ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0248 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 132 - 2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0248
Datum uitspraak: 04-01-2010
Datum publicatie: 20-01-2010
Zaaknummer(s): M 132 - 2009
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Vertrouwen in de advocatuur geschonden door in een gezamenlijk geschil van twee echtelieden met een gezamenlijk belang voor de ene echtgenoot een toevoeging aan te vragen en voor de andere echtgenoot betalend op te treden en door een toevoeging aan te vragen voor een niet bestaand geschil. Dekenbezwaar gegrond; voorwaardelijke schorsing voor 4 weken, proeftijd 2 jaar.  

M 132 - 2009

BESLISSING

van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake het bezwaar van de

deken

tegen

verweerder

_____________________________________________________________________

Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven dd. 11 december 2008 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de klachtstukken in de klachtzaak bij de raad bekend onder nummer M 190-2008 (verweerder) aan de raad doen toekomen.

Door de raad was een mondelinge behandeling vastgesteld op 20 april 2009.

Op de ochtend voor de zitting werd de klacht door mr. X, advocaat te V, namens mw. Y ingetrokken.

De deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht heeft hierna voormelde klacht als dekenbezwaar overgenomen en deze nog aangevuld met een tweetal andere bezwaren. De deken heeft vervolgens, onder verwijzing naar de klachtstukken in klachtzaak M 190-2008, de verdere klachtstukken behorend bij zijn onderhavige dekenbezwaar aan de raad doen toekomen bij brief dd. 26 juni 2009, welke stukken vermeld zijn in de bij deze brief gevoegde inventarisstaat.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 30 juni 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 19 oktober 2009.

Ter mondelinge behandeling waren de deken, verweerder en mevrouw Y.  aanwezig.

Vaststelling van de feiten voorzover voor de klacht van belang.

Verweerder trad op voor samenwonende echtelieden in een civielrechtelijk geschil met de gemeente betreffende aan hun woning geleden schade.

Verweerder heeft in deze zaak een toevoeging aangevraagd ten behoeve van mevrouw Y, welke toevoeging op 1 oktober 2003 is verleend.

Verweerder heeft in 2006 een toevoeging aangevraagd voor de heer Y..in verband met een bestuursrechtelijk geschil tussen de heer Y. en de gemeente, welke toevoeging op 20 oktober  2006 is verleend.

Verweerder heeft voor beide toevoegingen de eigen bijdrage bij de heer en mevrouw Y.in rekening gebracht en   beide toevoegingen bij de Raad voor Rechtsbijstand gedeclareerd.

Verweerder heeft in de zaak van de heer en mevrouw Y./ de gemeente op 27 april  2007 een bedrag ad € 14.844,77 bij de heer en mevrouw Y. in rekening gebracht. Bij brief dd. 26 maart 2008 is door verweerder in deze zaak een bedrag ad

€ 25.421,79 in rekening gebracht. Verweerder schreef bij brief dd. 26 maart 2008 dat hij zijn einddeclaratie aan de heer en mevrouw Y. deed toekomen, omdat zij in de zaak tegen de gemeente  integrale betaling hadden ontvangen.

Verweerder heeft, nadat hij overleg met de Raad voor Rechtsbijstand had gehad, bij brief dd. 6 oktober 2008 aan de deken bericht dat hij de factuur van € 25.421,79 zou crediteren.

Inhoud van de klacht.

1. Verweerder heeft in de zaak Y. de/gemeente over de periode 2003-2006 een rekening aan de heer Y. gestuurd, terwijl hij in die zaak procedeerde op een toevoeging ten name van mevrouw Y. en terwijl de procedure betrekking had op een gezamenlijk geschil van de twee echtelieden versus de gemeente.

2. Verweerder heeft in de gerechtelijke procedure van het echtpaar Y. tegen de gemeente niet gehandeld op een wijze als van een redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht.

3. Verweerder heeft tegenover de deken in strijd met de waarheid beweerd dat hij in het gerechtelijk geding de eis had vermeerderd van 40.000 euro naar 80.000 euro

Standpunt van de deken.

Ad onderdeel 1.

Verweerder had de factuur niet mogen versturen omdat de werkzaamheden die hij voor de heer Y. verrichtte onder de toevoeging van mevrouw Y. vielen. Verweerder had de declaratie niet eens gespecificeerd, terwijl hij wel met incassomaatregelen dreigde.

Ad onderdeel 2.

Verweerder heeft de zaak te beperkt ingestoken. Hij heeft de vordering op een onjuiste grondslag gebaseerd. De rechtbank overwoog bij vonnis het volgende : “Gegeven de tot toezeggingen/opgewekt vertrouwen beperkte grondslag van de vordering, kan de vraag naar de oorzaak van de waterschade, oftewel de vraag of het riool al dan niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, in het midden blijven. Hetzelfde geldt voor de omvang van de door Y. gestelde schade.”

Verweerder heeft de zaak onzorgvuldig behandeld, waardoor de vordering a priori is ontzegd. Verweerder heeft door deze lichtvaardige en onzorgvuldige wijze van procederen niet alleen de heer en mevrouw Y. schade berokkend, maar ook de stand van de advocatuur geschaad, waarvan verweerder tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken.

Ad onderdeel 3.

De heer en mevrouw Y. leefden in de veronderstelling dat in rechte een bedrag van

€ 80.000,- was gevorderd. Verweerder heeft in strijd met de waarheid tegen de deken gezegd dat hij een akte tot vermeerdering van eis had genomen.

Standpunt van verweerder.

Ad onderdeel 1.

Er heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden betreffende het eerste onderdeel van de klacht. Verweerder verwijst naar het standpunt van de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerder heeft de declaratie ingetrokken.

Ad onderdeel 2.

Verweerder heeft in het voortraject diverse malen met de verantwoordelijke wethouder overleg gevoerd, waarbij was overeengekomen dat geclaimde schadeposten afzonderlijk zouden worden vergoed. In onderling overleg met cliënten en de gemeente is een onafhankelijke deskundige benoemd, die de schade heeft vastgesteld op € 13.500, - , welke schade uiteindelijk ook is vergoed.

De schade van de heer en mevrouw Y. is vergoed en het vonnis van de rechtbank is daarom niet maatgevend;

Ad onderdeel 3.

Er heeft geen eisvermeerdering plaatsgehad, omdat de heer en mevrouw Y. niet met bescheiden konden aantonen dat hun schade 80.000 euro was. Verweerder heeft alleen in de correspondentie naar de advocaat van de wederpartij een schadebedrag van ruim € 80.000,- genoemd. Nu geen eisvermeerdering heeft kunnen plaatsvinden is geen sprake van strijd met de waarheid. Verweerder heeft cliënten zeker niet in de waan gelaten dat het bedrag van

€ 80.000,- daadwerkelijk middels een vermeerdering van eis in rechte was gevorderd. Verweerder heeft zijn cliënten hierover geïnformeerd.

Beoordeling van de klacht.

Ad onderdeel 1.

Vast staat dat verweerder een tweetal facturen aan de heer en mevrouw Y. heeft verzonden; een factuur ad  € 14.844,77 op 27 april 2007 en een factuur ad

€ 25.421,79 op 26 maart 2008. Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt wat de samenhang tussen beide declaraties was. Een advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Het had op de weg van verweerder gelegen aan zijn cliënten duidelijkheid te geven omtrent de beide facturen.

Verweerder stelt dat hij zijn werkzaamheden bij de heer Y. in rekening mocht brengen, omdat alleen aan mevrouw Y. een toevoeging was verleend. De raad stelt vast dat de facturen door verweerder aan beide echtelieden zijn verzonden, wat in tegenspraak is met voornoemde stelling van verweerder. Voor het overige onderschrijft de raad de opvatting van verweerder, dat hij zijn werkzaamheden aan de heer Y. in rekening mocht brengen omdat alleen aan mevrouw Y. een toevoeging was verleend, niet. Niet valt in te zien waarom aan de heer Y. werkzaamheden in rekening zouden mogen worden gebracht, terwijl deze onder de aan mevrouw Y. verstrekte toevoeging vielen. Vast staat dat de werkzaamheden die verweerder heeft verricht in de zaak Y. / de gemeente betrekking hadden op een geschil van beide samenwonende echtelieden in één zaak, met één gezamenlijk belang. Wanneer er sprake is van een gezamenlijk geschil van twee echtelieden met een gezamenlijk belang ligt het allereerst op de weg van de advocaat een gezamenlijke toevoeging voor de beide echtelieden aan te vragen. Indien een advocaat voor de door hem te verlenen rechtsbijstand in een gezamenlijk geschil van beide echtelieden, om welke reden dan ook, slechts voor een van beide echtelieden  een toevoeging aanvraagt, staat het hem niet vrij de ene echtgenoot kosten in rekening te brengen voor zijn werkzaamheden terwijl daarvoor aan de andere echtgenoot een toevoeging is verleend. In dat geval strekt de toevoeging uit tot alle werkzaamheden betreffende het geschil waarvoor de toevoeging is verleend. Verweerder heeft aldus de heer Y. werkzaamheden in rekening gebracht, terwijl voor het verrichten van die werkzaamheden al een toevoeging was verleend.

Daarnaast is komen vast te staan dat verweerder, drie jaar nadat de toevoeging aan mevrouw Y. was verleend, een toevoeging heeft aangevraagd ten behoeve van de heer Y. betreffende een bestuursrechtelijk geschil tegen de gemeente, terwijl het hier werkzaamheden betrof in het civielrechtelijke geschil met de gemeente, waarvoor eerder aan mevrouw Y. een toevoeging was verleend en door verweerder ook nog facturen aan de heer en mevrouw Y. waren verzonden.

Op grond van het bovenstaande is de raad van oordeel dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals van een behoorlijk advocaat verwacht mag worden. Werkzaamheden in rekening brengen waarvoor een toevoeging is verleend en het aanvragen van een toevoeging voor een niet bestaand geschil valt een advocaat tuchtrechtelijk zwaar aan te rekenen.

Verweerder heeft door zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur op ernstige wijze geschonden. Op grond van bovenstaande is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.

Ad onderdeel 2.

Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder. Verweerder wordt door de deken verweten de zaak onzorgvuldig te hebben behandeld door de vordering slechts op één grondslag te baseren.

De raad overweegt dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid  een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Verweerder heeft in overleg met zijn cliënten overleg gevoerd met de gemeente, waarbij volgens verweerder bepaalde afspraken zijn gemaakt, waarop hij de vordering heeft gebaseerd. Hoewel denkbaar ware geweest dat verweerder nog andere rechtsgronden jegens de gemeente had ingeroepen, en vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de wijze waarop verweerder de zaak heeft aangepakt, zijn uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht onvoldoende feiten vast komen te staan, die reden  geven om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken van de wijze waarop hij de zaak heeft aangepakt.

Dit onderdeel van het bezwaar zal daarom als ongegrond moeten worden afgewezen.

Ad onderdeel 3.

De lezingen  van partijen over hetgeen door verweerder over de eisvermeerdering tegen de deken is gezegd staan lijnrecht tegenover elkaar. Partijen hebben klaarblijkelijk een verschillende beleving van wat door verweerder hierover tegen de deken is gezegd. Nu niet is komen vast te staan dat het verweten handelen door verweerder heeft plaatsgevonden, dient dit onderdeel van het bezwaar als ongegrond te worden afgewezen.

BESLISSING.

De raad verklaart onderdeel 1 van de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de tijd van 4 weken, met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op 2 jaren aan een in artikel 46 van de advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

De raad verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond.

Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. L.W.M. Caudri, L.J.M. Luchtman, E.P.C.M. Teeuwen en M. B. Ph. Geeraedts, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op  4 januari 2010

griffier.      voorzitter.

Verzonden op:  5 januari 2010               

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.