ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1205 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 61 - 2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1205
Datum uitspraak: 15-11-2010
Datum publicatie: 10-12-2010
Zaaknummer(s): M 61 - 2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet gebleken is dat advocaat zonder enig voorbehoud heeft toegezegd via de schadeverzekeraar van zijn cliënt voor betaling van de openstaande declaraties van de advocaat van de wederpartij van zijn cliënt te zorgen   klacht ongegrond

M 61-2010 klacht

Raad van Discipline

in het ressort 's-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer mr. X

klager

tegen:

de heer mr. Y

verweerder

1.        Verloop van de klachtprocedure

1.1    Bij brief van 27 oktober 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2    Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht.

1.3    Bij brief van 22 maart 2010, ontvangen op 24 maart 2010, heeft de deken de klacht toegezonden aan de raad, met daarbij de stukken welke zijn vermeld in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

1.4    Bij brief van de griffier d.d.13 juli 2010 zijn partijen opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling d.d. 20 september 2010.

1.5    De stukken hebben ter inzage gelegen tot 6 september 2010 ten kantore van de griffier te Breda, hetgeen aan partijen bij voornoemde brief is meegedeeld.

1.6    De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.7    Bij de mondelinge behandeling op 20 september 2010 zijn klager en verweerder niet verschenen.

2.        De feiten

2.1    Op grond van de stukken in het dossier is het volgende is komen vast te staan.

2.2    Verweerder heeft in opvolging van mr. T. aan cliënt rechtsbijstand verleend in een letselschadezaak. Mr. T. had op zijn beurt die zaak overgenomen van klager. Verweerder heeft klager bij brief van 16 februari 2009 op de hoogte gesteld van het feit dat hij in voornoemde zaak voornemens was om bij schadeverzekeraar A de openstaande declaraties van klager en mr. T. ter zake de buitengerechtelijke kosten onder de aandacht te brengen en aan klager verzocht daartoe een kopie van zijn declaraties aan hem toe te zenden. Verweerder heeft klager hierop de betreffende declaratie toegezonden. A heeft hierna een deel van de gevorderde buitengerechtelijke kosten overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerder. Verweerder heeft deze vervolgens aan zijn cliënt doorbetaald.

3.        De klacht

3.1    De klacht bestaat - zakelijk weergegeven - uit de navolgende onderdelen:

1.

Verweerder heeft aan klager toegezegd voor betaling van de declaratie zorg te dragen. Verweerder heeft dit evenwel nagelaten en de kosten van buitengerechtelijke rechtshulp die aan klager toekomen ten onrechte doorbetaald aan zijn cliënt.

2.

Verweerder heeft nagelaten openheid te betrachten omtrent de (uit)betalingen door de verzekeraar en aan zijn cliënt, alsmede klager niet geïnformeerd over nader gemaakte afspraken die zijn belangen rechtstreeks raakten. Verweerder heeft derhalve gehandeld in strijd met de in gedragsregel 8 opgenomen informatieplicht alsmede in strijd met de zorgvuldigheid die een behoorlijk advocaat betaamt.

4.        Het verweer

4.1    Het verweer houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

1.

Verweerder betwist dat hij aan klager heeft toegezegd dat hij zorg zou dragen voor betaling van diens declaratie. Hij heeft slechts toegezegd dat hij er bij de verzekeraar achteraan zou gaan. Zijn cliënt heeft hem uitdrukkelijk verzocht om de gelden die verweerder daarvoor van A ontving rechtstreeks aan hem door te geleiden omdat hij reeds uit eigen zak declaraties van verweerder en mr. T. had voldaan. Cliënt heeft verweerder daarbij toegezegd dat hij zelf met klager zou afrekenen.

2.

Verweerder is volstrekt open geweest over het betalingsverkeer. Hij heeft het voorschot van de A aan zijn cliënt overgemaakt onder diens toezegging dat hij met klager en mr. T. zou afrekenen.

5.        Beoordeling van de klacht

5.1    Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder hem heeft toegezegd dat hij, na ontvangst van betalingen door A,  zou zorg dragen voor betaling van de declaratie van klager. Verweerder betwist dat hij klager betaling heeft toegezegd.

5.2    Voor het oordeel dat verweerder zich klachtwaardig zou hebben gedragen, dient eerst voldoende aannemelijk te zijn dat de hem verweten gedraging ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Uit de stukken blijkt – voor zover hier relevant – het volgende:

5.3    Bij brief d.d. 16 februari 2009 heeft verweerder aan klager meegedeeld:

”Ik ben van plan op korte termijn de correspondentie met A te hervatten waarbij ik aandacht wens te vragen voor de openstaande nota ex artikel 6:96 BW van zowel u als mr. T.. Ik verzoek u mij een kopie te sturen van de nota waarvan u betaling verlangt en na welke betaling u volledig voldaan bent. Ik zal die nota dan doorgeleiden naar A.”

5.4    Voorts heeft verweerder aan klager bij brief van 8 mei 2009 medegedeeld dat hij een gesprek had gehad met A waarbij ook de declaratie van verweerder aan de orde was gesteld, maar dat A op een onderdeel van de declaratie bezwaar had tegen het gehanteerde uurtarief. Bij brief van 12 juni 2009 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij A had kunnen bewegen om cliënt tegemoet te komen in de buitengerechtelijke kosten. Er was bovendien gevraagd om een gespecificeerde nota van de bedragen die klager nog van cliënt tegoed had. Bij brief van 29 juni 2009 heeft klager verweerder een gespecificeerde declaratie toegezonden, alsmede medegedeeld betaling daarvan tegemoet te zien.

5.5    Uit het voorgaande kan naar het oordeel van de raad niet worden afgeleid dat verweerder zonder enig voorbehoud aan klager heeft toegezegd om voor betaling van diens openstaande declaraties zorg te dragen. Verweerders brief van 16 februari 2009 kan hooguit worden verstaan als een mededeling dat deze ten gunste van klager zou trachten te bewerkstelligen dat de buitengerechtelijke kosten door de schadeverzekeraar aan cliënt zouden worden vergoed en dat hij klagers declaratie ter zake aan de verzekeraar zou doorgeleiden. Ook overigens blijkt uit het dossier niet dat verweerder aan klager een toezegging tot betaling van diens declaratie heeft gedaan. De feitelijke grondslag van dit onderdeel van de klacht is derhalve niet komen vast te staan. Naar het oordeel van de raad moet dit onderdeel van de klacht derhalve ongegrond worden verklaard.

5.6    Als gevolg van het voorgaande kan niet gerechtvaardigd worden gesteld dat verweerder gehouden was om klager omtrent de betaling door A en de afspraken met betrekking tot de doorbetaling aan zijn cliënt te informeren. De raad oordeelt derhalve ook dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Beslissing

De raad verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzittter, en mrs L.J.G. de Haas, Th. Kremers, R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 15 november 2010.

mr. A.M.T.A. Verhagen,                                                                     mr. R.P.G. Houterman

plaatsvervangend griffier.                                                                   voorzitter,

Verzonden op: 19 november 2010

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline. De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hoge van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie maar o tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post. Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres

Markt 44,

4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden

toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van nadere informatie:

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 076-5484607.