ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1084 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 34-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1084
Datum uitspraak: 27-09-2010
Datum publicatie: 26-10-2010
Zaaknummer(s): B 34-2010
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Essentie Gedragsregel 15 lid 2 slechts van toepassing nádat om uitspraak is gevraagd. Telefonisch mededeling aan een rechter van een administratieve omissie, waarvan nadien ook nog schriftelijke mededeling is gedaan, brengt geen overtreding van gedragsregel 15 lid 1 met zich mee. In het geheel niet reageren op een verzoek om uitleg is niet behoorlijk. Gelet op de verstoorde verhouding tussenbeide advocaten en gelet op de geringe ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, gegrond verklaring zonder oplegging van maatregel passend   Klacht (deels) gegrond; geen maatregel.  

B34-2010

raad van discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

BESLISSING

inzake

 “klager”,

tegen

 “verweerder”,

____________________________________________________________________

1.      Verloop van de procedure

1.1.            Bij brief van 24 februari 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de door klager op 12 juni 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, tezamen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2.            Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 19 juli 2010 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 18 juni 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 5 juli 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.3.            De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 19 juli 2010. Aldaar zijn klager en verweerder verschenen.

2.      Feiten

2.1.            In een huurgeschil staan klager en verweerder verhuurder en huurders bij. Het geschil is inmiddels aanhangig bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschillende procedures aanhangig, waaronder een opgeworpen incident. Het incident is geëntameerd door de cliënt van klager. In een aantal voorvallen die zich tijdens deze procedure afspeelden heeft klager reden gezien een klacht tegen verweerder in te dienen.  

3.      De klacht

3.1.            De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen:

1.      verweerder heeft gedragregel 15 lid 2 geschonden door zich zonder mijn toestemming tot het Gerechtshof te wenden;

2.      Vervolgens heeft verweerder telefonisch contact met de rechter gehad zonder mij op de hoogte te stellen (15 lid 1);

3.      Verweerder heeft op mijn verzoek om opheldering wat het eerste betreft niet gereageerd en daarmee regel 17 geschonden.

3.2.            Ter toelichting van de klacht is door klager het navolgende aangevoerd:

Verweerder heeft in een bij het gerechtshof aanhangige procedure de rechter benaderd zonder voorafgaande toestemming van klager te vragen terwijl dit ingevolge gedragsregel 15 lid 2 wel was vereist. De zaak stond op dat moment voor fourneren, maar feitelijk staat de zaak daarmee voor arrest: alleen de dagbepaling van het arrest moet nog plaatsvinden. Klager is van mening dat verweerder een inhoudelijke mededeling heeft gedaan waarvoor hij toestemming behoeft van de advocaat van de wederpartij welke toestemming niet is gevraagd noch is gegeven. Klager heeft verweerder verzocht om uitleg maar ondanks herhaalde verzoeken heeft verweerder niet gereageerd. Hiermee handelt verweerder tevens in strijd met gedragsregel 17. Tot slot blijkt uit de brief van verweerder aan de roladministratie van het gerechtshof d.d. 21 augustus 2009, dat verweerder op 12 augustus 2009 mondeling overleg heeft gehad met de rolraadsheer. Klager was daarvan niet op de hoogte gebracht. Ook dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar, want contact is uitsluitend toegestaan indien dit schriftelijk plaatsheeft.

4.      Het verweer

4.1.      Het standpunt van verweerder houdt in:

Verweerder stelt dat hij gedragsregel 15 lid 2 niet heeft overtreden. Verweerder is van mening dat fourneren niet gelijk kan worden gesteld met de fase waarin de zaak voor arrest staat. In een eerder stadium had verweerder immers gevraagd om pleidooi. In het kader van dat pleidooi zouden stukken moeten worden gefourneerd. Het incident strekte tot schorsing van de executie. Nu executie van het vonnis al had plaatsgevonden, kon het pleidooi niets meer toevoegen. Dat is de reden waarom verweerder een brief heeft gezonden aan het gerechtshof. Verweerder erkent niet te hebben gereageerd op de verzoeken van klager om uitleg. De reden hiervoor was gelegen om zijn cliënt kosten te besparen. Daarnaast was de door klager gegunde termijn om te reageren onredelijk kort. Verweerder stelt dat er geen sprake is van overtreding van gedragsregel 17. Abusievelijk had de griffie van het gerechtshof in het roljournaal geregistreerd dat de cliënte van verweerder op 11 augustus een conclusie had genomen. Deze informatie was onjuist. Op die datum werd door klager een akte genomen. Deze vergissing heeft verweerder de griffie gemeld. De griffie heeft verweerder voorts doorverbonden met de rolraadsheer. Op 21 augustus 2009 was de fout nog niet hersteld. Zodoende heeft verweerder zich nogmaals schriftelijk tot de griffie gewend. Van deze brief heeft klager een afschrift ontvangen. Verweerder stelt dat klager geen enkel belang heeft bij de klacht en ziet daarnaast niet in dat er sprake zou zijn van klachtwaardig handelen.

5.      Beoordeling van de klacht

De raad overweegt het volgende.

Ten aanzien van klachtonderdeel 1: Ter zitting en uit het dossier is komen vast te staan dat verweerder in het H16 formulier een inhoudelijk bericht heeft verzonden. Verweerder heeft dit bericht tijdig (20 mei 2009) voor de rol van 26 mei 2009 ingediend. Aldus had klager nog ruimschoots de tijd om op dit inhoudelijke bericht uit het H16 formulier te reageren. Tevens waren er ook mogelijkheden die zich daarvoor leenden. De raad denkt hierbij bijvoorbeeld aan het nemen van akte of het vragen van pleidooi. De raad overweegt, ten overvloede, dat een dergelijke mededeling in een rolbericht weliswaar niet gepast was - een dergelijke mededeling zou veeleer bij akte gedaan moeten worden – maar die handelwijze is niet in strijd met artikel 15 lid 1 van de gedragsregels. Immers, in de onderhavige zaak was nog geen vonnis gevraagd. De roldatum waarop een laatste proceshandeling verricht kon worden moest nog komen. Hiermee is tevens gegeven dat gedragsregel 15 lid 2 in onderhavige kwestie niet van toepassing is. Deze gedragsregel verbiedt een advocaat immers zich nadat om uitspraak is gevraagd zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Dit klachtonderdeel acht de raad derhalve ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 2 overweegt de raad dat het ingevolge gedragsregel 15 lid 1 een advocaat niet geoorloofd is om zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter of de instantie te wenden aan wiens oordeel de zaak is onderworpen, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van de mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededeling te reageren. De raad overweegt hierbij dat ook een rolrechter een rechter is als bedoeld in gedragsregel 15 lid 1 en dat verweerder dus een fout heeft gemaakt. Op de zitting is echter gebleken dat het niet ging om een inhoudelijke mededeling in de zaak, doch om het wijzen op een administratieve fout. Verweerder heeft getracht die telefonisch recht te zetten. Nu hieraan geen consequenties zijn verbonden, en verweerder alsnog een schriftelijke mededeling met betrekking tot de administratieve fout moest uit doen, acht de raad dit klachtonderdeel ongegrond. 

Met betrekking tot klachtonderdeel 3 merkt de raad op dat uit het dossier is komen vast te staan dat verweerder niet heeft gereageerd op klagers verzoek om uitleg. Hoewel reactietermijn die hem door klager was gegund erg kort was, komt het de raad voor dat verweerder gedragsregel 17 heeft overtreden door in het geheel niet op klagers verzoeken om informatie te reageren. Omdat de relatie tussen klager en verweerder verstoord was en omdat dit feit niet zo ernstig kan worden geacht, acht de raad een gegrond verklaring zonder oplegging van maatregel passend. Hierbij wordt aldus de aard en ernst van de overtreding uitdrukkelijk in aanmerking genomen.

6.      Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond en klachtonderdeel 3 gegrond. De raad legt terzake daarvan aan verweerder geen maatregel op.

Aldus gegeven door Mr P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.D.E. van den Heuvel, P.J.W.M. Theunissen, leden in tegenwoordigheid van Mr P. Beens, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2010.

Verzonden op:

28 september 2010.

Mr. P. Beens                                                                           mr. P.M. Knaapen      

(plaatsvervangend griffier)                                                     Voorzitter

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.