ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1187 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R36-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1187
Datum uitspraak: 15-11-2010
Datum publicatie: 10-12-2010
Zaaknummer(s): R36-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Een advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Het ligt op de weg van een advocaat om eventuele afspraken over te volgen procedures schriftelijk te bevestigen, om ieder misverstand daarover te voorkomen. Een advocaat die tot opschorting van zijn werkzaamheden wenst over te gaan, dient dit expliciet en ondubbelzinnig aan zijn cliënt te bevestigen.   Klacht gegrond, berisping

R 36-2010 klacht

Raad van  Discipline

in het ressort 's-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer. X

klager

tegen:

de heer mr. Y

verweerder

1.             Verloop van de klachtprocedure

1.1         Bij brief van 23 februari 2010, ontvangen op 25 februari 2010 heeft de deken der orde van advocaten in het arrondissement Roermond, bovengenoemde klachtzaak aan de raad doen toekomen, met daarbij de stukken welke zijn vermeld in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

1.2         Bij brief van de griffier d.d. 9 juli 2010, zijn partijen opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling d.d. 20 september 2010.

1.3         De stukken hebben ter inzage gelegen tot 6 september 2010 ten kantore van de griffier te Breda, hetgeen aan partijen bij voornoemde brief is meegedeeld.

1.4         De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.5         Bij de mondelinge behandeling op 20 september zijn klager en verweerder verschenen.

2.             De feiten

2.1         Op grond van de stukken alsmede het verhandelde ter zitting is het volgende is komen vast te staan.

2.2         Verweerder heeft in de periode van 2007 tot en met 2008 -voor zover hier relevant- in onderstaande zaken rechtsbijstand aan klager, al dan niet mede in zijn hoedanigheid als directeur/aandeelhouder van de desbetreffende rechtspersonen, verricht.

2.3         Z/A B.V./ X I

A B.V.  was verwikkeld in een gerechtelijke procedure met de heer Z. Verweerder trad op als advocaat voor A B.V. maar heeft zich niet in de procedure gesteld. A B.V. is bij verstek veroordeeld tot het betalen van € 21.000,- aan Z. Het vonnis was uitvoerbaar bij voorraad en na beslaglegging werd € 21.000,- aan Z betaald. De vordering van A B.V. op Z is verpand aan klager welke pandakte door verweerder werd opgesteld.

2.4         Z/A B.V./X II

Kort voordat de heer Z zich als directeur van A B.V. liet uitschrijven, maakte hij van haar bankrekening een bedrag van € 105.000,- over naar zijn bankrekening. Verweerder heeft als advocaat van A B.V.een procedure gestart om dit bedrag terug te vorderen. De vordering van € 105.000,- is eveneens aan klager verpand. A B.V. is begin 2007 gefailleerd. De curator moet toestemming geven om in deze zaak vonnis te vragen.

2.5         B B.V./D.

D was opdrachtgever van B BV. D heeft de opdracht opgezegd en verkocht zijn pand binnen twee weken daarna aan een koper. B BV declareerde makelaarsprovisie van ongeveer € 6.000,-. D wilde die niet betalen. Verweerder heeft daarop conservatoir beslag gelegd op de woning van D. Verweerder heeft eraan meegewerkt dat het conservatoir beslag werd omgezet in een depot bij de notaris.

2.6         E B.V./F

Fwas € 10.000,- provisie verschuldigd aan E B.V.. Dit bedrag staat bij de notaris in depot. De makelaarsactiviteiten van B BV waren in het verleden ondergebracht in G B.V. Op enig moment is een arbeidsconflict ontstaan met een werknemer van de G, H. In kort geding is H in het gelijk gesteld. Omdat B BV financiële problemen had, kon het loon niet aan H worden uitbetaald. Daarop zijn alle activa en activiteiten van B BV uit de G gehaald en ondergebracht in E B.V. H heeft vervolgens beslag gelegd op de provisie die F moet betalen aan B BV.

H stelt dat hij terecht beslag heeft gelegd en E B.V. stelt dat H niet bij haar moet zijn maar bij de [lege] G B.V. F heeft de provisie betaald aan de notaris en geeft pas toestemming tot doorbetaling als beide partijen het eens zijn wie recht heeft op de provisie. De notaris houdt dit bedrag onder zich.

2.7         E B.V./K

E BV claimt een schadevergoeding ter zake van stormschade op verzekeringsmaatschappij K. Verweerder heeft klager bevestigd dat hij in juni 2008 ter zake een dagvaarding voor haar had uitgebracht. Dit blijkt achteraf niet te zijn gebeurd.

2.8         X/L

Door mr. M is voor X in bovengenoemde zaak een verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor ingediend welke door een beroepsfout is afgewezen. Deze zaak is door verweerder overgenomen.

2.9         Valse facturen

Verweerder heeft klager facturen gestuurd ter zake zijn werkzaamheden waarvan hij stelt dat deze nog niet door klager zijn betaald.

3.             De klacht

3.1         De klacht bestaat – zakelijk weergegeven - uit de navolgende onderdelen:

1.      Verweerder geeft klager geen informatie over de verzetprocedure, die nodig was omdat verweerder verzuimd had om zich in eerste instantie te stellen, zodat klager bij verstek tot betaling van € 21.000,00 werd veroordeeld.

2.      In tegenstelling tot wat verweerder had beloofd in het kader van het herstel van zijn onder 1 bedoelde fout heeft verweerder de door hem voor klagers, inmiddels gefailleerde B.V. tegen Z wegens onrechtmatige onttrekking van gelden gestarte procedure, niet gratis behandeld.

3.      Inzake D heeft verweerder zonder toestemming of medeweten van klager ingestemd met omzetting van een gelegd conservatoir beslag in een depot onder de notaris en klager ook daarna niet daarover geïnformeerd.

4.      Inzake F heeft verweerder klager niet geïnformeerd over het verloop van de genomen rechtsmaatregelen en de zaak onnodig vertraagd.

5.      Verweerder heeft het doen voorkomen alsof hij in juni 2008 K had gedagvaard, terwijl in december 2008/januari 2009 is gebleken dat dit niet is gebeurd.

6.      Verweerder heeft gesteld dat hij in medio januari 2008 een verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor tegen de L had ingediend terwijl 14 maanden later is gebleken dat dit niet is gebeurd.

7.      In januari 2009 heeft verweerder klager een aantal facturen toegestuurd, waarvan hij stelde dat deze door klager niet waren betaald hetgeen voor verweerder reden was om met zijn werkzaamheden voor klager te stoppen. Die facturen waren kennelijk alleen met die bedoeling gemaakt. Onduidelijk is waarop die facturen betrekking hebben, specificaties waren niet bijgevoegd  en deels waren het voorschotnota’s. Die facturen waren ook voordien niet aan klager bekend.

4.             Het verweer

4.1         Het verweer houdt –zakelijk weergegeven- het volgende in:

1.      Dat een verstekvonnis werd gewezen ten gunste van Z was niet aan een fout van verweerder te wijten. Er is in verband met een andere tegen Z gestarte en nadien gewonnen, arbeidszaak besloten niet in verzet te gaan tegen dat verstekvonnis. De stukken in deze zaak zijn na het faillissement van klagers B.V. in handen van de curator gesteld.

2.      Verweerder heeft nooit beloofd dat hij deze of andere procedures gratis zou doen. Voor een dergelijke belofte was geen reden. Ook de processtukken in deze zaak zijn aan de curator ter hand gesteld.

3.      In april 2008 heeft verweerder in verband met de courtagevordering ad € 6.000,= van klagers B.V. beslag gelegd op het verkochte huis. Daarna is een depotovereenkomst gemaakt voor € 8.000,=. Verzet daartegen zou zinloos zijn geweest. Alle stukken zijn in juni 2008 aan klagers B.V. toegestuurd.

4.      Deze zaak speelde pas vanaf eind september 2008. Eerst wilde verweerder niets doen omdat klager achter was met zijn betalingen. Nadat hij beloofd had te zullen betalen heeft verweerder enige telefoontjes gepleegd om klagers belangen veilig te stellen. Toen bleek dat er weer niet werd betaald, heeft verweerder zijn bemoeienis beëindigd.

5.      Verweerder heeft inderdaad op enig moment gezegd dat de dagvaarding was betekend, maar dat bleek niet het geval. Klager is daardoor niet benadeeld. Als wel was betekend was de zaak toch niet door hem aangebracht wegens de betalingsachterstand. Als klager wil kan hij alsnog die procedure starten, de dagvaarding is klaar.

6.      Verweerder heeft in volledige samenspraak met klager en een andere verzoeker met nagenoeg hetzelfde belang, namens hen beiden een verzoek voorlopig getuigenverhoor ingediend en nadien in dat kader gezorgd voor toezending aan de rechtbank van de te stellen vragen. Die werkzaamheden kon verweerder doen omdat de verzekeraar van de andere verzoeker voor die werkzaamheden betaalde.

7.      Alle facturen zijn aan klagers woonadres gezonden. Wat klager stelt is niet waar.

5.             5.      Beoordeling van de klacht

5.1         Klachtonderdeel 1

5.2         Dit onderdeel van de klacht houdt in dat klager niet door verweerder is geïnformeerd over de verzetprocedure en de keuze om in plaats daarvan een andere procedure af te wachten. Verweerder heeft betwist dat hij niet met klager zou hebben besproken om niet in verzet te gaan tegen het verstekvonnis.

5.3         De raad overweegt dienaangaande het volgende.

5.4         Volgens gedragsregel 8 dient de advocaat zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.5         Ter zitting heeft klager verklaard dat verweerder hem had toegezegd tegen het verzetvonnis in hoger beroep te gaan en dat hij ook een concept van een appeldagvaarding heeft ontvangen. Hij is ervan uitgegaan dat dit het juiste rechtsmiddel was en dat dit ook door verweerder zou worden ingesteld. Hij heeft hierover van verweerder geen verdere informatie ontvangen totdat hij pas veel later vernam dat er geen rechtsmiddel tegen het verstekvonnis was ingesteld. Ook uit de zich in het dossier bevindende brief van N d.d. 27 mei 2009 volgt dat destijds met verweerder zou zijn besproken om hoger beroep aan te tekenen en dat klager niet is geïnformeerd over de beslissing geen rechtsmiddel tegen het verstekvonnis aan te wenden. De raad overweegt voorts dat verweerder ter zitting heeft bevestigd dat de zich bij de stukken bevindende appeldagvaarding aan klager in concept is toegezonden zodat vast staat dat klager deze inderdaad heeft ontvangen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder daarmee in ieder geval bij klager de suggestie gewekt dat door hem appel zou worden ingesteld. Wat verder ook zij van hetgeen hieromtrent tussen partijen is besproken en afgesproken, naar het oordeel van de raad lag het - gelet op de hierboven genoemde gedragsregel - op de weg van verweerder om ieder misverstand daarover te voorkomen, eventuele afspraken over de te volgen procedure schriftelijk te bevestigen en verweerder over het verdere verloop van de zaak te informeren. Nu uit het dossier niet blijkt dat verweerder klager op enig moment heeft geïnformeerd over de keuze om niet in verzet te gaan en de andere procedure af te wachten is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel zal derhalve gegrond worden verklaard.

5.6         Klachtonderdeel 2

5.7         Voor het oordeel dat verweerder zich klachtwaardig heeft gedragen dient eerst voldoende aannemelijk te zijn gemaakt dat het aan hem verweten gedrag ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Klager heeft ter zake dit onderdeel verklaard dat met verweerder is afgesproken dat deze, omdat hij zich in de verzetprocedure niet had gesteld, de procedure van A B.V. tegen van Z gratis zou voeren.

Verweerder heeft dit betwist. Ter zake staan de standpunten van partijen tegenover elkaar zodat de feitelijke grondslag van dit onderdeel van de klacht niet is komen vast te staan. Nu niet is gebleken dat de door klager beweerde afspraak is gemaakt zal de raad dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

5.8         Klachtonderdeel 3

5.9         Klager verwijt verweerder ter zake dit klachtonderdeel allereerst dat deze zonder toestemming of medeweten van klager heeft ingestemd met omzetting van een gelegd conservatoir beslag in een depot bij de notaris. Uit het dossier blijkt dat verweerder de betreffende depotovereenkomst bij brief van 2 juni 2008 in kopie naar klager heeft verzonden. Uit die brief noch uit de overige stukken blijkt echter dat verweerder daaraan voorafgaand met klager overleg heeft gepleegd en dat met die omzetting is ingestemd. Ingevolge bovengenoemde gedragsregel is het aan verweerder om belangrijke afspraken en informatie aan zijn cliënt te bevestigen. Nu niet blijkt dat is gebeurd handelde verweerder in strijd met genoemde gedragsregel. De raad acht de klacht in zoverre gegrond.

5.10     Voor zover de klacht inhoudt dat verweerder klager ook na de omzetting niet verder heeft geïnformeerd acht de raad de klacht ongegrond. Dat blijkt ook niet uit de overgelegde stukken. De raad overweegt daarbij dat klager ter zitting heeft medegedeeld dat hij de zaak nadien zelf heeft geregeld omdat verweerder in deze zaak geen verdere actie ondernam.

5.11     Klachtonderdeel 4

5.12     Dit klachtonderdeel houdt in dat verweerder heeft nagelaten klager te informeren over door hem in de zaak F genomen rechtsmaatregelen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij klager bij brief van 2 juni 2008 en ook in vele andere brieven heeft medegedeeld dat hij in deze zaak geen werkzaamheden meer voor klager zou verrichten in verband met het feit dat deze verweerders declaraties niet betaalde.

5.13     Bovengenoemde brief houdt – voor zover hier van belang - het volgende in:

“Ik maak meteen van de gelegenheid gebruik je te wijzen op een aantal openstaande declaraties, met het verzoek die te betalen. De betalingstermijn daarvan is al ruim overschreden.”

5.14     Naar het oordeel van de raad blijkt hieruit geenszins dat verweerder vanaf 2 juni 2008 geen werkzaamheden meer voor verweerder zou verrichten in afwachting van betaling van zijn declaraties. Er is hooguit sprake van een verzoek tot betaling. Als gevolg van bovengenoemde gedragsregel dient een advocaat die tot opschorting van zijn werkzaamheden wenst over te gaan, dit expliciet en ondubbelzinnig aan zijn cliënt te bevestigen. Nu verweerder dit heeft nagelaten althans nu niet uit het dossier blijkt dat anderszins aan klager is bevestigd dat verweerder zijn werkzaamheden in de betreffende zaak zou staken, is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht zal op dit onderdeel dan ook gegrond te worden verklaard.

5.15     Klachtonderdeel 5

5.16     Verweerder heeft erkend dat hij aan klager heeft medegedeeld dat hij K had gedagvaard. Dit bleek echter achteraf niet het geval te zijn. Verweerder heeft dit niet teruggekoppeld naar klager. Verweerder heeft aldus, gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot diens informatieplicht is overwogen, tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat de procedure in de ogen van verweerder vrij kansloos leek en de dagvaarding, indien deze wel was betekend, mogelijk niet door verweerder zou zijn aangebracht omdat hij zijn werkzaamheden voor klager had stilgelegd in afwachting van betaling van zijn declaraties, doet hieraan naar het oordeel van de raad niet af. De klacht zal op dit onderdeel derhalve gegrond worden verklaard.

5.17     Klachtonderdeel 6

5.18     Klager verwijt verweerder ter zake dit onderdeel dat hij heeft medegedeeld dat hij medio januari 2008 een verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor heeft ingediend tegen de L, terwijl 14 maanden later bleek dat dit niet is gebeurd. Verweerder betwist dat hij heeft toegezegd dat hij een nieuw verzoekschrift zou indienen per januari 2008. Hij heeft wel namens V. een verzoekschrift ingediend.

5.19     De raad overweegt het volgende.

5.20     In het dossier bevindt zich een [concept]verzoekschrift getuigenverhoor waarbij klager  als verzoeker is gesteld. Uit een e-mail d.d. 15 januari 2008 van verweerder blijkt dat verweerder dit verzoekschrift op diezelfde datum ter kennisgeving aan klager heeft gestuurd. Deze e-mail houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:

“Bijgaand het verzoek. Wat mij betreft is het panklaar. Wat mij betreft kan het zo weg. Als je nog wat wil veranderen dan s.v.p. met een kleur aangeven, zodat ik dat kan zien. ”

In reactie hierop heeft klager per e-mail van diezelfde datum aan verweerder medegedeeld:

“Is goed zo, stuur morgen maar eruit.”

5.21     Op grond hiervan acht de raad voldoende aannemelijk geworden dat verweerder met deze e-mail bij klager de verwachting  heeft gewekt dat dit verzoekschrift namens hem door verweerder bij de rechtbank zou worden ingediend. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder klager over de verdere gang van zaken heeft geïnformeerd. Nu dit niet is gebeurd heeft verweerder, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht zal op dit onderdeel eveneens gegrond worden verklaard.

5.22     Klachtonderdeel 7

5.23     Klager heeft gesteld dat de door hem in januari 2009 van verweerder ontvangen facturen, enkel door deze zijn opgesteld om een reden te hebben om zijn werkzaamheden voor klager te kunnen stoppen. Ter zitting heeft klager nog gesteld dat hij nooit voorschotnota's had ontvangen en nu ineens een van meer dan € 6.000,=. Hij heeft echter eveneens medegedeeld dat  er een aantal facturen van Y door klager expres niet zijn betaald omdat verweerder traag was met het uitvoeren van de werkzaamheden.

5.24     De raad overweegt het volgende.

5.25     Voor het oordeel dat verweerder zich klachtwaardig heeft gedragen dient allereerst vast te staan dat de hem verweten gedraging ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Verweerder betwist hetgeen klager heeft gesteld. Ter zake dit onderdeel staan de standpunten van partijen tegenover elkaar. Evenmin blijkt hetgeen door klager is gesteld voldoende uit het dossier. Nu niet is gebleken dat het verweten handelen door verweerder heeft plaatsgevonden zal de raad de klacht op dit onderdeel ongegrond verklaren.

5.26     Uit het voorgaande volgt dat verweerder klager meerdere keren niet heeft geïnformeerd met betrekking tot door hem voor klager te voeren procedures en andere voor hem te verrichten werkzaamheden. Tevens heeft verweerder nagelaten belangrijke afspraken schriftelijk te bevestigen. Verweerder heeft aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Voor zover verweerder, zoals hij ter zitting stelt, een en ander wel schriftelijk heeft bevestigd maar deze stukken niet naar de deken heeft verzonden en dus ook niet ter kennis van de raad heeft gebracht, dient dit voor  risico van verweerder te blijven.

Gelet op het feit dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld zal de raad volstaan met oplegging van de maatregel van berisping.

6.             Beslissing

6.1         De raad van discipline verklaart:

-  de klachtonderdelen 1, 4, 5 en 6 gegrond;

-  klachtonderdeel 3 gegrond voor zover de klacht erop ziet dat verweerder zonder toestemming of medeweten van klager heeft ingestemd met omzetting van een gelegd conservatoir beslag in een depot bij de notaris;

-  klachtonderdeel 3 ongegrond voor zover deze inhoudt dat verweerder klager niet van de verdere procedure op de hoogte heeft gehouden;

-  Klachtonderdelen 2 en 7 ongegrond.

7.             Maatregel

7.1         De raad legt op de maatregel van berisping.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en

mr. L.J.G. de Haas, mr. Th. Kremers, mr. R.G.A.M. Theunissen, mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, alsmede mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 15 november 2010.

_____________________                                                                  __________________

mr. A.M.T.A. Verhagen,                                                                     mr. R.P.G. Houterman

plaatsvervangend griffier                                                                    voorzitter

Verzonden op: 19 november 2010

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline. De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hoge van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie maar o tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.  De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn  van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post. Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres

Markt 44,

4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.        Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van nadere informatie:

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 076-5484607.