ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1206 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R 57 - 2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1206
Datum uitspraak: 15-11-2010
Datum publicatie: 10-12-2010
Zaaknummer(s): R 57 - 2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Het staat een advocaat in beginsel vrij een cliënt te vertegenwoordigen met wie hij een persoonlijke relatie of familieband heeft. Voor de beoordeling of gedragsregel 2 is geschonden is van belang of kan worden vastgesteld dat de persoonlijke band de vrijheid en de onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar heeft gebracht. Hiervan is niet gebleken. Gedragsregel 3 ziet erop dat een advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces. Deze schept echter geen verplichting voor een advocaat om tot een minnelijke regeling te komen.   klacht ongegrond

 

R 57-2010 klacht

Raad van Discipline

in het ressort 's-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer X

klager

tegen:

mevrouw mr. Y

verweerster

1.        Verloop van de klachtprocedure

1.1    Bij brief van 10 december 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2    Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de

       orde van advocaten in het arrondissement Roermond.

1.3    Bij brief van 16 maart 2010, bij de raad binnengekomen op 17 maart 2010, heeft de deken de klacht toegezonden aan de raad, met daarbij de stukken welke zijn vermeld in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

1.4    Bij brief van de griffier d.d. 13 juli 2010, zijn partijen opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling d.d. 20 september 2010.

1.5    De stukken hebben ter inzage gelegen tot 6 september 2010 ten kantore van de griffier te Breda, hetgeen aan partijen bij voornoemde brief is meegedeeld.

1.6    De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.7    Bij de mondelinge behandeling op 20 september 2010 zijn klager en verweerster verschenen.

2.        De feiten

2.1         Op grond van de stukken alsmede het verhandelde ter zitting is het volgende komen vast te staan.

2.2         Klager is gescheiden van mevrouw K. per 8 september 2006. Verweerster heeft sinds medio augustus 2007 als advocate rechtsbijstand verleend aan mevrouw K. in verband met tussen klager en mevrouw K. bestaande geschillen met betrekking tot de alimentatie, de afwikkeling van de boedelscheiding en de omgangsregeling.

Bij brief van 20 augustus 2007 heeft verweerster namens haar cliënte klager verzocht achterstallige alimentatie te voldoen. Verweerster heeft vervolgens op 23 augustus 2007 twee maal telefonisch contact gehad met klager. Bij brief van 23 augustus 2007 heeft verweerster klager verzocht om uiterlijk 27 augustus 2007 op haar brief van 23 augustus 2007 te reageren. Bij brief van 28 augustus 2007 heeft de heer mr. M. verweerster medegedeeld dat klager hem had verzocht om hem rechtsbijstand te verlenen. Bij brief van 7 september 2007 aan mr. M. heeft verweerster aandacht gevraagd voor een aantal zaken betreffende de omgangsregeling. Hierop heeft mr. M. bij faxbrief van 7 september 2007 aan verweerster laten weten dat met spoed de reeds voorgenomen procedure zou worden opgestart. Op 13 september 2007 heeft verweerster klagers advocaat nogmaals geschreven in verband met de omgangsregeling tussen partijen en de verdeling van de belastingteruggaven na de echtscheiding. Op 30 november 2007 is door mr. M. namens klager een verzoekschrift tot wijziging van de omgangsregeling ingediend. Op 2 januari 2008 heeft verweerster namens haar cliënte een verweerschrift bij de rechtbank ingediend. Bij beschikking van 30 januari 2008 heeft de rechtbank Roermond een nieuwe omgangsregeling vastgesteld. Klager heeft hiertegen geen beroep ingesteld.

3.             De klacht

3.1         De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen:

1.

Verweerster, de advocaat van klagers ex-echtgenote in een omgangsgeschil, is door een te grote persoonlijke en emotionele betrokkenheid niet in staat om haar cliënte vrij en onafhankelijk bij te staan. Zij handelt daardoor in de procedure in strijd met gedragsregel 2 lid 1.

2.

Verweerster heeft in de procedure geen enkele poging gedaan om tot een minnelijke schikking te komen. Zij handelt daardoor in strijd met gedragsregel 3.

3.

Verweerster heeft rechtstreeks met klager contact opgenomen terwijl zij wist dat klager een eigen advocaat had. Zij handelt daardoor in strijd met gedragsregel 18 lid 1.

4.

Verweerster heeft klager tijdens de telefoongesprekken op 23 augustus 2007 onheus bejegend.

Klager heeft in dat verband nader aangevoerd:

Verweerster is een vriendin van klagers ex-vrouw K.. Door een te grote persoonlijke en emotionele betrokkenheid bij de zaak was zij niet in staat als advocaat vrij en onafhankelijk op te treden. Het zoontje van verweerster is bevriend met zijn zoontje en beide kinderen spelen in hetzelfde voetbalteam. De man van verweerster is coach bij dit voetbalteam waardoor verweerster over informatie beschikte die zij niet had mogen gebruiken. Verweerster heeft tegenover klager haar meisjesnaam gebruikt en daarmee de bestaande connecties verhuld. Verweersters dochter past op bij mevrouw K.. De procedure tussen hem en zijn ex-partner is door het handelen van verweerster verstoord en de verhouding met zijn ex-partner onnodig geëscaleerd.

Verweerster heeft in de procedure met betrekking tot het alimentatiegeschil en de wijziging van de omgangsregeling op geen enkele wijze getracht een minnelijke regeling na te streven.

4.             Het verweer

Verweerster heeft daartegen – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.

Verweerster is niet bevriend met haar cliënte. Zij kende cliënte niet voordat deze zich tot haar wendde met een verzoek om rechtsbijstand. Zij werd destijds door iemand anders naar haar verwezen. In de loop van de procedure heeft zij kennis gemaakt met de zoon van klager die bevriend is geraakt met de zoon van verweerster. Verweerster is van mening dat het haar vrij staat haar meisjesnaam te gebruiken, dat zij die tegenover ieder ander ook gebruikt en daarmee nooit de opzet heeft gehad de vriendschap tussen beide kinderen te verhullen.

Het heeft verweerster nimmer aan vrijheid en onafhankelijkheid ontbroken om haar cliënte deugdelijk te adviseren en representeren. Het feit dat beide zoontjes bij elkaar in de klas en in hetzelfde voetbalteam zitten, heeft geen invloed op haar onafhankelijkheid als advocate. Dat haar echtgenoot hulpleider is van het voetbalteam is hierop evenmin van invloed nu hij geen kennis heeft van de procedures die zij voert. De e-mailberichten met de coach waarnaar klager verwijst dateren van 2006, derhalve nog van voordat verweerster haar cliënte leerde kennen en waren haar niet bekend. Zij heeft deze ook niet jegens klager letterlijk geciteerd. Verweersters dochter is pas bij mevrouw K. gaan oppassen nadat het betreffend dossier was gesloten. Van een belangenverstrengeling door financiële of persoonlijke relaties of het partij worden bij een kwestie is absoluut geen sprake. Van schending van gedragsregel 2 lid 1 is derhalve geen sprake.

Verweerster heeft klager op verzoek van haar cliënte op 23 augustus 2007 gebeld, nadat hij niet reageerde op haar brief van 20 augustus 2007. Zij belde toen niet gelegen. Klager heeft haar later die dag teruggebeld. Het telefoongesprek was de eerste poging om tot een minnelijke oplossing te komen. Ook later heeft zij nog diverse keren geprobeerd om een regeling in der minne te treffen. Het was juist klager die geen minnelijke regeling wilde. Het was ook zijn advocaat die een procedure is begonnen door een verzoekschrift tot wijziging van de omgangsregeling in te dienen. Van schending van gedragsregel 3 is derhalve geen sprake. Verweerster was ten tijde van de brief d.d. 20 augustus 2007 aan klager noch tijdens de telefoongesprekken van 23 augustus 2007 op de hoogte van het feit dat klager een advocaat had. In geen van beide telefoongesprekken heeft klager vermeld dat hij een advocaat had. Pas op 28 augustus 2007 ontving zij een brief van mr. M. waaruit bleek dat klager deze had verzocht om hem rechtsbijstand te verlenen. Daarna heeft zij zich niet meer rechtstreeks tot klager gewend. Nadat zaak onherroepelijk was geworden heeft klager via haar echtgenoot telefonisch contact met haar gezocht. Uit beleefdheid heeft zij toen teruggebeld. Er is derhalve evenmin sprake van schending van gedragsregel 18 lid 1.

Verweerster heeft klager in geen van beide telefoongesprekken onheus bejegend. Het was juist klager die haar onheus bejegende.

5.             Beoordeling van de klacht

De raad stelt voorop dat de klacht het optreden betreft van de advocaat van de wederpartij. Bij beoordeling van een dergelijke klacht behoort ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.1         Klachtonderdeel 1

5.2         Ingevolge gedragsregel 2 lid 1 dient de advocaat te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar kunnen komen.

Deze gedragsregel betekent dat de advocaat te allen tijde bedacht moet zijn op de situatie dat hij ten opzichte van zijn cliënt niet meer de vrijheid en de onafhankelijkheid bezit om deugdelijk te adviseren en te representeren, waarbij ook de indruk die bij derden wordt gewekt een rol kan spelen. Een belangenverstrengeling door bijvoorbeeld een persoonlijke relatie kan de gewenste onafhankelijkheid in gevaar brengen. Of de vrijheid en onafhankelijkheid in gevaar zijn gebracht moet worden beoordeeld aan de omstandigheden van het geval.

5.3         Klager brengt in zijn klacht meerdere argumenten naar voren waaruit zou blijken dat tussen verweerster en haar cliënte een grote persoonlijke emotionele betrokkenheid bestaat. Wat daar in casu ook van zij, het enkele feit dat tussen een advocaat en een cliënt een persoonlijke relatie bestaat leidt nog niet tot schending van gedragsregel 2 lid 1. Het staat een advocaat in beginsel vrij een cliënt te vertegenwoordigen met wie hij een persoonlijke of een familieband heeft. Voor de vraag of gedragsregel 2 is geschonden is slechts van belang of kan worden vastgesteld dat deze persoonlijke band de vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar heeft gebracht.

5.4         De raad is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet blijkt van feiten en omstandigheden op grond waarvan gerechtvaardigd kan worden vastgesteld dat hiervan sprake is geweest. Klager heeft zijn standpunt ter zake onvoldoende onderbouwd. Daar waar klager stelt dat de procedure tussen hem en zijn ex-partner door het handelen van verweerster is verstoord en de verhouding met zijn ex-partner onnodig is geëscaleerd, overweegt de raad dat in zijn algemeenheid geldt dat uitlatingen van de advocaat van een wederpartij vaak als onaangenaam worden ervaren, zeker in een familierechtelijke procedure waarbij de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen. Dat betekent echter nog niet dat de vrijheid en onafhankelijkheid van verweerster in geding is. De e-mail van de coach waarnaar door klager wordt verwezen, dateert van 29 augustus 2006, derhalve van voor de tijd dat verweerster haar cliënte leerde kennen, terwijl niet blijkt dat verweerster deze informatie in de procedure heeft misbruikt. Dat tot het laatst is gewacht met het indienen van een verweerschrift mag voor klager onaangenaam zijn, maar behoort wel tot de mogelijkheden die de wet en het procesreglement bieden.

5.5         Gelet op het feit dat in ieder geval in de loop van de procedure enige verwevenheid tussen de privéomstandigheden van verweerster en haar cliënte is ontstaan, had het wellicht op de weg van verweerster gelegen hierover van meet af aan duidelijkheid te verschaffen aan klager. Van een belangenverstrengeling door een financiële of een persoonlijke relatie met haar cliënte waardoor verweersters vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van haar beroep in gevaar zouden zijn gebracht, is echter naar het oordeel van de raad geenszins gebleken.

Dit klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.6         Klachtonderdeel 2

5.7         Klager verwijt verweerster dat zij geen enkele poging heeft gedaan om tot een minnelijke oplossing van het geschil te komen.

5.8         Ingevolge gedragsregel 3 dient de advocaat zich voor ogen te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces.

5.9         De raad stelt voorop dat genoemde gedragsregel geen verplichting schept om te trachten een minnelijke oplossing te bereiken. De advocaat dient wel oog te hebben voor een eventuele minnelijke oplossing.

5.10     Uit de stukken blijkt dat verweerster bij brief van 20 augustus 2007 aan klager heeft verzocht een bedrag van € 1.258,40 aan nog verschuldigde alimentatie aan haar cliënte te voldoen alsmede, voortvloeiend uit verplichtingen in het convenant, een bedrag van € 21.000,-. Bij brief van 23 augustus 2007 heeft zij klager nogmaals verzocht om op deze brief te reageren. Bij brief van 29 augustus 2007 aan klagers advocaat, heeft zij voorts medegedeeld ervan uit te gaan dat klager aan zijn verplichtingen zal voldoen en dat over hetgeen hem dwars zit kan worden gesproken. Bij faxbrief van 7 september 2007 is door verweerster toegezegd dat zij de brief van klagers advocaat van 5 september 2007 met cliënte zou bespreken en dat de conclusie ter zake de hoogte van klagers verplichtingen vooralsnog gerechtvaardigd leken. Daarbij heeft zij tevens enige omgangsperikelen naar voren gebracht. Bij faxbrief van diezelfde datum heeft verweerster wederom het standpunt van haar cliënte met betrekking tot de omgangsregeling naar voren gebracht met het verzoek klager hiervan op de hoogte te stellen. In reactie hierop heeft klagers advocaat bij faxbrief van 7 september 2007 laten weten met spoed de reeds voorgenomen procedure met betrekking tot een omgangsregeling op te starten.

5.11     Uit het voorgaande blijkt dat verweerster meerdere keren heeft gepoogd klager te benaderen met betrekking tot de tussen partijen bestaande geschilpunten, alsmede de omgangsregeling. Alle door verweerster verzonden brieven, hoewel duidelijk van standpunt, lieten naar het oordeel van de raad aan klager ruimte om te reageren. Voorts was het de advocaat van klager die reeds op 7 september 2007 heeft aangekondigd een procedure met betrekking tot de omgangsregeling op te starten, welke - zo blijkt uit die brief - toen reeds was voorgenomen en die daartoe een verzoekschrift bij de rechtbank heeft ingediend. Niet blijkt dat van de zijde van klager op de brieven van verweerster is ingegaan of de mogelijkheid te baat is genomen om een minnelijke oplossing te bereiken. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de raad niet gerechtvaardigd worden gesteld dat verweerster niet heeft getracht tot een minnelijke oplossing te komen. De klacht zal derhalve op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

5.12     Klachtonderdeel 3

Partijen geven een verschillende lezing over hetgeen tijdens het telefoongesprek op 23 augustus 2007 tussen hen is besproken. Klager verklaart in dit verband dat hij verweerster reeds tijdens het telefoongesprek op 23 augustus 2007 op de hoogte heeft gesteld van het feit dat hij een advocaat had. Verweerster heeft dit betwist.

Uit de brief van Q. d.d. 25 september 2007 aan “R” blijkt evenmin dat verweerster op 23 augustus 2007 wist of had moeten weten dat klager een advocaat had. Dat klager verweerster reeds op 23 augustus heeft verwittigd van het feit dat hij een advocaat had, vindt geen steun in het dossier. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verweerster reeds op 23 augustus 2007 bekend was met het feit dat klager een advocaat had. Bij brief van 28 augustus 2007 heeft mr. M. aan verweerster medegedeeld dat klager hem had verzocht rechtsbijstand te verlenen, zodat verweerster naar het oordeel van de raad eerst vanaf die datum gehouden was zich tot klagers advocaat te richten. Niet blijkt dat verweerster na die datum nog rechtstreeks contact met klager heeft gezocht.

5.13     Klachtonderdeel 4

Zoals hierboven is overwogen is hetgeen tussen partijen is besproken tijdens de telefonische contacten op 23 augustus 2007, nu partijen daarover verschillend verklaren, niet komen vast te staan. De klacht zal op dit onderdeel eveneens ongegrond worden verklaard.

6.       Beslissing

De raad van discipline verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman voorzitter en mrs.

L.G.J. de Haas, Th. Kremers. R.G.A.M. Theunissen en E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, alsmede mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 15 november 2010.

___________________                                                                      ___________________

mr. A.M.T.A. Verhagen                                                                      mr. R.P.G. Houterman

plaatsvervangend griffier                                                                    voorzitter

Verzonden op:19 november 2010

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline. De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hoge van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie maar o tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post. Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres

Markt 44,

4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.       Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van nadere informatie:

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 076-5484607.