ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1188 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H98-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1188
Datum uitspraak: 29-11-2010
Datum publicatie: 10-12-2010
Zaaknummer(s): H98-2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet de datum van verzending van verzetschrift, maar de datum van ontvangst door de raad is bepalend voor de ontvankelijkheid van het verzet. Verzet niet-ontvankelijk.

H 98-2010 Verzet

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

het verzet van:

mevrouw X

klaagster,

tegen de beslissing van de voorzitter van 14 juni 2010 inzake de klacht tegen:

mevrouw mr. Y,

verweerster.

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 25 juni 2010, door de raad ontvangen op 1 juli 2010, heeft klaagster verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 14 juni 2010, welke beslissing aan klaagster, verweerster en de deken werd toegezonden op 15 juni 2010.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 27 september 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 9 juli 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 13 september 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster en verweerster verschenen. 

2.         De feiten

2.1.      Klaagster en de cliënt van verweerster hebben met elkaar een duurzame affectieve relatie gehad, die begin 2008 is beëindigd. Verweerster trad op als advocaat van de wederpartij      van klaagster in een procedure betreffende de afwikkeling van de tussen partijen     bestaande gemeenschappelijk boedel, waaronder een woning en een hypothecaire         geldlening.

3.         De klacht

3.1.      De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:

            1.         Verweerster heeft in een procedure stukken achtergehouden;

            2.         Verweerster heeft het imago van klaagster beschadigd.

4.         Beslissing van de voorzitter

4.1.      De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat klaagster naar      het oordeel van de voorzitter geen concrete feiten of omstandigheden naar voren heeft            gebracht waaruit blijkt dat verweerster in de procedure tegen klaagster onwaarheden    naar voren heeft gebracht of dat zij zich onnodig grievend jegens klaagster heeft             uitgelaten en dat dit evenmin uit het dossier blijkt.

5.         Het verzet

5.1.      Het verzet houdt in dat klaagster het niet eens is met de beslissing van de voorzitter.

6.         Beoordeling van het verzet

6.1.      De termijn waarbinnen tegen een voorzittersbeslissing verzet kan worden aangetekend      bedraagt 14 dagen. Bij brief d.d. 25 juni 2010, door de raad ontvangen op 1 juli 2010, heeft klaagster verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 14 juni 2010,       welke beslissing aan klaagster, verweerder en de deken werd toegezonden op 15 juni 2010.

6.2.            Klaagster stelt dat zij het verzetschrift binnen de verzettermijn aan de raad heeft    verzonden. Nu echter niet de datum van verzending bepalend is voor de ontvankelijkheid,       maar de datum van ontvangst door de raad en nu vast staat dat het verzetschrift eerst op 1 juli 2010 door de raad is ontvangen, komt de raad tot de conclusie dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar verzet.

7.         Beslissing

De raad verklaart klaagster in haar verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs. A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, E.P.C.M. Teeuwen, P.J.W.M. Theunissen, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 29 november 2010.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                            mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                    voorzitter.

Verzonden op: 30 november 2010.

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.