ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0235 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/124

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2010:YF0235
Datum uitspraak: 21-01-2010
Datum publicatie: 06-04-2010
Zaaknummer(s): 2008/124
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Ten onrechte geen spoedhulp geboden aan drachtige hond in de nacht.

Uitspraak in de zaak van

X, klaagster

tegen

Y te A,beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling heeft op 17 december 2009 plaatsgevonden. Klaagster is daarbij aanwezig geweest, vergezeld door enkele familieleden en een vriendin van de familie. Beklaagde is via haar gemachtigde per aangetekende brief voor de zitting opgeroepen, maar zij noch haar gemachtigde heeft aan die oproep gevolg gegeven. Het college heeft ook geen afzegging of bericht van verhindering ontvangen.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat beklaagde de drachtige hond van klaagster niet de hulp heeft geboden die het dier nodig had.

3. DE FEITEN

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een stafford bull terriër met de naam XXXXX. De hond was drachtig en begon op 6 november 2008 omstreeks 11:00 uur vruchtwater te verliezen. Tussen 18:00 uur en 19:00 uur die avond is de eerste pup geboren. Omstreeks 20:30 uur werd een tweede pup geboren.

3.2. Tussen 22:00 uur en 23:00 uur heeft klaagster telefonisch contact met beklaagde opgenomen en gemeld dat zij zich zorgen maakte over het feit dat er geen verdere pups meer kwamen, ondanks dat de hond zich daartoe inspande. Omstreeks 2:00 uur en 4:30 uur in de nacht heeft klaagster opnieuw telefonisch contact met beklaagde opgenomen met dezelfde mededeling. Beklaagde heeft klaagster te kennen gegeven dat het niet abnormaal is als er enkele uren tussen de geboorten van de pups zitten, dat er binnen 24 uur na het breken van het vruchtwater een volgende pup geboren moest zijn –derhalve vóór 12:00 uur de volgende dag- en dat er anders een keizersnede zou moeten worden uitgevoerd. 

3.3. In de ochtend van 7 november 2008 omstreeks 8:45 uur heeft klaagster andermaal telefonisch contact opgenomen met de praktijk van beklaagde en gemeld dat er nog steeds geen derde pup geboren was en dat de hond volledig uitgeput was. De assistente van de praktijk heeft er toen op aangedrongen dat klaagster met de hond naar de praktijk zou komen. Daar werd door een collega van beklaagde geconcludeerd dat er een pup dwars voor het geboortekanaal lag en dat de hond op een pootje van deze pup moet hebben geperst.

3.4. Omstreeks 10:45 uur is er een keizersnede verricht, waarna er nog zes pups geboren zijn. Rond 12:30 uur is de hond tezamen met de pups met klaagster mee naar huis gegaan. Thuisgekomen verliep het herstel moeizaam en in de middag en avond verslechterde de conditie van de hond. In de vroege ochtend van 8 november 2008 is de hond overleden. 

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op haar verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster.

5.2. Het college stelt voorop dat in de onderhavige zaak uitsluitend het handelen van beklaagde ter beoordeling staat en dat mitsdien buiten beschouwing dient te blijven al hetgeen er is gebeurd vanaf het tijdstip dat de hond op 7 november 2008 naar de praktijk is gegaan. Gebleken is immers dat beklaagde niet meer bij de behandeling van de hond betrokken is geweest vanaf het telefoongesprek tussen klaagster en de assistente van de praktijk in de ochtend van 7 november 2008 omstreeks 8:45 uur. Vanaf dat moment is de behandeling overgenomen door een collega van beklaagde, die ook de keizersnede heeft uitgevoerd en ten aanzien van wiens handelen geen klachten zijn geuit. Het vorenstaande betekent dat alleen beoordeeld dient te worden of beklaagde in de avond van 6 november 2008 en de daarop volgende nacht verwijtbaar heeft gehandeld.

5.3. Het college heeft zich in het verleden reeds diverse keren eerder uitgesproken over de wijze waarop een dierenarts behoort te reageren als er in de avond of nacht om hulp wordt verzocht. Op de dierenarts rust de verplichting om tot een duidelijke anamnese te komen en zich er na grondig uitvragen ervan te overtuigen of er spoedhulp moet worden geboden.Bij twijfel dient de dierenarts de eigenaar met het dier naar de praktijk te laten komen.

5.4. Uit de stukken kan worden afgeleid dat klaagster in de bedoelde periode (tussen 22:00 uur en 4:30 uur) drie keer telefonisch contact met beklaagde heeft opgenomen en haar zorgen heeft geuit over het feit dat er geen verdere pups werden geboren, ondanks dat de hond zich daartoe inspande. Wat er tijdens die telefoongesprekken over en weer precies is gevraagd en geantwoord is niet helemaal duidelijk, echter ook zonder de exacte inhoud van die gesprekken te kennen is het college van oordeel dat beklaagde veterinair niet juist heeft gehandeld. In de wetenschap dat er na de geboorte van de tweede pup al vele uren geen pup meer was geboren, dat niet uitgesloten kon worden dat er nog een of meer pups in de baarmoeder van de hond zaten en in aanmerking genomen dat klaagster meerdere keren op ongebruikelijke tijdstippen telefonisch haar zorgen heeft geuit, had het naar het oordeel van het college op de weg van beklaagde gelegen om na een van die telefoongesprekken een visite af te leggen dan wel de hond naar de praktijk te laten komen, teneinde iedere twijfel omtrent de gesteldheid van de hond uit te sluiten en zich er zelf van te vergewissen wat er aan de hand was en hoe ernstig de situatie was. Alsdan zou de oorzaak van het stagneren van het geboorteproces eerder aan het licht zijn gekomen.

5.5. Beklaagde kan zich naar het oordeel van het college niet disculperen met de stelling dat klaagster haar niet zou hebben gemeld dat er sprake was van persdrang. Los van het feit dat klaagster ter zitting nog heeft verklaard dat zij wel degelijk het verschil kent tussen weeën en persdrang, acht het college voldoende aannemelijk dat klaagster, zoals zij stelt, beklaagde in ieder geval heeft gemeld dat de hond zich tevergeefs inspande en volledig uitgeput raakte. Naar het oordeel van het college mocht beklaagde de beoordeling van de kwalificatie van die inspanning (weeën of persdrang) niet aan klaagster overlaten, ondanks het feit dat klaagster vaker nestjes pups had gefokt. Een dierenarts draagt als professioneel hulpverlener een grote mate van verantwoordelijkheid voor de communicatie met degene die met betrekking tot een dier hulp vraagt en dient er op bedacht te zijn dat een hulpvrager niet altijd veterinair geschoold is.

5.6. Ook de melding op de patiëntenkaart dat beklaagde klaagster diverse keren heeft gewezen op het feit dat de hond niet meer dan een half uur achter elkaar zonder resultaat mocht persen acht het college in deze niet voldoende ter rechtvaardiging van de conclusie dat beklaagde voldoende zorg in acht heeft genomen. Het is onzorgvuldig en onverantwoord om de controle hierop over te laten aan een eigenaar. Klaagster heeft ter zitting overigens nog naar voren gebracht dat beklaagde haar bij een van de nachtelijke telefoongesprekken heeft gevraagd om zelf een vaginaal toucher bij de hond uit te voeren en dat zij, klaagster, niet wist hoe ver ze daarbij mocht gaan. Voor zover dit juist zou zijn, kunnen ook bij dit door beklaagde gegeven advies vraagtekens worden geplaatst. Ook zonder daarmee rekening te houden kan beklaagde worden verweten dat zij de ernst van de situatie niet goed heeft ingeschat, dat zij de situatie teveel op zijn beloop heeft gelaten en de regie over de zorg voor de hond ten onrechte niet in eigen hand heeft gehouden.

5.7. De conclusie is dan dat het in de rede had gelegen dat beklaagde in de bewuste avond of nacht een visite had afgelegd dan wel de hond naar de praktijk had laten komen voor een gynaecologisch onderzoek en dat zij door dit na te laten tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts jegens de hond van klaagster diende te betrachten. De klacht is in zoverre dan ook gegrond. In de omstandigheden van het geval acht het college een berisping een passende en geboden maatregel.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een berisping, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub b, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs.Th.A.M. Witjes, drs. E.K. Dolfijn en drs. J.Hilvering, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Bij vervroeging uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2010 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                            mr. G.J. van Muijen