ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1302 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3467/10.97

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1302
Datum uitspraak: 15-11-2010
Datum publicatie: 31-01-2011
Zaaknummer(s): R. 3467/10.97
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van de Deken dat de advocaat zonder afzegging niet is verschenen op zittingen van de Raad van Discipline. De advocaat is niet verschenen op een zitting die was bepaald na een verzoek tot opgaaf van verhinderdata voor een bepaalde periode, maar vóór het antwoord van de advocaat en in een andere periode. De advocaat was verhinderd wegens zittingen elders. In het algemeen betaamt het een behoorlijk advocaat om aanwezig te zijn bij de behandeling ter zitting van een tegen hem ingediende klacht. In casu treft de advocaat op grond van de omstandigheden geen verwijt. Klacht ongegrond.

Procedureverloop

1.1  Bij brief van 14 juni 2010 heeft klager ambtshalve een klacht ingediend tegen verweerder. 

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.3  Verweerder is bij brief van de griffier van 12 augustus 2010 opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 20 september 2010. 

1.4  Verweerder heeft de voorzitter en de leden van de Raad gewraakt bij brief van 7 september 2010. De wraking is behandeld door de wrakingskamer van de

Raad van 13 september 2010. 

1.5  Bij beslissing van 14 september 2010 is het wrakingsverzoek afgewezen.

 1.6  De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van de Raad van 20 september 2010. Ter zitting is mr. R.R. Crince le Roy, klager,

verschenen. Verweerder is verschenen, vergezeld van zijn kantoorgenote mr. B.

Feiten

2.1  In een tegen verweerder bij deze Raad aanhangige klachtzaak (nummer R.3296/09/128) heeft de behandeling van de klacht plaatsgevonden op 26 april 2010.

Een bij deze Raad tegen verweerder aanhangige klachtzaak van de heer A. (nummer R.3344/09.176) is ook op deze zitting behandeld.

2.2  Op de zitting van 26 april 2010 is verweerder, die voor de zitting was opgeroepen door de griffier, niet verschenen. 

Klacht

3.1 De klacht houdt in dat verweerder zonder afzegging niet is verschenen op de zittingen van de Raad van Discipline, terwijl hij op de hoogte was van de datum

en het tijdstip van de zitting. Naar de mening van klager betaamt dit handelen een behoorlijk advocaat niet en dient een advocaat ter zitting te verschijnen uit respect

voor de rechterlijke autoriteiten en teneinde een procedure voor de rechter op een behoorlijke wijze te laten verlopen.

Verweer

4.  Verweerder heeft bij brief van 22 mei 2010 aan klager een reactie gegeven op het voornemen van klager om de onderhavige ambtshalve klacht in te dienen.

Ter zitting heeft verweerder verweer gevoerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

Beoordeling van de klacht

5.1  Op grond van artikel 46 Advocatenwet zijn de advocaten onder meer aan de tuchtrechtspraak onderworpen terzake van enig handelen of nalaten dat een

behoorlijk advocaat niet betaamt.

De advocaat dient zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad.

5.2  Gelet op hetgeen verweerder ter zitting, in zoverre onbetwist, heeft aangevoerd, is de gang van zaken, leidende tot het niet verschijnen van verweerder ter

zitting van 26 april 2010 als volgt geweest.

Op 10 maart 2010 heeft de griffier, zonder een termijn te stellen, aan verweerder verzocht zijn verhinderdata op te geven voor de maanden mei en juni 2010 met

het oog op het bepalen van de mondelinge behandeling in de betrokken zaak. Verweerder had op dat verzoek nog niet gereageerd toen de griffier bij brief van 25

maart 2010 meedeelde dat de zaak zou worden behandeld op 26 april 2010 om 16.10 uur. Verweerder was op 26 april 2010 verhinderd wegens een comparitie

van partijen, een strafzaak en een voorgeleiding. Verweerder heeft om die reden geen gehoor gegeven aan het verzoek van de griffier zijn komst op 26 april 2010

(schriftelijk) te bevestigen. 

5.3  Verweerder heeft, onder verwijzing naar de voormelde gang van zaken, aangevoerd dat het voor hem onmogelijk was om op de zitting aanwezig te zijn.

5.4  De Raad is van oordeel dat het in het algemeen een behoorlijk advocaat betaamt om, indien over hem een tuchtrechtelijke klacht is ingediend, aanwezig te zijn bij  de behandeling van die klacht door de rechter.

Onder omstandigheden kan er aanleiding zijn hiervan af te wijken.

5.5  De Raad is van oordeel dat de in deze zaak gebleken omstandigheden, voorafgaande aan de zitting van 26 april 2010, meebrengen dat verweerder geen

 tuchtrechtelijk verwijt treft van het feit dat hij niet op die zitting is verschenen.

Dit neemt niet weg dat het minstgenomen de voorkeur had verdiend indien verweerder van zijn afwezigheid en de redenen daarvoor mededeling had gedaan aan

de Raad.

5.6  Klager heeft ter zitting nog aangevoerd dat het hem ook te doen is om het patroon van handelen wanneer het erom gaat dat verweerder zich moet

verantwoorden op zittingen bij de tuchtrechter.

Dit maakt geen deel uit van de klacht zodat de Raad dit aspect in de onderhavige zaak buiten beschouwing laat.

5.7  Het voorgaande brengt mee dat de klacht ongegrond is. 

Beslissing

6.1 De Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage:

-               verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij , voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. R. de Haan, mr. J.A. van Keulen, mr. H.E. Meerman , leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 15 november 2010.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.