ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0935 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 171-2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0935
Datum uitspraak: 12-07-2010
Datum publicatie: 03-09-2010
Zaaknummer(s): H 171-2009
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Een afspraak over betaling in een toevoegingszaak is op zichzelf niet ongeoorloofd als een cliënt ondanks de mogelijkheid van een toevoeging wenst te betalen. Het is een advocaat echter niet toegestaan een cliënt in die richting te beïnvloeden. De advocaat dient zich ervan te vergewissen dat de cliënt weet welk recht hij prijsgeeft, dat hij dit werkelijk wil en dat hij de financiële consequenties hiervan kan dragen. Om misbruik van gefinancierde rechtshulp te voorkomen, dient over de aard van de betaling een niet voor misverstand vatbare schriftelijke afspraak te worden gemaakt. In onderhavig geval is dit niet gebeurd. Financiële afspraken zijn onvoldoende schriftelijk vastgelegd.   Klacht gegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

H 171-2009

de raad van discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

BESLISSING

Inzake

De klacht van:

 “klager”,

tegen

 “verweerder”,

1.      Verloop van de procedure

1.1.            Per brief van 17 augustus 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de door klager op 5 juni 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2.            Verweerder heeft de navolgende stukken aan de raad doen toekomen:

·        brief van 28 december 2009;

·        brief van 22 april 2010.

Deze brieven met bijlagen zijn aan het dossier toegevoegd.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 31 mei 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 5 januari 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 17 mei 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld

1.3.            De klacht is behandeld ten openbare zitting van de raad van 31 mei 2010. Verschenen zijn klager, verweerder en een oud-medewerker van verweerder.

2.      De feiten

2.1.            Het volgende is komen vast te staan:

in 2007 heeft verweerder klager bijgestaan in diens geschil met X. Voor deze bijstand verkreeg klager een toevoeging van de raad voor rechtsbijstand. De eigen bijdrage ven € 92,= is door klager voldaan. Het geschil met X werd in der minne geschikt. Door X werd aan klager een schadeloosstelling betaald. Verweerder heeft op deze schadeloosstelling € 1.500,= ingehouden om zijn declaratie te voldoen.

3.      De klacht

3.1.            De klacht bestaat uit het navolgende:

ondanks het feit dat verweerder aan mij als raadsman was toegevoegd heeft hij een bedrag van € 1.500,= ingehouden op de door de tegenpartij te mijnen behoeve betaalde schadevergoeding.

3.2.            Ter toelichting op de klacht is door klager het navolgende aangevoerd:

in 2007 heeft hij verweerder benaderd om hem bij te staan in een geschil met X. Inmiddels oefent verweerder geen praktijk meer uit. Verweerder heeft een toevoeging gekregen van de raad voor rechtsbijstand. De eigen bijdrage heeft klager voldaan. Het geschil met X werd in het voordeel van klager beslecht. De door X betaalde schadeloosstelling ontving verweerder op een zogeheten “Derdengeldrekening”.

Verweerder heeft ten onrechte € 1.500,= ingehouden op deze schadeloosstelling, omdat de raad voor rechtsbijstand de declaratie van verweerder al had voldaan. Dit is door een tweetal medewerkers van de raad voor rechtsbijstand bevestigd.

Op deze wijze heeft verweerder een dubbele honorering geïnd voor verrichte werkzaamheden. Ondanks schriftelijke en telefonische verzoeken biedt verweerder geen opheldering.

4.      Het verweer

4.1.            Het standpunt van verweerder houdt in:

verweerder ontkent dat hij klachtwaardig zou hebben gehandeld en dat hij een dubbele honorering zou hebben geïnd. Bij aanname van de zaak zijn ten aanzien van de kosten van verweerder duidelijke afspraken gemaakt. Verweerder zou zijn honorarium matigen tot € 150,= á € 200,= per uur. Klager en verweerder hadden afgesproken dat verweerder een toevoeging bij de raad voor rechtsbijstand zou proberen aan te vragen om eventueel te maken proceskosten en griffierechten. X zou moeten worden gedagvaard. Dit is met klager besproken en, naar verweerder aannam, ook door hem begrepen. De toevoeging is verstrekt. De zaak kon in de minne worden afgewikkeld en het is niet tot een gerechtelijke procedure gekomen. Met andere woorden: de procestoevoeging die was toegekend hoefde eigenlijk niet te worden gebruikt. X was bereid om eenmalig een bedrag van € 20.000,= aan klager uit te keren. Op basis van het afgesproken uurtarief zou er een declaratie worden uitgeschreven voor

€ 2.546,60. Onder aftrek van een voorschot van € 1.500,= zou verweerder het restantbedrag van de schadeloosstelling van X overmaken aan klager.

Verweerder heeft klager voorgesteld om de toevoeging die was toegekend, te innen bij de raad voor rechtsbijstand.

Er is toen duidelijk afgesproken dat, als het bedrag van de raad voor rechtsbijstand overgemaakt zou worden, verweerder dit bedrag zou gebruiken om in mindering te brengen op zijn declaratie. Dit alles is met instemming van klager geschied.

De raad voor rechtsbijstand heeft inderdaad een vergoeding betaald van € 750,52 excl. BTW.

Dit hield in dat klager de facto nog een bedrag zou moeten betalen van € 204,08. Verweerder geeft aan dat hij uit coulance bereid is om dit bedrag kwijt te schelden.

Verweerder stelt dat het een misvatting is dat tussen hem en klager afgesproken zou zijn dat hij geen declaratie meer aan klager zou sturen omdat de raad voor rechtsbijstand een toevoeging had toegekend.

Verweerder is van mening dat hij correct en zorgvuldig heeft gehandeld en dat hij de belangen van klager ook in financieel opzicht naar behoren heeft behartigd.

5.      Beoordeling van de klacht

5.1.             Uit dit dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken vloeit voort dat verweerder voor klager een toevoeging heeft aangevraagd. Dit is in overleg met klager geschied. Klager is er vanuit gegaan dat de gegeven toevoeging zag op zowel het advies als het procestraject van de kwestie. Verweerder stelt dat hij met klager heeft besproken dat de toevoeging enkel zag op het voeren van een procedure.  Noch uit het dossier, noch ter zitting is echter gebleken dat dit uitdrukkelijk door verweerder aan klager is medegedeeld, terwijl verweerder dit evenmin uitdrukkelijk schriftelijk aan klager heeft bevestigd.

Tevens staat vast dat de toevoeging die is verkregen van de raad voor rechtsbijstand door verweerder is gebruikt. Hij heeft de gelden van de raad voor rechtsbijstand en het door klager aan hem betaalde voorschot van € 1.500,00 verrekend met zijn declaratie.

De raad overweegt dat een afspraak over betaling op zichzelf niet ongeoorloofd is als de cliënt ondanks de mogelijkheid van een toevoeging wenst te betalen, maar de advocaat mag de cliënt niet in die richting beïnvloeden en moet zich in tegendeel deugdelijk ervan vergewissen, dat de cliënt weet welk recht hij prijs geeft, dat hij dit werkelijk wil en dat hij de consequenties daarvan kan dragen. De veronderstelling van de advocaat dat de cliënt wel weet wat hij doet, is onvoldoende.

Bovendien zal, mede om misbruik van het stelsel van gefinancierde rechtshulp te voorkomen, over de aard van de betaling een niet voor misverstand vatbare schriftelijke afspraak moeten worden gemaakt. Nu dit in onderhavig geval niet is geschied, acht de raad de handelwijze van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder heeft onvoldoende schriftelijk vastgelegd en aldus dient de onzekerheid over hetgeen zich met betrekking tot een mogelijke toevoeging heeft afgespeeld voor rekening van verweerder te komen.

Vast staat dat in deze zaak door de cliënt een bedrag van € 1.500,00 is betaald en dat daarnaast door de advocaat een voor de cliënt verkregen toevoeging is geïnd. Dit is ontoelaatbaar.

De raad overweegt voorts uitdrukkelijk dat het vaste rechtspraak is van het Hof van Discipline dat, indien een cliënt in een bepaalde zaak voor een toevoeging in aanmerking komt, de advocaat zijn werkzaamheden in die zaak kosteloos dient te verrichten, ook wanneer het werkzaamheden betreffen die reeds zijn verricht voordat de toevoeging is afgegeven.

De raad acht de klacht dan ook gegrond.

Gelet op de omstandigheid dat verweerder niet meer werkzaam is als advocaat volstaat de raad met na te noemen maatregel.

6.      Beslissing

De raad verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs J.J.M. Goumans, E.P.C.M. Teeuwen, P.J.W.M. Theunissen en P.A.M. van Hoef, leden, in tegenwoordigheid van Mr P. Beens, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2010.

Verzonden op: 20 juli 2010.

Griffier                                                              Voorzitter

mr. P. Beens                                                                 mr. R.P.G. Houterman

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.