaagster geschetste beeld van de gebeurtenissen het college niet ongeloofwaardig voorkomt, wordt van de juistheid van de stellingen van klaagster uitgegaan.

4.4. Aldus kan het college niet anders dan concluderen dat de castratie door beklaagde niet lege artis is uitgevoerd en dat hij ook ten aanzien van de verleende nazorg tekort is geschoten. Er zijn inschattingsfouten gemaakt bij het onder narcose brengen van het paard, dat daardoor onnodig pijn heeft geleden, er is tijdens de operatie niet steriel gewerkt en voorts kan in twijfel worden getrokken of het paard na de operatie niet direct pijnstillende medicatie toegediend had moeten krijgen. Hiernaast heeft beklaagde de na de operatie ontstane wond niet adequaat behandeld en te dier zake onvoldoende controle uitgevoerd, waardoor er tevens een verdikte zaadstreng met een fistelende opening heeft kunnen ontstaan.

4.5. Op grond van het vorenstaande wordt de klacht gegrond verklaard. Het college acht het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden.

5. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een berisping, als bedoeld in artikel 16, lid 1 sub b van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs.Th.A.M. Witjes, drs. J.Hilvering en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2010 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                            mr. G.J. van Muijen