ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0246 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/114

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0246
Datum uitspraak: 18-03-2010
Datum publicatie: 23-06-2010
Zaaknummer(s): 2008/114
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Hond ten onrechte geëuthanaseerd?

Uitspraak in de zaak van

X, klager

tegen

Y te A, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De zaak is ter zitting van 18 februari 2010 mondeling behandeld. Beklaagde was daarbij aanwezig. Klager is, met kennisgeving vooraf, ter zitting niet aanwezig geweest.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat beklaagde tijdens een weekendconsult ten aanzien van de hond van klager een ondeugdelijk onderzoek heeft verricht en ten onrechte tot euthanasie heeft geadviseerd. 

3. DE FEITEN

3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klager, een Amerikaanse Cocker Spaniël met de naam XXXXX. In verband met diverse klachten hebben klager en zijn echtgenote op zondagochtend 10 augustus 2008 beklaagde geconsulteerd, de op dat moment dienstdoende dierenarts. 

3.2. Beklaagde heeft klinisch onderzoek verricht en als waarschijnlijkheidsdiagnose baarmoederontsteking in combinatie met mammatumoren gesteld. Na het onderzoek heeft er een gesprek plaatsgevonden en is in overleg besloten de hond te euthanaseren.

3.3. Enige tijd later heeft klager in een brief aan de praktijk waar beklaagde werkzaam is, de vraag aan de orde gesteld of beklaagde de bewuste zondag wel een deugdelijk onderzoek heeft verricht en of er wel sprake was van mammatumoren en een zodanige ernstige situatie dat euthanasie geboden was. Omdat de praktijk in de visie van klager geen bevredigende antwoorden op zijn vragen gaf, heeft hij vervolgens de onderhavige procedure geëntameerd.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Aan de orde is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Naar het oordeel van het college kan er op grond van de patiëntenkaart en hetgeen ter zitting nog aan de orde is geweest geen twijfel over bestaan dat de hond in een slechte en verontrustende conditie verkeerde tijdens het bewuste consult. Naar achteraf is gebleken was er op dat moment al meer dan drie weken sprake van een ontstoken baarmoeder, hetgeen door de eigen dierenarts op 18 juli 2008 was geconstateerd. Bij het consult bleek de hond al sinds de nacht grote hoeveelheden vocht uit de vagina (purulent exudaat) te verliezen en hoge koorts te hebben. Beklaagde heeft ter zitting nog verklaard dat het dier nauwelijks kon lopen en er slecht aan toe was. Daarnaast heeft beklaagde bij het klinisch onderzoek bultjes aan de buik gevoeld, die als mammatumoren konden worden geduid. Het college is er mede op grond van de beschrijving die beklaagde daarvan ter zitting nog heeft gegeven voldoende van overtuigd dat beklaagde niet slechts aan een tepel van de hond heeft gevoeld, zoals klager meent. Beklaagde heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de melkklieren van de hond uitvoerig heeft gepalpeerd en meerdere, ook grotere, tumoren heeft gevoeld. Daarvoor is ook bevestiging te vinden in de patiëntenkaart, waarin is vermeld dat de grootste tumor een diameter van enkele centimeters had.

5.3. Het college overweegt dat van mammatumoren bekend is dat ze zeer kwaadaardig kunnen zijn en zeer snel kunnen metastaseren, met alle schadelijke gevolgen voor omliggende organen vandien. Bovendien kunnen ze in korte tijd optreden. Dat de trimster van de hond, bij een bezoek op 18 juni 2008, en de eigen dierenarts van klager, bij een consult op 18 juli 2008, geen mammatumoren hebben ontdekt, betekent dan ook nog niet dat daarvan enige weken later geen sprake kan zijn geweest. Het college acht dit zeer wel mogelijk en heeft ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door beklaagde gestelde diagnose.

5.4. Beklaagde heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat zij aan klager en zijn echtgenote niet alleen over euthanasie heeft gesproken maar ook over de optie chirurgie, waarbij de baarmoeder en de mammatumoren zouden worden verwijderd (kosten tussen de   € 600,= en € 1.000,=). Onder de zorgelijke omstandigheden waarin de hond verkeerde en mede in aanmerking genomen de grootte van de aangetroffen mammatumoren, was euthanasie naar het oordeel van het college echter een reële optie. Het was immers uitermate onzeker en dubieus of een kostbare en ingrijpende operatie waarbij én de baarmoeder én de aangetroffen (mogelijk al in een ver stadium gemetastaseerde) mammatumoren zouden moeten worden verwijderd tot een goede afloop zou leiden. Ook is verdedigbaar dat beklaagde uit het oogpunt van dierenwelzijn niet nog een dag heeft gewacht en de verdere behandeling niet aan de eigen dierenarts heeft overgelaten, nog daargelaten dat klager met de euthanasie heeft ingestemd. Het college ziet dan ook onvoldoende aanleiding te oordelen dat beklaagde veterinair onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht ongegrond;

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs. drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2010 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                            mr. G.J. van Muijen