ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0240 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/120

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0240
Datum uitspraak: 18-02-2010
Datum publicatie: 29-04-2010
Zaaknummer(s): 2008/120
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Een dierenartsassistent is niet per definitie paraveterinair.

1.  DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 januari 2010. Beklaagde was daarbij aanwezig. Klager is, met kennisgeving vooraf, ter zitting niet verschenen.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat beklaagde ten onrechte heeft geweigerd de zieke hond van klager voor onderzoek en behandeling naar de praktijk te laten komen.

3. DE FEITEN

3.1. Op 29 oktober 2008 heeft klager, naar hij stelt tot twee keer toe, telefonisch contact opgenomen met de kliniek waar beklaagde als dierenartsassistent werkt, omdat zijn hond al enige dagen diverse klachten had (diarree, braken, sloomheid, niet meer willen eten, niet meer kunnen staan, versnelde ademhaling).

3.2. Tijdens het telefonisch contact tussen partijen die dag omstreeks 18:00 uur heeft beklaagde aan klager een aantal vragen gesteld om te bepalen of de situatie urgent was en vervolgens voorgesteld een afspraak te maken voor de volgende dag om 11:00 uur. Klager heeft daarop gevraagd of het toch niet mogelijk was om die avond langs te mogen komen. Klager heeft hierover overleg gepleegd en klager hierna laten weten dat het alleen mogelijk was om de afspraak voor de volgende dag te vervroegen naar 9:00 uur.

3.3. Klager heeft besloten die zelfde avond nog een andere dierenarts te raadplegen. De opvolgend dierenarts heeft vastgesteld dat de hond een virusinfectie en 42 graden koorts had. De hond heeft medicatie gekregen en is na enige tijd hersteld. De behandelend dierenarts heeft aan klager medegedeeld dat de hond de volgende morgen niet zou hebben gehaald als klager er niet voor had gekozen die avond een andere dierenartspraktijk te benaderen.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Ingevolge artikel 15 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde kan ook aan een dierenartsassistent die paraveterinair is endie tekort schiet in de uitoefening van zijn of haar beroep door het college naar aanleiding van een tegen hem of haar ingediende klacht een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd.

5.2. Bij de beoordeling van de onderhavige zaak is van belang dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de begrippen ‘dierenartsassistent’ en ‘paraveterinair’, welke begrippen niet in alle gevallen op één lijn kunnen worden gesteld.

5.3. Een dierenartsassistent die tevens paraveterinair is onderscheidt zich van een dierenartsassistent die dat niet is doordat hij of zij als paraveterinair bevoegd is om een aantal limitatief in de wet opgesomde diergeneeskundige handelingen te verrichten, hetzij op aanwijzing en onder controle van een dierenarts, hetzij onder leiding van een dierenarts. Om als paraveterinair werkzaam te mogen zijn dient men over specifieke diploma’s te beschikken en als paraveterinair ingeschreven te staan in een daartoe bestemd register bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het college verwijst naar de artikelen 9, 10 en 14 van het Besluit Paraveteriniaren, alsmede naar artikel 18 tot en met 20 van de Regeling Paraveterinairen.

5.4. Niet iedere dierenartsassistent(e) is dus paraveterinair. Het college heeft ter zitting onderzoek gedaan naar de vraag in welke hoedanigheid beklaagde in casu heeft opgetreden. Beklaagde heeft verklaard dat hij slechts als dierenartsassistent heeft gehandeld, dat hij thans weliswaar de opleiding tot paraveterinair volgt, maar dat hij deze nog niet heeft afgerond en dat hij niet als zodanig staat ingeschreven en ook nimmer ingeschreven heeft gestaan.

5.5. Uit ambtshalve verricht onderzoek is gebleken dat beklaagde in het bedoelde register van paraveterinairen niet bekend is. Gelet op het voorgaande gaat het college er vanuit dat beklaagde geen paraveterinair is en in casu uitsluitend als dierenartsassistent en onder verantwoordelijkheid van een dierenarts heeft gehandeld. Een en ander betekent dat beklaagde zelf niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken en dat het college dus onbevoegd is om van de onderhavige klacht kennis te nemen, althans daarop te beslissen.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart zich onbevoegd om van de klacht kennis te nemen, althans daarop te beslissen.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.Hilvering, drs. J.G. Neuteboom, beiden dierenarts, mevr. C.A.C.A. Hoevenaars-Bakx en mevr. M.M.G. van Bentem-Meester, beiden paraveterinair, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2010 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                         mr. G.J. van Muijen