ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1495 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3421/10.51

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1495
Datum uitspraak: 01-11-2010
Datum publicatie: 11-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3421/10.51
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verweerders als latere bestuursleden van de Stichting Derdengelden die in 2004 heeft beschikt over gelden die door de vorige advocaat van klaagsters wederpartij aan de Stichting zijn overgemaakt. De klacht behelst tevens dat verweerders tot zekerheid voor hun vordering op hun cliënt hypotheekrecht hebben verkregen op diens woonhuis en dat hypotheekrecht hebben geëxecuteerd, waardoor klaagster zou zijn benadeeld. Wegens tijdsverloop sedert de bekendheid met de beschikking over de derdengelden is klaagster in het eerste klachtonderdeel niet-ontvankelijk. De hypotheekstelling en de executie van het hypotheekrecht hebben plaatsgevonden na overleg met de Deken. Verweerders hebben niet gehandeld in strijd met voor hen geldende regels. Tweede klachtonderdeel is ongegrond.

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 28 augustus 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerders. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht

door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 19 maart 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3   De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 6 september 2010 . Ter zitting is klaagster verschenen, bijgestaan door mr. Van H., advocaat te Den Haag. Verweerder H. is verschenen mede namens verweerder R.

FEITEN

2.1 Klaagster heeft in de jaren tot 2003 met de heer V. een onderneming gedreven die zich richtte op het geven van onderwijs.

In verband met de beëindiging van de relatie tussen klaagster en de heer V. hebben zij de samenwerking gestaakt en is over de afwikkeling van de onderneming

geschil ontstaan.

2.2  In het geschil is klaagster en/of haar besloten vennootschap bijgestaan door mr. Van H. voornoemd. De heer V. en/of zijn besloten vennootschap werd

aanvankelijk bijgestaan door mr. W., verbonden aan [naam kantoor] te Rotterdam.

2.3  In of omstreeks januari 2004 zijn tussen partijen gesprekken gevoerd, welke onder meer betrekking hadden op de incasso van gelden van cursisten.

2.4  In maart en april 2004 hebben twee cursisten elk een bedrag van € 7.020,-- betaald op de rekening van de Stichting Derdengelden van [naam kantoor].

2.5  Omtrent de bestemming van danwel de rechten op die betaalde cursusgelden is in de loop van 2004 door de advocaat van klaagster met de advocaat van de

wederpartij gecorrespondeerd.

2.6  De heer V. heeft de behartiging van zijn belangen in april 2004 opgedragen aan een andere advocaat, mr. De K., hierna: “mr. De K.”, destijds verbonden aan het  kantoor van verweerders.

2.7  [Naam kantoor] heeft op 18 oktober 2004 voormelde op haar derdenrekening ontvangen gelden overgemaakt aan de stichting derdengelden van het kantoor van  verweerders, toen genaamd De K. & R. Advocaten.

2.8  Mr. De K. heeft de op de rekening van de stichting beheer derdengelden De K. & R. ontvangen gelden op 18 oktober 2004 aan de heer V. danwel diens

besloten vennootschap betaald door deze te verrekenen met zijn declaratie(s) aan de heer V.

2.9  Verweerder H. is in 2006 toegetreden tot De K.& R. Advocaten.

2.10  Verweerders zijn elk bestuurslid van de Stichting Beheer Derdengelden van H.r & R. Advocaten. De kantoornaam van De K. & R. Advocaten is op enig

moment na de toetreding van verweerder H. gewijzigd in H. & R. Advocaten.

2.11  In de loop van 2007 heeft de heer V., in verband met een vordering van De K. & R. Advocaten terzake van openstaande declaraties, aan De K. & R.een recht

van tweede hypotheek verleend op het aan de heer V. toebehorende woonhuis.

Daarbij is de openstaande vordering van De K. & R. omgezet in een lening. Terzake van deze hypotheekvestiging heeft De K. & R. vooraf overleg met de Deken 

gevoerd.

2.12    Omstreeks september 2008 heeft H. & R. haar recht van hypotheek uitgeoefend, hetgeen heeft geleid tot een executieverkoop. In de executieprocedure is

een onderhandse verkoop op grond van artikel 3:268 lid 2 BW tot stand gekomen met een te Rotterdam gevestigde vastgoedmaatschappij.

De executieverkoop heeft plaatsgevonden na voorafgaand overleg van verweerders met de Deken.

KLACHT

3.1        De klacht behelst de volgende verwijten:

a.  verweerders hebben, in hun hoedanigheid van bestuursleden van de Stichting Beheer Derdengelden H. & R. Advocaten niet zorggedragen voor het afgescheiden houden van de van [naam kantoor] ontvangen gelden van het vermogen van hun kantoor;

b.  door de tussentijdse vestiging van een hypotheekrecht konden verweerders hun vordering op de heer V. voor laten gaan op de vorderingen van klaagster. Verweerders hebben van hun (vertrouwelijke) voorkennis over hun cliënt en zijn zakelijke financiële situatie gebruik gemaakt en zij zijn partij geworden. Door de gedwongen verkoop van het pand van de heer V. zijn klaagsters verhaalsmogelijkheden teniet gedaan en is zij financieel gedupeerd.

VERWEER

4.   Verweerders hebben zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Klachtonderdeel a

5.1  Gelet op de toelichting leest de Raad dit klachtonderdeel aldus dat klaagster verweerders verwijt dat de Stichting Derdengelden van hun kantoor de van de

voormalige advocaat van de heer V. ontvangen gelden na ontvangst heeft betaald aan de heer V. 

5.2  Verweerders hebben aangevoerd dat de klacht hierover te laat is ingediend nu het gaat om feiten uit oktober 2004.

5.3  In het algemeen geldt dat het beginsel van de rechtszekerheid meebrengt dat een advocaat er van uit moet kunnen gaan dat door hem verrichte

werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer voor een tuchtrechtelijke beoordeling vatbaar zijn. Na het verstrijken van die termijn, die

afhangt van de omstandigheden van het geval, is het recht om zich over de betreffende werkzaamheden te beklagen vervallen en kan de klager niet meer in zijn

klacht worden ontvangen. Volgens jurisprudentie van het Hof van Discipline geldt dat het beginpunt van de termijn het moment is waarop de gevolgen van de

handelwijze van de advocaat voor de klager kenbaar zijn geworden (HvD 14-06-2004, no. 3901).

5.4  Uit het dossier blijkt dat klaagster sedert begin november 2004 ermee bekend was dat de Stichting Beheer Derdengelden van De K. & R. Advocaten de van

Holland Van Gijzen ontvangen gelden had uitgekeerd door deze op de eigen kantoorrekening over te maken. De overmaking is bevestigd in de brief van 4 november 2004 van mr. De K. aan de advocaat van klaagster.

Sedertdien is tot aan de indiening van de klacht een periode van bijna 5 jaar verstreken.

Naar het oordeel van de Raad is daardoor sprake van een zodanig tijdsverloop dat het recht om zich over het handelen van de (bestuurders van de) Stichting

Derdengelden van De K. & R. Advocaten te beklagen is vervallen.

Zulks geldt nog los van de omstandigheid dat aannemelijk is dat de betreffende overmaking heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van mr. De K. en dat

verweerders daarbij niet betrokken zijn geweest.

5.5  Op grond van het voorgaande is klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a.

Klachtonderdeel b

5.6   Hetgeen bij klachtonderdeel a ten aanzien van het tijdsverloop is overwogen, is niet van toepassing ten aanzien van klachtonderdeel b. De verweten

gedragingen hebben plaatsgevonden in 2008. Toen werd klaagster bekend dat de woning van de heer V. executoriaal verkocht zou worden. 

5.7  Verweerders hebben onbetwist aangevoerd dat de hypothecaire zekerheid voor de vordering van De K. & R. op de heer V. omstreeks maart 2007 is gevestigd

en dat dit heeft plaatsgevonden na overleg met de Deken.

Voorts hebben verweerders, eveneens onbetwist, aangevoerd dat de uitwinning van de hypothecaire zekerheid, omstreeks september 2008, heeft

plaatsgevonden nadat de Deken daarover ingelicht was en er toestemming voor had verleend.

5.8   Op grond van gedragsregel 28 is het de advocaat niet geoorloofd voor de betaling van zijn declaratie andere zekerheid te aanvaarden dan een voorschot in

geld, behoudens in bijzondere gevallen en dan slechts na overleg met de Deken. Uit het verweer volgt dat verweerders dat overleg met de Deken hebben gevoerd.

De vestiging van de hypotheek kan hun derhalve niet in tuchtrechtelijke zin worden verweten.

Het stond verweerders aldus vrij om van de heer V. hypothecaire zekerheid op zijn woning aan te nemen. Anders dan klaagster heeft gesteld, is hier geen sprake

van ongeoorloofd gebruik van “voorkennis” omtrent de cliënt. 

5.9   Evenzo is de Raad van oordeel dat verweerders bij het nemen van executiemaatregelen op grond van het verleende hypotheekrecht niet hebben gehandeld

in strijd met voor hen geldende regels. Zij hebben vooraf aan de Deken toestemming gevraagd en deze verkregen. 

5.10  Het voorgaande brengt mee dat klachtonderdeel b ongegrond is.

BESLISSING

6.1        De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart klaagster in klachtonderdeel a niet-ontvankelijk;

-               verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. J.P. Heinrich, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. A.A.J. Maat, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 1 november 2010.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.