ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0247 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/125

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0247
Datum uitspraak: 18-03-2010
Datum publicatie: 23-06-2010
Zaaknummer(s): 2008/125
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Versliklongontsteking kat door niet nuchter zijn?

Uitspraak in de zaak van

X, klagers

tegen

Y te A, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De zaak is ter zitting van 18 februari 2010 mondeling behandeld. Beide partijen zijn daarbij verschenen. Beklaagde werd bijgestaan door haar gemachtigde, mevr. mr. Z.

2. DE KLACHT

De klacht, zoals door klagers ter zitting desgevraagd nog toegelicht, houdt in dat beklaagde wordt verweten dat:

  1. klagers niet zijn gewezen op het feit dat hun kat nuchter moest zijn voorafgaande aan een gebitsreiniging c.q. kiesoperatie;

  2. de kiesoperatie niet juist is uitgevoerd, waardoor er een versliklongontsteking is ontstaan en de kat is overleden;

  3. de nierwaarden van de kat voorafgaande aan de kiesoperatie niet voldoende zijn gecontroleerd;

  4. de kat in de avond na de operatie in benauwde toestand mee naar huis is gegeven;

  5. bij een consult op de dag na de operatie niet juist is gehandeld en is nagelaten de kat extra zuurstof te geven.

3. DE FEITEN

3.1. Omdat de kat van klagers, genaamd XXXXXX (geboren in 1991), niet wilde eten en regelmatig moest overgeven, hebben klagers op 23 september 2008 de praktijk geconsulteerd waar beklaagde werkt. Een collega van beklaagde heeft bij dat consult onder meer vastgesteld dat de kat last had van zijn gebit en pijnstilling meegegeven.

3.2. Omdat de problemen aanhielden is de kat op 25 en 26 september 2008 in de praktijk opgenomen geweest voor onderzoek en observatie. De kat is aan een vochtinfuus gelegd en heeft dwangvoeding en medicatie toegediend gekregen.

3.3. Op zaterdag 27 september 2008 hebben klagers beklaagde opnieuw geconsulteerd, omdat de kat wederom niet uit zichzelf wilde eten, lusteloos was en veel sliep. Omdat de klachten mogelijk terug te voeren waren op gebitsproblemen, werd afgesproken dat er de volgende maandag een gebitsbehandeling zou plaatsvinden. Om er voor te zorgen dat de kat weer uit zichzelf zou gaan eten, heeft beklaagde pijnstilling en antibiotica toegediend.

3.4. Op maandag 29 september 2008 heeft beklaagde het gebit van de kat gereinigd en drie slechte en pijnlijke kiezen getrokken. In de middag na de operatie werd de kat benauwd en is er medicatie toegediend. Omstreeks 19:00 uur heeft beklaagde de kat aan klagers mee naar huis gegeven.

3.5. Omdat de kat benauwd bleef hebben klagers op 30 september 2008 bij de faculteit diergeneeskunde van de universiteit van Utrecht een afspraak gemaakt voor de volgende dag, 1 oktober 2008. Omdat de universiteitskliniek doorverwijzing door een dierenarts verlangt, hebben er op 30 september 2008 op de praktijk van beklaagde nog onderzoeken plaatsgevonden, waarbij onder meer middels een röntgenfoto is geconstateerd dat de kat een longontsteking had. De kat is die avond met klagers mee naar huis gegaan. 

3.6. Klagers zijn op 1 oktober 2008 met de kat naar de universiteitskliniek gegaan, waar gedurende twee dagen uitgebreide onderzoeken hebben plaatsgevonden. De gezondheidstoestand van de kat verslechterde in de tussentijd echter zodanig dat op 3 oktober 2008 is besloten de kat in te laten slapen. Uit sectie is gebleken dat er sprake was van nierfalen en een acute longontsteking, waarschijnlijk veroorzaakt door verslikking.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klagers, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen. Het college zal de klacht per onderdeel bespreken.

De klacht dat klagers niet is meegedeeld dat de kat voor de operatie nuchter diende te zijn (klachtonderdeel a) :

5.2. De lezingen van partijen staan lijnrecht tegenover elkaar waar het gaat om de vraag of klagers zijn geïnformeerd over het feit dat de kat voorafgaande aan de gebitsreiniging c.q. kiesoperatie op 29 september 2008, nuchter moest zijn. Waar klagers stellen dat dit niet het geval is geweest, heeft beklaagde aangevoerd dat zij op zaterdag 27 september 2008 concrete instructies heeft gegeven en klagers duidelijk heeft aangegeven dat de kat tot zondagavond mocht eten, maar dat daarna het voederbakje weg moest worden gehaald, omdat de kat de volgende dag nuchter moest zijn. Gelet op de tegenstrijdige lezingen en bij gebreke van nader bewijs kunnen de feiten op dit punt niet worden vastgesteld, zodat dit klachtonderdeel –naar vaste jurisprudentie- moet worden afgewezen.

De klacht dat de operatie niet goed is uitgevoerd (klachtonderdeel b) :

5.3. Het college heeft geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de operatie door beklaagde niet juist is uitgevoerd. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat klagers zijn voorgelicht over het narcoserisico en dat beklaagde daarbij zorgvuldig te werk is gegaan en rekening heeft gehouden met de leeftijd en de conditie van de kat. Beklaagde heeft verklaard dat zij middels injecties (met dexdomitor en ketamine) een begin met de narcose heeft gemaakt en dat zij de kat vervolgens plaatselijk injecties (lidocaïne met adrenaline) heeft toegediend en met in achtneming van rustpauzes beetje bij beetje onder volledige narcose heeft gebracht. Desgevraagd heeft beklaagde verder verklaard dat het gebit van de kat met een krabbertje is gereinigd en dat zij daarbij geen grote hoeveelheden water heeft gebruikt.

5.4. Het college overweegt voorts dat bij een gebitssanering vrijwel altijd bacteriën in de mondholte vrijkomen en dat niet onwaarschijnlijk is dat deze op de kat, mede gelet op zijn hoge leeftijd en ondanks het preventief toedienen van antibiotica, vat hebben kunnen krijgen. Dit kan beklaagde echter niet worden verweten, nu niet is gebleken dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld. Zoals reeds overwogen staat niet vast dat beklaagde debet is geweest aan het feit dat de kat niet nuchter was. Beklaagde heeft er tevens op gewezen dat er bij de sectie in de longen geen voedselpartikels zijn aangetroffen, dat de kat pas tegen de middag onder narcose is gebracht en zich evengoed verslikt kan hebben na de recovery, bijvoorbeeld in opgegeven maagsap.

5.5. Ter zitting hebben klagers nog gesteld dat beklaagde de operatie had moeten uitstellen, omdat de kat op de dag van de operatie nog onvoldoende was aangesterkt. Beklaagde heeft echter onbestreden gesteld dat de kat die bewuste maandag levendiger was dan voorheen en het college acht verdedigbaar dat beklaagde tot opereren heeft besloten omdat het risico bestond dat de kat opnieuw zou stoppen met eten en drinken en dan in het geheel geen narcose meer zou aankunnen. Tenslotte verschaft het sectierapport geen zekerheid over de precieze doodsoorzaak, noch over de oorzaak van de longontsteking. Aldus kan niet als vast staand worden aangenomen dat de acute longontsteking en het overlijden van de kat door veterinair onjuist of onverantwoord handelen van beklaagde is veroorzaakt. Dit klachtonderdeel wordt dan ook verworpen.

De klacht dat onvoldoende nieronderzoek is verricht (klachtonderdeel c):

5.6. Niet in geschil is dat de nierwaarden op 23 september 2008 zijn gemeten. Daaruit kwam een lichtverhoogd maar niet verontrustend ureumgehalte naar voren, waar bovendien een aannemelijk verklaring voor leek te kunnen worden gegeven (dehydratie, sloomheid). Het creatininegehalte bleek niet afwijkend te zijn. Gelet hierop en nu de algehele conditie van de kat op de dag van de operatie verbeterd leek te zijn, heeft beklaagde naar het oordeel van het college niet verwijtbaar gehandeld doordat zij op de dag van de operatie, op maandag 29 september 2008, geen aanleiding heeft gezien opnieuw onderzoek te doen naar de nierfuncties. Ook dit klachtonderdeel slaagt dus niet.

De klacht dat de kat te vroeg mee naar huis is gegeven (klachtonderdeel d):

5.7. In de middag na de operatie en op het moment dat klagers de kat wilden komen ophalen, omstreeks 16:00 uur, bleek de kat plotseling benauwd te zijn. Dit is voor beklaagde de reden geweest om de kat niet aan klagers mee naar huis te geven, maar op de praktijk te houden en medicatie toe te dienen. Omstreeks 19:00 uur heeft beklaagde het wel verantwoord geacht de kat mee naar huis te geven. Onbestreden is gebleven dat de kat op dat tijdstip minder benauwd was. De gedachtegang van beklaagde, zoals ter zitting nog toegelicht, dat bij haar de verwachting bestond dat de kat thuis in een vertrouwde omgeving verder zou herstellen, acht het college begrijpelijk en niet onacceptabel. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat beklaagde haar mobiele telefoonnummer aan klagers heeft meegegeven en hen heeft verzocht direct contact op te nemen als de conditie van de kat zou verslechteren en zij het niet vertrouwden. Ook dit klachtonderdeel moet worden afgewezen.

De klacht dat er bij het consult op 30 september 2008 veterinair niet juist is gehandeld (klachtonderdeel e):

5.8. Gebleken is dat beklaagde op 30 september 2008, de dag na de operatie, een vrije dag had en niet op de praktijk is geweest. Wel heeft beklaagde die dag telefonisch contact met klagers gehad. Beklaagde heeft onbetwist gesteld dat zij klagers heeft aangeraden diezelfde dag nog voor verder onderzoek naar de universiteitskliniek te gaan en dat zij klagers te kennen heeft gegeven dat zij daarvoor eerst naar de praktijk zouden moeten komen, omdat de universiteitskliniek alleen dieren opneemt na doorverwijzing door een dierenarts, die dient te beoordelen of een dier geschikt is om te worden vervoerd. Op dit advies van beklaagde valt veterinair gezien weinig aan te merken. Voor het overige is beklaagde niet betrokken geweest bij de onderzoeken die dag, zodat zij daaromtrent tuchtrechtelijk ook niet kan worden aangesproken. Ten overvloede wordt overwogen dat niet is gebleken dat bij die onderzoeken fouten zijn gemaakt of dat de conditie van de kat zodanig slecht was dat toediening van extra zuurstof noodzakelijk was. Het enkele feit dat de kat een dag later bij de universiteitskliniek wel zuurstof toegediend heeft gekregen, is ontoereikend om die conclusie te rechtvaardigen. Dit klachtonderdeel slaagt dus evenmin.

5.9. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht, op al zijn onderdelen, ongegrond;

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs. drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2010 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                            mr. G.J. van Muijen