ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0655 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5581

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0655
Datum uitspraak: 28-05-2010
Datum publicatie: 02-06-2010
Zaaknummer(s): 5581
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Onjuiste adviserig over meerwaarde clausule in echtscheidingsconvenant. Gegrond. Bekrachtiging. Maatregel berisping.

28 mei 2010

No. 5581

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klaagster,

en:

verweerster.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 31 augustus 2009, onder nummer 09-03, aan partijen toegezonden op 31 augustus 2009, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerster klachtonderdelen a en b gegrond en klachtonderdeel c ongegrond is verklaard en de maatregel berisping is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 28 september 2009 ter griffie van het hof ontvangen. De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 29 september 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klaagster;

- een schrijven van klaagster aan het hof van 11 maart 2010.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 29 maart 2010, waar zijn verschenen klaagster, vergezeld van haar broer, en verweerster.

3. De klacht

De klacht betreft het optreden van verweerster als advocaat onder wier verantwoordelijkheid mevrouw B. is opgetreden als echtscheidingsbemiddelaar.

Volgens klaagster heeft verweerster de behandeling van de zaak later overgenomen. Klaagster verwijt verweerster dat de bemiddeling, die onder haar verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden, zeer ondeskundig is geweest doordat:

a. niet goed is geadviseerd over de alimentatieregeling en deze ook slechts beperkt houdbaar bleek;

b. bij de vastlegging van de regeling van pensioenverevening een fout is gemaakt en dat ten onrechte de voorhuwelijkse jaren van klaagster zijn meegenomen in de verevening;

c. ontraden is een meerwaardeclausule in het echtscheidingsconvenant op te nemen.

4. De feiten

4.1 De raad heeft in de rechtsoverweging 5 vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. Behoudens op het hierna te noemen onderdeel, zijn de door de raad vastgestelde feiten niet betwist, zodat deze ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen.

4.2 Klaagster stelt dat de raad met betrekking tot klachtonderdeel c ten onrechte heeft overwogen dat de echtelijke woning uiteindelijk is verkocht voor een bedrag van € …., terwijl de woning feitelijk is verkocht voor € …….. Uit het klachtdossier blijkt dat klaagster van meet af heeft gesteld dat er sprake is geweest van een verschil van € ….. tussen het bedrag van € ….. waarvoor de woning is toegescheiden aan haar ex-echtgenoot en de uiteindelijke verkoopprijs. Verweerster heeft dat niet betwist, zodat het hof zal uitgaan van de door klaagster gestelde verkoopprijs.

5. De grieven

5.1 De grieven van verweerster richten zich tegen de gegrondverklaring door de raad van de klachtonderdelen a en b.

5.2 De grief van klaagster richt zich tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdeel c.

6. De beoordeling

6.1 Ten aanzien van het hoger beroep van verweerster komt het hof tot de conclusie dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, met welke beslissing het hof zich verenigt. De grieven van verweerster worden verworpen.

6.2 Ten aanzien van het hoger beroep van klaagster overweegt het hof dat uit de door de raad en het hof vastgestelde onzorgvuldige wijze van behandeling door verweerster van de echtscheiding van klaagster en haar toenmalige echtgenoot volgt dat ook klachtonderdeel c gegrond is. Verweerster is volledig verantwoordelijk voor de inhoud van het convenant, dat werd gehecht aan het gemeenschappelijk verzoekschrift tot echtscheiding dat door verweerster bij de rechtbank werd ingediend namens klaagster en haar toenmalige echtgenoot. Dat geldt derhalve ook voor de voorwaarden waaronder de echtelijke woning werd toegescheiden aan de man, inclusief het ontbreken van een meerwaardeclausule. Klaagster heeft onweersproken gesteld dat de opsteller van het convenant haar heeft ontraden een dergelijke clausule op te nemen. Het ontbreken van een dergelijke clausule had op zijn minst vragen moeten oproepen bij verweerster, nu de woning kort tevoren was getaxeerd op een aanmerkelijk hogere verkoopwaarde, dan het bedrag vermeld in het convenant. Verweerster heeft dit onderwerp echter in het geheel niet met klaagster besproken, evenmin als de overige inhoud van het convenant, alvorens partijen dit ondertekenden en het verzoekschrift tot echtscheiding werd ingediend. Het hof acht verweerster daarom ook op dit onderdeel verantwoordelijk voor het door klaagster onweersproken gestelde advies van de opsteller van het convenant. De beslissing van de raad op klachtonderdeel c zal worden vernietigd.

7. De maatregel

7.1 Hoewel het hof komt tot gegrondverklaring van alle klachtonderdelen, wordt volstaan met de door de raad opgelegde maatregel, nu alle klachtonderdelen betrekking hebben op hetzelfde verweten handelen en nalaten van verweerster.

8. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 31 augustus 2009, voor zover klachtonderdeel c ongegrond werd verklaard;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel c gegrond, met bevestiging van de beslissing voor het overige.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. Van Maanen, voorzitter, mrs. A. Beker, A.G. Scheele-Mülder, W.K. van Duren en M.M.H.P. Houben, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2010.