ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0782 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 208-2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0782
Datum uitspraak: 31-05-2010
Datum publicatie: 25-06-2010
Zaaknummer(s): M 208-2009
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Op geen enkele wijze is gebleken dat de grenzen van wat een behoorlijk advocaat betaamt zijn overschreden. Noch in het verzetschrift, noch tijdens de mondelinge behandeling zijn feiten en omstandigheden naar voren gebracht die tot een andere conclusie dan afwijzing van de klacht leiden.

M 208 -2009 Klacht

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

klager,

tegen

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 2 november 2009 heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 21 oktober 2009, welke beslissing aan klager, verweerder en de deken werd toegezonden op 26 oktober 2009.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 29 maart 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 2 februari 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 15 maart 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

2.         De feiten

Verweerder trad in een civiele procedure op als advocaat van de wederpartij van klager. De rechtbank te Maastricht heeft bij vonnis d.d. 25 juni 2008 (verbeterd bij vonnis van 6 augustus 2008) de vorderingen van klager afgewezen, met veroordeling van klager in de proceskosten. Klager heeft tegen voormeld vonnis geen hoger beroep ingesteld. Verweerder heeft de advocaat van klager bij brief d.d. 12 augustus 2008 aangeschreven met het verzoek binnen 14 dagen de door de rechtbank geliquideerde proceskosten te betalen, met aankondiging van betekening en zo nodig executie bij gebreke van betaling.

3.         De klacht

Verweerder heeft duidelijk laakbaar en leugenachtig gedrag ten toon gespreid:

-         verweerder heeft gelogen tegenover de rechter en de rechter daardoor met succes op het verkeerde been weten te zetten;

-         verweerder heeft na gedane toezeggingen ter comparitie nalatig en onzorgvuldig geopereerd; hij heeft niets meer van zich laten horen, waardoor de rechter vonnis heeft gewezen;

-         onbehoorlijk debiteurengedrag van verweerder.

4.         Beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat naar zijn oordeel uit de overgelegde stukken op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder de grenzen van wat een behoorlijk advocaat betaamt heeft overschreden.

5.         Het verzet

Klager heeft zich in het verzetschrift op het standpunt gesteld dat de voorzittersbeslissing onjuist is.

6.         Beoordeling van het verzet

Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter terecht overwogen dat uit de overgelegde stukken op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder de grenzen van wat een behoorlijk advocaat betaamt heeft overschreden. Noch in het verzetschrift, noch tijdens de mondelinge behandeling heeft klager feiten en omstandigheden naar voren gebracht die tot een andere conclusie leiden.

Het onderzoek in verzet heeft dan ook niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.

De raad is dan ook van oordeel dat het verzet als ongegrond moet worden afgewezen.

7.         Beslissing

De raad verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. L.W.M. Caudri, L.R.G.M. Spronken, J.D.E. van den Heuvel, R.G.A.M. Theunissen, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 31 mei 2010.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                           mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                      voorzitter.

Verzonden op:

 1 juni 2010.

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.