ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0250 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/135

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0250
Datum uitspraak: 29-04-2010
Datum publicatie: 07-07-2010
Zaaknummer(s): 2008/135
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Te weinig onderzoek bultje.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 maart 2010. Klaagster is daarbij verschenen, tezamen met haar dochter. Beklaagde was eveneens aanwezig.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, zakelijk weergegeven, dat hij ten aanzien van een verdikking c.q. bultje bij de hond van klaagster onvoldoende onderzoek heeft verricht.

3. DE FEITEN

3.1. Op 3 oktober 2008 heeft klaagster met haar hond XXXXXX het spreekuur van beklaagde bezocht, omdat het dier een bultje c.q. verdikking op haar linkerbil had, ter hoogte van de staartbasis.

3.2. Beklaagde heeft het bultje (op dat moment circa 0,5 cm in diameter) onderzocht en daarvan een biopt genomen voor microscopisch onderzoek. Na zijn onderzoek heeft beklaagde aan klaagster medegedeeld dat hij vetachtige cellen in het aspiraat had aangetroffen en dat er geen reden was voor ongerustheid, maar dat klaagster met de hond moest terugkomen als het bultje groter zou worden, waarna het operatief zou worden weggehaald. 

3.3. Ruim een maand later heeft klaagster een afspraak gemaakt om het bultje door beklaagde operatief te laten verwijderen. Op het daartoe afgesproken consult van 10 november 2008 heeft beklaagde echter vrijwel direct geconstateerd dat het oorspronkelijke bultje zodanig was gegroeid dat moest worden gevreesd voor een kwaadaardige tumor. Beklaagde heeft middels vier biopten weefsel afgenomen en doorgestuurd voor laboratoriumonderzoek. De uitslag daarvan wees uit dat er sprake was van een agressieve vorm van tumor (mastceltumor), ingegroeid in het bekken. De hond is doorverwezen naar een gespecialiseerde kliniek, maar aldaar zag men geen heil in een operatie of verdere behandeling. In overleg is besloten de hond te laten inslapen.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1.  In geding is of de beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Klaagster stelt zich op het standpunt dat beklaagde bij het eerste consult op 3 oktober 2008 beter onderzoek had moeten verrichten, omdat er toen reeds een gerede kans bestond dat het bultje een tumor betrof. Klaagster stelt dat zij beklaagde bij het eerste consult ook uitdrukkelijk heeft gevraagd of het bultje kwaadaardig kon zijn.

5.3. Beklaagde heeft in zijn schriftelijk verweer aangegeven dat hij op basis van zijn microscopisch onderzoek geen diagnose heeft kunnen stellen. Ter zitting heeft beklaagde desgevraagd verklaard dat hij behalve vetachtige cellen ook hem onbekende cellen had aangetroffen die hij niet kon thuisbrengen, maar waaraan hij op dat moment geen verdere aandacht heeft geschonken.

5.4. In aanmerking genomen dat beklaagde bij zijn microscopisch onderzoek cellen had aangetroffen die hij niet herkende en hij dus zelf geen zekerheid had over de aard en de ernst van de verdikking, kon en mocht hij naar het oordeel van het college niet uitsluiten dat er sprake was van een kwaadaardige tumor. In die gegeven situatie had beklaagde de regie over de verdere zorg voor de hond naar het oordeel van het college in eigen hand moeten houden. Beklaagde kan dan ook worden verweten dat hij klaagster heeft gerustgesteld met de mededeling dat er niets aan de hand was en dat hij de verdere controle ten aanzien van de verdikking aan haar heeft overgelaten. Naar het oordeel van het college had het op zijn weg gelegen om hetzij het betreffende biopt reeds bij het eerste consult door te sturen voor uitgebreid laboratoriumonderzoek, hetzij op zeer korte termijn een controleafspraak te maken om zich er zelf van te vergewissen hoe de verdikking zich ontwikkelde. Niet onbegrijpelijk is dat klaagster, in de veronderstelling verkerend dat de verdikking een onschuldig vetbultje betrof, niet direct een nieuwe afspraak heeft gemaakt toen het bultje groter werd. Daarbij komt dat zij tevens heeft aangevoerd dat het bultje in de weken na het consult afwisselend slonk en weer groeide en dat zij eigenlijk louter uit cosmetische oogpunt een tweede afspraak heeft gemaakt om het weg te laten halen.

5.5. Op grond van het vorenstaande is de klacht gegrond. Het college acht het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond.

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs. drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2010 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                            mr. G.J. van Muijen