ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1314 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3283/09.115

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1314
Datum uitspraak: 22-11-2010
Datum publicatie: 31-01-2011
Zaaknummer(s): R. 3283/09.115
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Te veel tijdsverloop tussen gewraakte gedragingen en indienen klacht, zonder dat daarvoor door klaagster een rechtvaardigingsgrond is aangevoerd. Niet-ontvankelijkheid van een gedeelte van de klacht. Gegrond gedeelte van de klacht ten aanzien van het ongeoorloofd achterhouden van het dossier door de advocaat.

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 29 juli 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de

Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 11 augustus 2009.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage

hebben gelegen. 

1.3  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 17 mei 2010. Bij tussenbeslissing van 5 juli 2010 is de zaak voor onderzoek terugverwezen

naar de Deken.

1.4  Bij e-mailbericht van 16 juli 2010 heeft de Deken de Raad geïnformeerd. De voortzetting van de behandeling te openbare zitting van de Raad heeft

plaatsgevonden op 25 oktober 2010. Op de voortgezette behandeling ter zitting zijn klaagster en verweerder verschenen.

KLACHT

2. Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a. ten onrechte voor de (overleden) echtgenoot van klaagster cassatie heeft ingesteld in een ontslagzaak;

b. zich schuldig heeft gemaakt aan fraude door een dagvaarding te laten uitbrengen als ware verweerder het adres van klaagster niet bekend, terwijl hij haar adres wel kende en/of door onbevoegdelijk ter incassering bedragen bij te schrijven op een verstekvonnis;

c. meer bedragen incasseert dan hem bij vonnis zijn toegewezen;

d. zich op zijn retentierecht beroept ten aanzien van het dossier van de overleden echtgenoot van klaagster;

e. nooit bereid is geweest klaagster op een behoorlijke manier te woord te staan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van klachtonderdelen a t/m c en e.

3.1 Bij de beoordeling of een klacht over een advocaat nog tijdig is ingediend dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten:

enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, anderzijds

het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtzekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na

een als onredelijk te beschouwen lange tijd bij de Deken en Tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds.

Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst

van de hiervoor bedoelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden worden bepaald. Factoren die een rol kunnen spelen, zijn

onder meer – derhalve niet uitsluitend – de aard en het gewicht van de klacht, en bezien vanuit de positie van de advocaat, de vraag of de advocaat na verloop

van tijd nog redelijkerwijs met een klacht over zijn optreden rekening heeft moeten houden, alsmede de vraag of de inmiddels verstreken tijd de advocaat in een

nadelige positie heeft gebracht.

3.2 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat verweerder door het lange tijdsverloop (vijf jaar) in zijn verdediging belemmerd

wordt. Klaagster heeft niet gemotiveerd waarom zij haar klacht niet eerder heeft ingediend, terwijl niet is gebleken van omstandigheden die meebrengen dat

klaagster desondanks in haar klachten zou moeten worden ontvangen. Gelet op het vorenstaande verklaart de Raad de klachtonderdelen a t/m c en e niet

ontvankelijk.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.3 De Raad van Discipline heeft in zijn beslissing van 5 juli 2010 reeds overwogen dat dit klachtonderdeel gegrond is.

MAATREGEL

4. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding alsmede gelet op het feit dat verweerder ter gelegenheid van de zitting geen inzicht heeft getoond

in de onjuistheid van zijn handelen, acht de Raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

5. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

verklaart de klachtonderdelen a tot en met c en e niet-ontvankelijk en klachtonderdeel d gegrond onder oplegging van de maatregel van berisping aan verweerder.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.A. van Keulen, mr. G.J. Schipper en mr. P.S. Kamminga, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2010.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.